zondag 14 oktober 2012

Geloof en tips in BW1

Betreffende godsdienst (islam-jongetje of meisje werd gedoopt) en andere opmerkelijke punten voor ouders :

BURGERLIJK WETBOEK 1, :Artikel 254 anno 2012:

1. Indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen van een stichting BJZ als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg. {Dit cliché wordt gebruikt, veelal zonder deugdelijke, diagnostische of pedagogische onderbouwing door BJZ om aan werkgelegenheid te komen; aan de uitleg “ernstig” komt BJZ, stichting genoemd,  en RvdK vaak niet toe, en geven geen afweging tegenover de negatieve invloed die van deze gedwongen maatregel uitgaat op een ontvankelijk kind.}
2. De kinderrechter kan een in het eerste lid bedoelde minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend en die in verband daarmee in een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verblijft, onder toezicht stellen van een daartoe door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon.
3. Onze Minister van Justitie kan voorwaarden stellen bij of voorschriften verbinden aan de aanvaarding, bedoeld in het tweede lid, en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden. {Oude tekst - weggenomen uit BW1 - is: “3. Bij de toepassing van het eerste lid let de kinderrechter op de godsdienstige gezindheid en de levensovertuiging van de minderjarige en van het gezin waartoe deze behoort.”
4. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van een ouder, een ander die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, de raad voor de kinderbescherming, of het openbaar ministerie.
5. Op verzoek van de stichting BJZ, dan wel op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaren of ouder, kan de kinderrechter de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, die het toezicht heeft, vervangen door een zodanige stichting BJZ in een andere provincie. De raad voor de kinderbescherming is bevoegd het in de vorige volzin bedoelde verzoek in te dienen, indien de raad van oordeel blijft dat de uithuisplaatsing niet op de voet van artikel 263, eerste lid, dient te worden beëindigd. Indien ten tijde van een verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling niet meer wordt voldaan aan de eisen voor benoembaarheid, bedoeld in het tweede lid, vervangt de kinderrechter ambtshalve de door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon door een stichting BJZ als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, tenzij voortzetting van de taken door bedoelde rechtspersoon hem om reden van continuïteit noodzakelijk voorkomt.
6. Op een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, zijn de bepalingen van de afdelingen 4 en 5 alsmede artikel 326 van overeenkomstige toepassing. In geval van vervanging op de voet van het vijfde lid van de in het tweede lid bedoelde rechtspersoon, wordt de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, in de provincie waar de desbetreffende minderjarige duurzaam verblijft benoemd.

Artikel 255

De kinderrechter kan hangende het onderzoek de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen indien dit dringend en onverwijld noodzakelijk is. Hij bepaalt de duur van dit voorlopige toezicht op ten hoogste drie maanden en kan de beslissing te allen tijde herroepen. {Dat kan dus opeens een gezin overkomen! Onvoorbereid. Toch worden ouders tips gegeven om het boekje De Jungle van de Jeugdzorg (www.stichtingKOG.info) preventief te lezen, maar ach.... ongeloof ofzo weerhoudt liefhebbende ouders preventief te lezen}

Artikel 256

 

1. De kinderrechter bepaalt de duur van de ondertoezichtstelling op ten hoogste een jaar. {Maar men kan ook korter verzoeken met argument: diagnosticeer! Kwart jaar of half jaar.}
2. De kinderrechter kan de duur telkens voor ten hoogste een jaar verlengen. Hij kan dit doen op verzoek van de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, een ouder, een ander die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie.
3. Indien de stichting [BJZ], bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg , niet overgaat tot een verzoek tot verlenging doet zij hiervan zo spoedig mogelijk en onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
4. De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond daarvoor niet langer bestaat. Hij kan dit doen op verzoek van de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaren of ouder.

