zaterdag 2 juni 2012

Grote terughoudendheid bij individuele casus

http://www.europa-nu.nl/id/viz04xwkjnz3/verslag_van_een_algemeen_overleg

Uittreksels uit Tweede Kamerdebat: ‘De macht van de gezinsvoogd’ van 18 april 2012

{Van commentaar voorzien door redactie Dark horse}

Mevrouw Dille (PVV): Wij weten allemaal dat de staatssecretaris van VWS alles met de beste bedoelingen doet. Ik zal er echter ook voor de brief over kwaliteitsbeleid voor de brede zorg voor jeugd geen doekjes om winden. Ik vind het taalgebruik in deze brief nogal zweverig. "Klik", "intuïties" en "antennes" zijn allemaal nogal vage woorden zonder duidelijke onderbouwing. Ik mis enkel nog de bloemetjes, de bijtjes en de hartjes op iedere pagina. Een klik tussen het kind en de jeugdhulpverlener zal ook niet binnen drie weken ontstaan. Wat is deze klik eigenlijk? Het geeft allemaal een hoge mate van subjectiviteit weer, die onvermijdelijk ten koste zal gaan van objectieve waarheidsvinding. Voor de PVV is deze waarheidsvinding echter zeer belangrijk. Zijn de staatssecretarissen dat met ons eens en, zo ja, hoe gaan zij dat waarborgen?

De PVV weet dat de meeste werknemers in de jeugdzorg keihard werken en de beste bedoelingen hebben, maar helaas gaat het ook heel vaak mis. Iedereen kent de schrijnende gevallen waarin sprake is van misbruik van posities en van leugens, met alle gevolgen van dien. Ook daar moet het beleid op worden gericht. Wat gebeurt er als er geen klik is? Wat de PVV betreft, moeten wij een aantal worst practices uitkiezen, bijvoorbeeld aan de hand van de uitzending van het eerdergenoemde VARA-programma en daar een analyse van maken om daar lering uit te trekken. Zijn de staatssecretarissen daartoe bereid? klanttevredenheidsonderzoeken zijn prachtig, maar elk Kamerlid weet uit de vele e-mails die wij krijgen dat een grote groep zeer ontevreden is. Waarschijnlijk vullen deze mensen geen tevredenheidsformulieren in. Graag krijg ik hierop een reactie.

Mevrouw Kooiman (SP): Kan mevrouw Dille zich voorstellen dat het bij een gezinsvoogdijmaatregel heel logisch is dat ouders niet altijd tevreden zijn, omdat er ook weleens beslissingen worden genomen die tegen de wil van een ouder ingaan? {Dit is een valse redenering van Kamerlid Kooiman (die zelf twee jaar gezinsvoogd was) waarmee ouders die al decennia lang klagen over fouten in de jeugdbescherming, weer een trap na krijgen. Zij ontneemt hiermee ouders het recht om te klagen over feitelijke misstanden. Zij suggereert met haar opmerking dat ouders die klagen over Jeugdzorg, dit doen omdat zij het niet met een bepaalde beslissing eens zijn (van de kinderrechter), alsof er los daarvan geen echte misstanden zouden bestaan! Alle ouders worden hiermee weer op dezelfde hoop gegooid. De pedagogisch niet capabele ouders, die werkelijk hulp nodig hebben (maar dit moeilijk kunnen accepteren) en de ouders die onterecht met gedwongen maatregelen te maken krijgen, omdat Jeugdzorg of de RvdK heeft geblunderd.}

