Binnen het veld van criminele activiteiten waar mensen zich aan schuldig kunnen maken, neemt de hulpverleningscriminaliteit een aparte plaats in. Het is geen criminaliteit met voorbedachte rade en het is ook geen misdrijf als gevolg van een vlaag van verstandsverbijstering. Het houdt hierin een beetje het midden en kan het best omschreven worden als een overschrijding van wettelijke bevoegdheden en het stapsgewijs loslaten van de ethiek die hoort bij hulpverleningstaken, door opgebouwde spanning in het proces.
Door de manier waarop jeugdbescherming georganiseerd is in ons land, is het onontkoombaar dat ouders ertegen in verzet komen. Zij voelen zich vanaf het begin van een traject van onderzoek naar kindermishandeling geprovoceerd en aangetast in de integriteit van hun ouderschap. De terechte kritiek van ouders op de eenzijdig op het kind gerichte benadering van jeugdbeschermers, waarbij ouders lichtzinnig aan de kant worden geschoven, lokt bij de hulpverleners een tegenreactie op van ‘niet goedschiks, dan kwaadschiks’. Hierbij verliezen ze het bredere belang van de jeugdige uit het oog, dat recht heeft op gezinsleven (EVRM 8)
De kiem van het conflict
De ellende begint al bij de scheve manier waarop de jeugdbeschermer zich verhoudt tot het gezin. Primair krijgt de hulpverlener de opdracht mee, om het belang van de jeugdige centraal te stellen en niet het hele gezin. Dit belang wordt gedefinieerd op een manier dat het kind een los in de ruimte zwevend object is, dat geen specifieke betekenisvolle emotionele banden heeft met andere personen. Het hoeft slechts ‘een dak boven zijn hoofd te hebben, naar school te gaan, en weg gehouden te worden van gevaarlijke situaties.’ De gevaarlijke situatie is de thuissituatie en omdat bewijzen voor het ‘gevaar’ meestal ontbreken, ligt hier al de kiem voor alle verdere conflicten tussen jeugdbeschermer en ouders.
De hulpverlener verschuilt zich erachter niet aan ‘waarheidsvinding’ te hoeven doen (officieel beleid) terwijl het gezonde verstand van de gemiddelde burger die uitgaat van een rechtsstaat, dit weigert te accepteren. Hulpverleners kunnen moeilijk in contact komen met het gevoel van onrechtvaardige behandeling dat ouders ervaren, omdat hun interne weergave van een gegeven situatie altijd gekoppeld is aan beelden van gezinsdrama’s en zij er daarom automatisch vanuit gaan, dat ‘voorkomen beter is dan genezen’. Zij kunnen dit ook makkelijk volhouden, omdat de meeste jeugdbeschermers het kind niet een leven lang zullen volgen, en geen idee hebben van de lange termijnschade voor onterecht uit huis geplaatste en van hun ouders geïsoleerde kinderen.
Escalatie
Het is allemaal kortzichtigheid en paniekpolitiek die maakt dat maatregelen worden doorgedreven die volstrekt onnodig zijn. Woede van ouders over leugens en onrecht, wordt door de hulpverlener vertaald als ‘weerstand’(die het kind in gevaar brengt), ‘persoonlijke problematiek’ en ‘eigen schuld’. De hulpverlener houdt zichzelf voor dat de ouders moeilijk doen:’Ik was redelijk en professioneel (in mijn beschuldigingen zonder bewijs) en wilde alleen maar helpen. Jij begon te schelden.’ De hulpverlener die ‘alleen maar zijn / haar werk doet’, begint zich beledigd te voelen en gaat reactief in de aanval. Door het ontstane conflict lijkt de vermoede ‘instabiliteit’ van ouders bevestigd en de jeugdbeschermer kan nu alles- op - alles gaan zetten om het kind bij de ‘gevaarlijke mensen’ weg te halen. Daarbij wordt er gemakkelijk over de grenzen gegaan van de wettelijke bevoegdheden.