Artikel 257  {Een vergeten wets-artikel voor jeugdzorgwerkers! Het is onderbouwd uit EVRM art. 8 en IVRK art. 24 e.a..}

1.De stichting [BJZ], bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, houdt toezicht op de minderjarige en zorgt dat aan de minderjarige èn de met het gezag belaste ouder[s] hulp en steun worden geboden teneinde de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarige af te wenden.
2.Deze hulp en steun zijn erop gericht de met het gezag belaste ouder[s] de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding zoveel mogelijk te doen behouden. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van de hulp en steun. {Hoe vaak wordt dit met een smoesje vanuit BJZ afgedaan?}
3.Indien het leeftijds- en ontwikkelingsniveau van de minderjarige en diens bekwaamheid en behoefte zelfstandig te handelen en zijn leven naar eigen inzicht in te richten daartoe noodzaken, zijn de hulp en steun, meer dan op het vergroten van de mogelijkheden van de ouders om hun kind te verzorgen en op te voeden, gericht op het vergroten van de zelfstandigheid van de minderjarige.
4.De stichting [BJZ], bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, bevordert de gezinsband tussen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige. {Dat kan enkel door het kind niet in een door gezinsvoogdij epaterende sfeer te laten leven, en met bezoeken van minimaal een dagdeel en met grote regelmaat;; een diagnost is een beter adviseur voor juiste behandel-trajecten dan een sociaal werkster zonder echte hoogwaardige beroepsethiek en tuchtrecht}.

Artikel 258  {Bezwaar tegen aanwijzingen en indicatiebesluiten van BJZ is mogelijk, maar met zeer korte termijn: zie art. 259 en 260}

 

1. De stichting [BJZ], bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, kan ter uitvoering van haar taak schriftelijk   aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2. De met het gezag belaste ouder en de minderjarige dienen deze aanwijzingen op te volgen. {!!!... of: 259--260}
3. Plaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin geschiedt, behoudens in de gevallen dat de met het gezag belaste ouder daartoe zonder bezwaar van de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg overgaat, alleen krachtens artikel 261.
Artikel 259  {Let op;}
1. Op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaren of ouder kan de kinderrechter een aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt. {deze rechtsgang is vaak gratis}.
2. Bij de indiening van het verzoek wordt de beslissing van de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg , overgelegd. {Dus copiëer alles!}
3. De termijn voor het indienen van het verzoek bij de kinderrechter bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is toegezonden of uitgereikt {ook al heeft het BJZ de verzending enige dagen tegengehouden! Let op termijn!}.
4. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoek blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien de verzoeker redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest.  

Artikel 260

1. De met het gezag belaste ouder en de minderjarige van twaalf jaren of ouder kunnen de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, verzoeken een aanwijzing wegens gewijzigde omstandigheden geheel of gedeeltelijk in te trekken.

2. De stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, geeft een schriftelijke beslissing binnen twee weken na ontvangst van het verzoek. {Houdt als ouders altijd een eigen contactjournaal bij om overzicht te houden in een lang proces, en om de termijnen te bewaken}.

3. Artikel 259 is van overeenkomstige toepassing.
4. Het niet of niet tijdig nemen van een beslissing door de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg wordt voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld met afwijzing van het verzoek. De termijn voor het indienen van het verzoek bij de kinderrechter loopt in dat geval door zolang de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, niet heeft beslist en eindigt, indien de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, alsnog beslist, twee weken daarna.