Mevrouw Dille (PVV): Dat kan ik mij inderdaad heel goed voorstellen. Het is natuurlijk een heel gevoelige vorm van hulpverlening. Mevrouw Kooiman weet echter ook dat er heel veel gevallen bekend zijn van voogden die hartstikke fout aan het werk zijn. Volgens mij moeten wij ervoor zorgen dat dit niet kan gebeuren. Daarvoor moeten wij regelgeving maken.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik hecht er waarde aan dat mevrouw Dille met duidelijke voorstellen komt om het probleem aan te pakken en niet suggereert dat elke hulpverlener mogelijk fouten maakt en misbruik van zijn machtspositie maakt.{Het simpele feit dat de gezinsvoogd zo makkelijk misbruik kan maken van zijn/haar macht, zou al voldoende moeten zijn om alle alarmbellen te laten afgaan. Wederom het slappe excuus dat ‘het ook vaak goed gaat’}

Mevrouw Dille (PVV): Het had misschien gescheeld als mevrouw Kooiman goed had geluisterd. Ik zei: ik weet dat de meeste werknemers heel goed werk leveren, maar er blijft een groep werknemers die dat gewoon niet doet. Ook daar moeten wij het wat mij betreft over hebben. Het verzamelen van worst practices vind ik dus een briljant idee. Voorzitter. Wij zijn blij dat er een tuchtcommissie komt, maar wij zijn niet zo blij met het tempo waarin dit gebeurt.

Tot slot heb ik een vraag over de wettelijke verplichting tot registratie. Die vraag is al eerder gesteld. Het lijkt erop dat die verplichting alleen gaat gelden voor hbo'ers en wetenschappelijk opgeleiden. Hoe zit het echter met mbo'ers en zij-instromers? Dat is namelijk ook een heel belangrijke groep binnen deze vorm van hulpverlening. De PVV is ervan overtuigd dat eenieder hier voor betere jeugdzorg staat, maar wij worden zo
langzamerhand wel wat ongeduldig. Kortom: actie graag.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Er zijn in de jeugdzorg ontzettend veel mensen die met veel passie en professionaliteit hun werk verrichten. Ik heb daar diep respect voor. Tegelijkertijd zie je dat het ook wel heel moeilijk en heel verantwoordelijk werk is. Als daar iets misgaat, kan dat dus grote gevolgen hebben. Juist vanuit die invalshoek is het van belang om op de kwaliteit van de jeugdzorg te focussen en te bezien hoe die verder kan worden versterkt. Ik steun het uitgangspunt dat het in de jeugdhulp ook moet gaan om het versterken van de eigen kracht van de burgers en van de sociale netwerken om hen heen.
(….)
Reportages en artikelen over jeugdzorgzaken doen vaak veel stof opwaaien. Dat is begrijpelijk gelet op de betrokkenheid van alle partijen. De staatssecretaris van Justitie wijst terecht op het moeilijke karakter van de kritiek: jeugdzorg is of te vroeg of te laat. Die constatering mag echter geen reden zijn om kritische signalen en problemen te negeren. Wij kunnen niet over allerlei individuele zaken spreken, maar die kunnen wel aanleiding zijn om het systeem tegen het licht te houden. Daarom is het ook van belang dat signalen dat er iets niet goed gaat, voortdurend worden opgepakt en dat wordt bezien of die tot aanpassing van
het systeem of van de werkwijze moeten leiden. De staatssecretaris verwijst naar de kwaliteitseisen die in het kader van de decentralisatie worden gesteld. Gezien de zorgen die hij in het vorige overleg over de decentralisatie heeft geuit, verwachten wij een stevig pakket. In de brief gaat het vooral over de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Wij vragen echter ook aandacht voor de positie van de Raad voor de Kinderbescherming. Wordt ook die organisatie kritisch onder de loep genomen in relatie tot aanbieders van jeugdbescherming?

Mevrouw Dille (PVV): Is de heer Van der Staaij het ermee eens om in plaats van best practices nu een keer een aantal worst practices goed tegen het licht te houden en te bekijken wat wij daarvan kunnen leren? Ik doel op een aantal gevallen waarvan is vastgesteld dat er dingen zijn fout gegaan en waarover de rechter een uitspraak heeft gedaan. Ik wil daar voor de toekomst lering uit trekken.