‘Gevaarlijke zaken’ worden uitvergroot, woorden van ouders worden verdraaid, de context van een situatie wordt weggelaten, positieve rapporten worden niet in het dossier opgenomen, wettelijke termijnen worden niet gerespecteerd, verouderde gegevens die al zijn vervallen of met tegenbewijs ontkracht duiken opnieuw in het dossier op, onbewijsbare zaken worden gesuggereerd, de psychische gezondheid van ouders word zonder medische gronden in twijfel getrokken, dossiers gaan naar de rechter zonder ondertekening van ouders, enz, enz.
Het is niet eenvoudig om deze vorm van criminaliteit aan te tonen, omdat de overheid het de jeugdbeschermers wel heel eenvoudig maakt, om op deze wijze te werk te gaan. Er hoeft niet aan waarheidsvinding te worden gedaan, er is geen verplichting tot onderzoek van het kind door een universitair geschoolde gedragswetenschapper (waardoor kindeigen problematiek niet wordt onderkend, maar vertaald als ‘gebrek aan pedagogische vaardigheden’ van ouders) en rechters krijgen te weinig tijd om een dossier goed te kunnen bestuderen.
Bestuurders
Bij veel bestuurders bestaat het beeld dat jeugdbeschermingorganisaties over de hele linie wel redelijk functioneren en dat er af en toe eens wat fout gaat (wat dan verstrekkende en te betreuren gevolgen heeft). Mijn idee is dat er veel meer aan de hand is, dan slordigheid en fouten door tijdsdruk, geldgebrek en een te hoge caseload. Er is in het systeem een conflict ‘ingebakken’, omdat ouders structureel worden geconfronteerd met een inhumane behandeling (niet worden behandeld als rechtspersoon) waar zij terecht tegen in verzet komen. Als de toekomst van je kinderen in hun eigen familieomgeving direct wordt bedreigd, door een onderzoek dat feiten negeert en het ‘nietpluisgevoel’ van de jeugdbeschermers als rode draad heeft, kan het niet anders dan dat liefhebbende en verantwoordelijke ouders hier tegen in gaan.
Zware beschuldigingen
Wanneer zware beschuldigingen kunnen worden geuit, zonder wettelijke garantie op een eerlijk proces voor de beschuldigde, zou je als normale ouder wel volkomen idioot zijn om je daarin te schikken. Het probleem is dat veel ouders, wanneer ze ten volle doordrongen raken van de werkelijke situatie waarin zij met AMK of Jeugdzorg zijn terecht gekomen, al te ver in het proces verwikkeld zijn om hun reeds ondergraven positie nog effectief te kunnen herstellen. Zij rekenden aanvankelijk nog op een eerlijke behandeling in dit ‘beschaafde’ land.
Zij verstonden ‘hulpverlening’ nog echt als hulp-verlening en kunnen eerder gedane opmerkingen niet meer ongedaan maken, als ze de juridische consequenties ervan beginnen te begrijpen.
De reden dat er nog zoveel mensen zich coöperatief opstellen naar de jeugdbeschermers, is dat ze daarmee hopen de schade te kunnen beperken. Ze weten dat ze met AMK / Jeugdzorg of de Raad ‘aan de goden zijn overgeleverd’ door het gebrek aan verantwoordingsplicht van deze organisaties, maar door de dames en heren kinderbeschermers niet op de lange tenen te gaan staan, kunnen de uiteindelijke gevolgen misschien meevallen. Hierbij zijn de wat hoger opgeleide ouders over het algemeen in het voordeel (al garandeert het niets), vanuit het standpunt van emotionele beheersing in stressvolle omstandigheden. Dit heeft evenwel niets te maken met de schuldvraag, omdat ouders die zich minder goed kunnen beheersen wanneer de dreigende hand boven hun kroost hangt, net zo goed onschuldig kunnen zijn aan de hen toegeschreven mishandeling, als ouders die schijnbaar rustig blijven.