Artikel 261  {Het UHP, uithuisplaatsen: }

1. Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de stichting [BJZ], bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of van het openbaar ministerie. {Hoe belangrijk is het tegenover de schade die dit veroorzaakt aan het kind? Hoe belangrijk is dit tegenover het gebrek aan onderbouwing en uitleg en pedagogische invloed? Waar is het diagnostisch rapport en de door ouders ondertekende onderzoeksvragen? Is er wel een specialist die deze bewering van BJZ onderschrijft na eigen onderzoek onder beroepsethiek? Hoe wordt de hechting en het ‘de genetische ouders kennen’ onderhouden met voldoende dagdelen per week bezoek? Hoe moet de uithuisplaatsing therapeutisch werken met welke deskundigen als therapeut? Beweren door een jeugdzorgwerker is van onvoldoende niveau t.o.v. IVRK art. 24. Dan is het verzochte in strijd met Grondwet art. 94. Welke therapieën hebben niet gewerkt vanuit de thuissituatie? Hoe zal de opgroeiende een uithuisgeplaatst-zijn ervaren ten aanzien van zijn psychische ontwikkeling?}
2. Indien de uithuisplaatsing betrekking heeft op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg, is het verzoek gericht op effectuering van het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van die wet. Dit besluit wordt bij het verzoek overgelegd. Indien de uithuisplaatsing geen betrekking heeft op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg, wordt bij het verzoek vermeld voor welke verblijfplaats de machtiging wordt gevraagd.
3. In afwijking van de eerste volzin van het tweede lid kan in de gevallen, omschreven in de regels, gesteld krachtens artikel 3, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg en van artikel 9b, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een machtiging tot uithuisplaatsing worden verleend zonder een daartoe strekkend besluit. De machtiging tot uithuisplaatsing geldt in dat geval totdat een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg is genomen. De kinderrechter kan bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijft indien het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg strekt tot uithuisplaatsing. {Onderzoek dit eens! Ouders, wordt wakker.}
4. De kinderrechter kan eveneens een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen zonder dat daarbij een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg wordt overgelegd, indien het verzoek daartoe wordt gedaan door de raad voor de kinderbescherming en de stichting BJZ, bedoeld in artikel 1, onder f, van die wet, geen besluit strekkend tot uithuisplaatsing neemt. In deze gevallen wordt bij het verzoek vermeld voor welke verblijfplaats de machtiging wordt gevraagd. Indien de kinderrechter de machtiging verleent, is de stichting BJZ gehouden deze ten uitvoer te leggen, tenzij de raad met niet-tenuitvoerlegging instemt.
Deze wet gaat veranderd worden; vaak niet ten goede: http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm vanaf BW1:254/255.
Ik zie niets meer –direct– over ‘geloof’ of ‘levensovertuiging’. Dat is stiekem geschrapt voor het gemak van de gezinsvoogdij?
Een cursus http://www.gordontraining.nl/ kan in ouders voordeel werken, en is leuk!
 TS
 
 
                  Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse

5 opmerkingen:

  1. Blijkens mededelingen van AMK, Raad en Bjz aan de Nationale ombudsman wordt niet aan waarheids­vinding gedaan. Met andere woorden, AMK, Raad en Bjz verklaren in onderzoeken, uitgevoerd door een orgaan van de overheid, herhaaldelijk dat zij geen onderzoek doen naar de feiten.

    Hieruit volgt dat de inhoud van rapporten en verslagen van AMK, Raad en Bjz kennelijk niet op feiten is gebaseerd.

    E.e.a. betekent dat de mededelingen van de Raad en Bjz niet geschikt zijn om beslissingen van de rechtspraak op te baseren.

    Het adviseren zonder onderzoek naar de feiten, en beslissen op basis van zo'n advies zonder onderzoek naar de feiten is o.m. in strijd met de rechtsplicht van Nederland ex art. 43 Statuut voor het Koninkrijk, inhoudende de plicht tot het het verzekeren van rechtszekerheid.

    Een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM is eveneens niet mogelijk zonder deugdelijk onderzoek naar de feiten.

    In een rechtstaat zijn instanties die geen onderzoek doen naar de feiten niet geschikt om een rechter te adviseren over te nemen beslissingen!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Is een diagnose een feit of een samengesteld advies? Anamnese door meningvorming door een universitair geschoolde n.a.v. signalen is beter dan beweringen door een sociaal werker.
      Daarom mag men in de zorg niet spreken van waarheidsvinding doch van 'diagnostieke waarheidsvinding'.
      Leer dat nu!
      Dit komt meer in overeenstemming met IVRK artikel 24, een kinderrecht op hoogwaardige diagnostiek voor enig psychosociaal handelen... DIAGNOSTIEKE WAARHEIDSVINDING.
      Dat werkt beter tegenover een rechter!