De heer Van der Staaij (SGP): Dat lijkt mij een heel goed idee. Als volksvertegenwoordiger word je soms zelf ook over allerlei individuele zaken benaderd. Dan verwijs je naar klachtprocedures en naar wat in het systeem allemaal mogelijk is. Je kunt je namelijk niet in elke zaak van A tot Z verdiepen. Soms heb je er echter weleens een nietpluisgevoel of zeg je: wat gebeurt er nu eigenlijk? Soms kun je moeilijk de vinger erachter krijgen. Soms worden eerst kinderen met een crisisplaatsing uit huis geplaatst, maar drie dagen later kunnen zij weer terug als het toch wel blijkt mee te vallen. Dan is er echter wel heel wat gebeurd in zo'n
gezin. Dan ga je een juridische mallemolen van allerlei klachtprocedures in en blijkt dat het eerst precies goed was en later ook. Het is dan echter niet overtuigend. Zo zijn er meer zaken waarvan je zegt: die klachtprocedures moeten er zijn, maar zou het ook niet eens goed zijn om mensen van buiten een aantal zaken te laten doorlichten waarvan wij ons afvragen of het wel goed is gegaan of zelfs weten dat het is misgegaan? Dat is in het verleden ook wel eens met zaken in de rechterlijke macht gebeurd. Dan kan met gezond verstand worden bekeken: wat kunnen wij hiervan leren en wat kan worden verbeterd? Dat voorstel leg ik graag op het bordje van de staatssecretarissen van VWS en Justitie neer. Soms gaat iets volgens de boekjes en de protocollen fantastisch, maar als je het van dichtbij, met gezond verstand en op basis van de menselijke maat bekijkt, dan denk je: is het niet heel raar wat er gebeurt?

Staatssecretaris Veldhuijzen-Van Zanten Ik zal het woord "klik" toelichten. Op het onderzoekscongres sprak Michael Lambert, een Amerikaan, over de effectiviteit van instrumenten in de jeugdzorg. Daar zijn we allemaal naar op zoek. We willen deze instrumenten zo helder mogelijk neerzetten. Hij illustreerde de individuele, outcomevoorspellende waarde van diverse randvoorwaardelijke ingrediënten in de procedure van de ondersteuning van een jongere. 30% wordt voorspeld door de klik. Om deze klik te meten, had de heer Lambert een instrument ontwikkeld. Als er geen klik is tussen het systeem van de jongere en de professional, is het kind volstrekt niet gemotiveerd en is het hele proces zinloos. Soms betekent dit dat de professional, op grond van de vraag of er een klik is of niet, moet besluiten om een proces te beëindigen of op te schalen.

In essentie zat 30% van de effectiviteit hem in het nog niet verder geconcretiseerde woord "klik". Het zit
hem in woorden als "nietpluisgevoel". Deze woorden zijn heel vaag en niet-meetbaar. Ik heb expres deze taal gekozen, omdat de professionals in de jeugdzorg ons vragen om hen hun instrumenten niet af te nemen, ook al zijn die instrumenten nog niet wetenschappelijkonderbouwd {Een niet-pluisgevoel zal nooit wetenschappelijk onderbouwd worden. Vanaf het moment dat een nietpluisgevoel een wetenschappelijke onderbouwing krijgt, kan de wetenschap worden opgedoekt}, zijn ze nog niet in een getal uit te drukken en hebben ze nog geen academische traditie. Als wij die instrumenten wel afnemen, zullen zij erop achteruit gaan, zeggen de professionals. {Veel ouders die valselijk van kindermishandeling zijn  beschuldigd, zullen er daarentegen enorm op vooruit gaan, als deze vage speculaties niet langer als ‘instrumenten’ worden aangeduid.}