Systeem van angst
Het is een verkeerd systeem, als angst voor de wettelijke bevoegdheden van de jeugdbeschermers (en het gebrek aan controle daarop) de gehoorzaamheid moet afdwingen, en zelfs bij oplopend conflict tussen ouders en jeugdbeschermers ook leugens en chantage. Een goed systeem behoort haar bestaansrecht te ontlenen aan rechtvaardigheid, evenwichtigheid, feitenonderzoek en transparantie. Als er aan die voorwaarden is voldaan, mag er worden gedreigd met verdergaande maatregelen in het belang van het kind. Dat belang van het kind of van de jeugdige, kán en mag niet zo eng en steriel geformuleerd worden, dat daarmee de ouders als vanzelfsprekend aan de andere kant van de lijn staan, als de jeugdbeschermers en het kind. Vanuit zo’n benadering is het vragen om juridisering van het hele proces en de stress en verongelijktheid aan beide kanten, die daarbij hoort. De simpele wijsheid, dat wanneer je een kat tegen de haren instrijkt, je de kans loopt gekrabd te worden, wordt door jeugdbeschermers nog niet begrepen.
Ze proberen hier iets aan te doen en de intenties zijn soms positief, maar ze begrijpen nog niet de praktische onmogelijkheid hiervan, zolang de rechtspositie van ouders niet fundamenteel wordt versterkt. Het behoort in een rechtstaat niet van de hulpverlener afhankelijk te zijn, of de positie van de ouders wordt gerespecteerd of niet. Het is een grondrecht, met of zonder ‘positieve’ benadering. Een betere jeugdhulpverlening komt niet tot stand, door een luchtige vrolijkheid van de wolk van goede bedoelingen, maar door een onderdompeling in de blubber van het onrecht.
Wie trekt er als eerste zijn laarzen aan?
Wie trekt er als eerste zijn laarzen aan?
Sven Snijer
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html
Prima stuk weer Sven.
BeantwoordenVerwijderenEnkele stellingen:
1. De RvdK en BJZ gedreven door gevoelens van macht eigenen zich het recht toe, de enigen te zijn, die kennis hebben over- en spreken vanuit het belang van het kind.
2. RvdK en BJZ misbruiken het recht middels hun ‘ruime buitengewone bevoegdheden’ en misleiden de kinderrechter in woord en geschrift.
3. RvdK en BJZ geven bij voortduring blijk wet- en regelgeving, democratisch vastgesteld door de wetgevende macht, (bewust) onjuist te interpreteren en toe te passen.
4. De transparantie van hun werkwijze en de zorg, die RvdK en BJZ rechtens aan kinderen en ouders moet verlenen, en zwaar zou moeten wegen, blijft achterwege.
5. Gebruikmaken van het recht op openheid van- en inzicht verkrijgen in zaken betreffende hun kind(eren), waarop ouders zich beroepen, wordt hen door RvdK en BJZ onthouden en zelfs zwaar aangerekend.
6. Een rechtsstaat die deze situatie laat bestaan roept over zich af nu en later aangeklaagd te worden door de ouders/kinderen die psychische/lichamelijke schade ondervinden, veroorzaakt door RvdK en BJZ.
Y.B
De RvdK (nu zonder normering) en BJZ/ AMK zijn zo (on)deskundig professioneel dat onafhankelijke wetenschap genegeerd mag worden ten koste van de psychische ontwikkeling van het kind.
BeantwoordenVerwijderenDe RvdK en BJZ èn de jeugdrechters houden niet van bewijsstukken, omdat het te veel tijd kost achter gesloten deuren van de rechtszitting. Beëdiging is voor watjes. Er is toch geen controle achter gesloten deuren.
Deze attitude benoemen als een vorm van kindermishandeling mag niet, omdat het onder tafel dient te blijven. Laat uithuisplaatsen maar schadelijk zijn, er zijn straks fabrieksarbeiders en vuilnismannen e.d. nodig.
Wegkijkende Kindermishandelaars in de jeugdzorg, ook besturen, verdienen NU goed geld, en zijn weg met een gouden handdruk wanneer de attitude te opzichtig wordt (bij 6).
Hartstikke goed geformuleerd. Complimenten!
BeantwoordenVerwijderenIk zou nog 1 punt willen toevoegen.
7.De verregaande ondeskundigheid die ten toon wordt gespreid en de wijze waarop getracht wordt dit te camoufleren.
Heel goed verhaal!
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor het delen en we zullen deze ook zeker weer verder gaan delen.
M.v.g Vobs (voorkom OTS bij scheiding)