      Verwijderen
    2. Hoe je het verhaaltje van Bjz noemt is niet zo interessant. Semantiek.

      Beweringen mogen in een rechtstaat niet dienen als basis voor vergaand ingrijpen in het privéleven van burgers, zoals de huidige ots (Bjz-terreur en UHP, ook met Bjz-terreur).
      Geef mij maar eens een goed argument waarom dat allemaal wel zou mogen op die basis.

      Dat argument hebben de kinderrechters ook niet. Die verschuilen zich achter hun lijdelijkheid en achter de wetgever die nu heeft geregeld dat marginale toetsing voldoende is ..

      De enige methode die op dit moment kan helpen is m.i. zoveel mogelijk publiceren over alle misstanden, en alle verantwoordelijken aanspreken op de ernstige gebreken aan het huidige systeem.

      Tot het bij de overheid, in krochten en burelen, zoemt als een bijenkast.

      Verwijderen
  2. @TS, dit is zeer overzichtelijk en makkelijk te begrijpen. BJZ Tilburg zei tegen mij dat er geen gezinsvoogden zijn te vinden met mijn levensovertuiging, maar ze hebben wel een jong meisje over laten waaien uit Breda. BJZ Tilburg's manager geeft toe dat ze wel degelijk gezinsvoogden met een bepaalde levensovertuiging moeten inzetten op aanvraag van ouders, ze hebben ze simpelweg niet. Tja, andere religies geloven niet in dit soort leugenachtige mishandelende praktijken.

    Verder; "Artikel 256

    1. De kinderrechter bepaalt de duur van de ondertoezichtstelling op ten hoogste een jaar. {Maar men kan ook korter verzoeken met argument: diagnosticeer! Kwart jaar of half jaar.}"
    Een goede slimme rechter die de rechten van het kind kent (IVRK) of van de ouders (EVRM)moet met gemak de leugens ongedaan maken in het Hof. Daarnaast is het toch te zielig voor woorden dat kinderrechters deze rechten en wetten iedere dag weer negeren.

    Ik vraag me af waar het staat dat een kind uit huis geplaatst moet worden bij geoorloofd schoolverzuim en gepest? Wat heeft BJZ daarmee te maken?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. De 1. en 2. en 3. enz. per artikel heten lid 1 en lid 2 en lid 3 etc.

    Niet de gezinsvoogd hoeft de levensovertuiging aan te hangen, doch dient er rekening mee te houden, maar dat staat niet meer in het BW1, doch in Grondwet 1.

    Een rechter heeft geen tijd achter gesloten deuren van een familierechtelijke zitting en hij is geen jeugdpsychiater.
    Ouders en jeugdrechtadvocaat dienen preventief op de te verwachten smoesjes van BJZ vooruit te lopen! Al de onderbouwing tot noodzaak van diagnose ("er is niet integraal gekeken door de sociaal werker van BJZ") en de deskundige bij de hand te hebben, zwart op wit, zoals men onder BJZ-mandaat altijd zwart op wit moet werken.

    De smoesjes van BJZ: een kreet door een jeugdzorgwerker, al gaat het over iets banaals, wordt onder het cliché van BW1:254 lid 1 gesteld en de reden tot UHP is er. Zo gaat dat.
    Dus moeten ouders echt preventief weten hoe BJZ werkt. Lezen!
    Weten, hoe er niet afgewogen wordt tegenover de psychische schade van het ge-UHP-zijn.

    BJZ heeft er veel baat bij dat er 'iets' is, hoe banaal ook: het is wat en dus kan de smoes gesteld worden naar de rechter: ten dienste van werkgelegenheid.
    Dat is het werk van BJZ, ter bescherming van hun budget.

    BeantwoordenVerwijderen