Wat zijn wij aan het doen in het kader van professionalisering? Er zijn heel veel vragen gesteld over het tuchtrecht. Het tuchtrecht is bijna iconisch. Het tuchtrecht is het kader van beloften die de professionals doen en waar zij op afgerekend worden binnen hun eigen professionele organisatievorm. Tuchtrecht is een manier om in de kleinste vorm zo dicht mogelijk bij het primaire proces de worst practices onder de aandacht te brengen. Tuchtrecht zorgt ervoor dat de voorbeelden besproken worden waarbij het niet goed is gegaan. Deze voorbeelden worden betrokken bij de opvattingen en de afspraken van professionele groepen. Deze worden, weliswaar geanonimiseerd, onder de aandacht gebracht. Het is niet naming,
maar wel shaming. Dit is bedoeld ter lering van iedereen. Je kunt je voorstellen dat het tuchtrecht ongelooflijk belangrijk is bij een beroepsinhoudelijk normenkader waarvan de infrastructuur nog niet op evidence is gebaseerd. Randvoorwaardelijk daarvoor is dat de professionals de normen en waarden op papier hebben gezet en dat ze het erover eens zijn. Welk proces zijn we nu aan het volgen? In overleg met de professionals uit verschillende beroepsgroepen, met hun eigen traditie en eigen belangen, proberen we consensus te bereiken over registratie, opleiding, nascholing en het daarbij behorende tuchtrecht.

De invalshoeken verschillen per beroepsgroep. De orthopedagogen en de psychologen moeten daarom hun
verworven zekerheden prijsgeven in een beweging naar elkaar toe en in een beweging naar opschaling die wij erin aanbrengen. Dat kost tijd, want ze zijn het niet altijd in een keer met elkaar eens. Er kan gekissebis ontstaan over de normen en waarden die zich in de verschillende beroepsgroepen ontwikkeld hebben. Het is een kwestie van veel gesprekken en tact. Dit loopt keurig op schema. Men is het erover eens. Daarom zeggen wij niet: morgen heb je een tuchtrechtkader. Je kunt een tuchtrechtkader niet van bovenaf opleggen. Het moet van binnenuit komen. Ook daarvoor moet de klik er zijn. De professionals moeten het straks
namelijk verder ontwikkelen.

De ouders en de kinderen moeten zich gehoord en deskundig ondersteund voelen. Ik wil daarbij nogmaals het woord "klik" gebruiken. De ouders moeten aangeven of die klik er is. Dit moet worden uitgezocht en gemeten. {Heel bijzonder hoe er niet aan waarheidsvinding kan worden gedaan, maar er wel metingen zullen worden verricht voor het ‘wetenschappelijk maken’ van  de ‘klik’}

Staatssecretaris Teeven: Jazeker. De brief zal deze week het traject ingaan en moet
binnenkort in de ministerraad worden besproken. De Kamer krijgt die brief, en op dit punt
wordt daarin uitgebreid ingegaan.
Dan kom ik op de beantwoording van de gestelde vragen. Verschillende leden, onder wie
mevrouw Bruins Slot en mevrouw Wiegman, hebben vragen gesteld over de
waarheidsvinding. De term "waarheidsvinding" is afkomstig uit het strafrecht en niet uit de
jeugdzorg. In het civiele recht gaat het, zeker in verband met jeugdbescherming en de AMKwerkzaamheden, eerder om de vraag of iets wordt aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.{door suggesties en speculaties, kwaadsprekerij van derden en een niet-pluisgevoel}

Wordt aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een ernstige bedreiging -- van mij had dat ook "een bedreiging" mogen zijn, maar het werd "een ernstige bedreiging" -- voor het kind? Dat is dus ook een taak voor de Raad voor de Kinderbescherming. Er hoeft bijvoorbeeld niet te worden aangetoond dat de ouders een kind hebben mishandeld. Dat kan onderwerp zijn van een strafrechtelijk onderzoek dat daarna zal plaatsvinden {dat komt er juist nooit}, maar niet van de waarheidsvinding.

"Waarheidsvinding" is echt een term uit het strafrecht en wezenlijk iets anders dan wat de medewerkers van de jeugdzorg doen. {In het tijdschrift voor Jeugd & Familie Recht verscheen een artikel van de Nationale Ombudsman Brennikmeijer, die benadrukte dat het wel degelijk mogelijk is om aan waarheidsvinding te doen in Jeugdzorgzaken. Het argument dat ‘waarheidsvinding’ alleen in het strafrecht thuis hoort is onzin. Er kan ‘binnen redelijke grenzen’ aan materiele toetsing worden gedaan door de kinderrechter, van de door BJZ gesuggereerde ontwikkelingbedreiging van het kind. Daar is voor nodig dat deze zich niet zomaar alles door BJZ of de Raad laat voorkauwen, maar actief recht spreekt, door deze instanties kritisch te bevragen en hen aan te sporen tot beter onderzoek als er ergens onduidelijkheid over bestaat. Daarnaast is er nog het element van de diagnostische waarheidsvinding die meer inzicht kan geven in de kindeigen problematiek, wanneer daar sprake van is, zodat ouders niet zomaar de ‘schuld’ krijgen van een aangeboren aandoening van het kind.}
Ik begrijp overigens wel dat de medewerkers van de jeugdzorg daardoor vaak onder hoge druk hun werk moeten doen. Daar is nu juist kritiek op. Zij moeten het nodige fingerspitzengefühl ontwikkelen {Dat is véél te subjectief. Hij laat zich hier teveel leiden door de ideeën van Veldhuijzen-Van Zanten}. Wij hebben die medewerkers daartoe onder andere het handboek Deltamethode Gezinsvoogdij meegegeven, maar daarmee zijn wij er nog niet. Het risico op een verkeerde beslissing is soms groter dan in het geval van
waarheidsvinding. Dan heeft de rechter namelijk een heel dossier en kan zich daar een oordeel over vormen. De medewerkers van de jeugdzorg daarentegen moeten in een vroeg stadium al beslissen. {Heel vaak hoeven zij niet snel te beslissen, omdat de echt levensbedreigende situaties maar heel zelden voorkomen. Het is daarom ook niet te verklaren waarom er in de meeste zaken niet aan waarheidsvinding wordt gedaan, op basis van dit kleine aantal echte crisisgevallen. En het achterwege blijven van degelijk onderzoek achteraf, kan al helemaal niet door de beugel.} Zij moeten daarvoor de algemene kaders van ons meekrijgen. Ik denk dat daar het probleem ligt. Zo kijk ik tegen het begrip "waarheidsvinding" aan.

Desalniettemin lijkt het mij goed dat de beweringen van ouders goed worden onderzocht. De heer Dibi vroeg daar aandacht voor, evenals mevrouw Dille, al deed zij dat in harde taal. Ik heb helemaal geen probleem met de harde teksten die mevrouw Dille uitspreekt, maar de ouders hebben allemaal een belang. Dat moeten we niet vergeten. Soms hebben twee ouders van een kind ook nog eens tegengestelde belangen. {En dat is nu juist één van de redenen waarom AMK, BJZ en de Raad zo slecht functioneren. Ze laten zich te gemakkelijk voor het karretje spannen van één van beide ouders in een ‘vechtscheiding’. Het klinkt dan heel nobel om te zeggen, ‘wanneer twee ouders vechten, kiezen wij voor het kind’, maar vaak doen ze dat juist niet. Voor het kind kiezen, wil zeggen dat je je als jeugdbeschermer ervoor hoedt dat je door de ene ouder wordt opgezet tegen de andere, omdat je juist daardoor het kind beschadigd. Het kind heeft recht op twee ouders en wanneer jeugdbeschermers zo gemakkelijk laster en kwaadsprekerij navolgen, zal het kind daardoor minimaal één ouder verliezen.}  Als de Kamerleden dat in hun e-mailbox krijgen, zoals de heer Van der Staaij zei, dan maakt dat het net zo ingewikkeld als wanneer wij het waarnemen vanuit het departement en in sommige gevallen de Raad voor de Kinderbescherming vragen om nader onderzoek te doen.       

Mevrouw Dille (PVV): Ik ben het uiteraard geheel met de staatssecretaris eens. In de praktijk blijkt vaak uit raadsverslagen dat er maar één ouder gehoord wordt. Als die ouder dan stelt: mijn kind wordt mishandeld door de vader, dan vind ik wel dat er ook met de vader gesproken moet worden. Dat lijkt mij gewoon evident.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben die dossiers uiteraard ook tegengekomen. Soms doet de raad dat inderdaad. Heel vaak gebeurt dat omdat de raad onvolledig op de hoogte is {omdat de Raad door BJZ of AMK verkeerd wordt geïnformeerd en de Raad een protocol heeft dat ze ‘onderzoek’ van BJZ niet hoeft over te doen.} en onvolledig is voorgelicht. Soms zijn er ook wel eens vragen te stellen waarom er in een concreet geval niet twee ouders worden bevraagd; zeker. Daar moeten we scherp op zijn. {Dit is al jaren aan de gang, maar een flauwe opmerking als ‘daar moeten we scherp op zijn’ garandeert natuurlijk niets} Ik weet dat de medewerkers die actief zijn in de jeugdbescherming en bij de raad daar ook op letten. Ik
vraag daar bij herhaling aandacht voor vanuit mijn positie. Ik kan echter als bewindspersoon slechts met zeer grote terughoudendheid "afdalen" in een individuele casus. Dat geldt ook voor individuele Kamerleden. We doen het dan ook bijna nooit. {Dan wordt het tijd om die terughoudendheid op te schorten en je juist wél als bewindspersoon persoonlijk met een zaak van schrijnend onrecht te bemoeien. Daarmee krijg je enorm veel respect, van de door Jeugdzorg gedupeerde ouders in dit land en het is een goede manier om de jeugdbeschermers met een schok in de realiteit te brengen, van de gevolgen van hun verkeerde beslissingen.}


                Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html

11 opmerkingen:

  1. Volgens mij is de enige belangrijke vraag aan de politiek, waarom kinderen medische verzorging van sociaal-pedagogische werkers op HBO-niveau moeten krijgen en volwassen mensen medische verzorging krijgen van Universitair opgeleide artsen.

    Ziet niemand die discriminatie dan ? Zijn kinderen 2de rangs burgers die medische voorzieningen op een lager niveau moeten ontvangen dan volwassenen ?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Exact!
      Diagnostische waarheidsvinding is nodig voor een ieder, ook voor kinderen.
      BJZ-werkers zijn echter daarvoor allergisch, zien we in dossiers.
      Zelfs vragen om naar een diagnost te stappen, wordt gesaboteerd door gezinsvoogden. Uitgesteld totdat de gezinsvoogd kan zeggen: het kind kan niet terug omdat het dit en dat heeft (zonder verdere motivatie of rapport als bewijs).

      Verwijderen
    2. Waarheidsvinding.
      Dit woord kom ik dagelijks tegen. Het jeugdzorgcircuit heeft steekhoudende argumenten, om zich daar niet mee bezig te houden.
      Is niet in het belang van het kind enz.
      Wat men echter vergeet is het volgende. Wat doet dit met de professionals.Die weten dat ze kunnen zeggen en schrijven wat ze willen. Het is altijd goed.
      De boekhouder die dagelijks met grote bedragen omgaat en nooit gecontroleerd wordt,gaat op een zeker moment ook de fout in.

      Verwijderen
  2. Sven, je hebt weer een groots werk verricht.Tijdens het lezen ben ik politiek aan het verkleuren, merk ik tot mijn grote schrik.
    Ik wil nog even reageren op staatssecretaris Veldhuijzen-van Santen. Zij zegt:

    ‘Je kunt je voorstellen dat het tuchtrecht ongelooflijk belangrijk is bij een beroepsinhoudelijk normenkader waarvan de infrastructuur nog niet op evidence is gebaseerd. Randvoorwaardelijk daarvoor is dat de professionals de normen en waarden op papier hebben gezet en dat ze het erover eens zijn.
    Welk proces zijn we nu aan het volgen?
    In overleg met de professionals uit verschillende beroepsgroepen, met hun eigen traditie en eigen belangen, proberen we consensus te bereiken over registratie, opleiding, nascholing en het daarbij behorende tuchtrecht.’

    http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Op_Het_Goede_Spoor.pdf
    Op 25 juni 2010 is het rapport ‘Op het goede spoor’ met als ondertitel Beroepsethiek, beroepscodes en tuchtrecht in de jeugdzorg aangeboden. Het is een eindrapportage deelproject 3 (DP3). Er wordt gezegd: ‘Het deelproject geeft inzicht in wat beroepscodes en tuchtrecht eigenlijk zijn, waarom ze belangrijk zijn voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening en op welke manier ze optimaal werken.’

    Ook staat er in om welk tuchtrecht het gaat:
    Tuchtrecht is in het kader van DP3 bedoeld als verenigingstuchtrecht.
    Wettelijk tuchtrecht, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de Wet BIG, is namelijk alleen van toepassing op wettelijk erkende beroepen, en niet alle professionals die in de jeugdzorg werkzaam zijn hebben zo'n wettelijk erkend beroep. Een (verenigings)tuchtcollege dat door de beroepsvereniging is ingesteld beoordeelt bij klachten van bijvoorbeeld cliënten of een
    professional zich wel aan de beroepscode heeft gehouden. Komt het college tot een negatief
    oordeel, dan kan het een disciplinaire maatregel opleggen, zoals een berisping, schorsing of
    verwijdering uit het register.

    Het ministerie voor Jeugd en Gezin vroeg aan DP3 een versneld advies over de
    vraag hoe beroepscodes en tuchtrecht in de jeugdzorg het best georganiseerd kunnen
    worden. De afgelopen drie jaar is binnen DP3 hard gewerkt om dit alles te realiseren.
    Dus: gestart in 2007. Aangeboden in 2010. Het is nu juni 2012. Mevrouw Veldhuijzen-van Santen meldt: we proberen consensus te bereiken over registratie, opleiding, nascholing en het daarbij behorende tuchtrecht.
    Het schiet allemaal niet echt op, volgens mij. Of ben ik nu het spoor bijster?

    Y.B.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. De inquisitie is 'afgeschaft' omdat die was gebaseerd op niet-pluis-gevoel.

    Het voorgenomen tuchtrecht zal wel verzanden in administratieve 'loopgraven' en onzinnige beslissingen, zoals nu vaak de klachten- en bezwaarprocedures.

    Probleem van Nederland is de eindeloze babbelcultuur.

    Terwijl 'iedereen' die zich er officieel mee bemoeit met een wijs gezicht zit te babbelen is de zaak in de praktijk vaak al volledig uit de hand gelopen.

    Jeugdzorg is daar het meest schrijnende voorbeeld van. Een zwarte bladzijde van onze Nationale geschiedenis wordt nog dagelijks langer.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Die 30% komt aardig overeen met die 28% uit '909 zorgen', waar de effectieviteit van OTS na 2 jaar dus zeer summier bleek: 72% van de OTS-sen was dus niet effectief en vaak zelfs schadelijk voor het kind (dan al).
    De latere gevolg-schade van UHP werd niet gemeten. Dus het cijfer ligt negatiever na het ontstaan van vele oudervervreemdingen en onthechtingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Bij "tuchtrecht" behoort een normering om rechterlijk af te wegen; wanneer die normering ophoudt bij "nietpluisgevoel" van de broodverdiener (professional, ahum; amateur), dan stelt tuchtrecht niets voor! Helemaal niets!
    Een zoethouder voor ouders en politici. Zzzzzzz zzz zzzzzzz

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Mr. Teeven weet uit advies dat in de jeugdzorg er sprake moet zijn van diagnostische waarheidsvinding, en geeft nu slechts een smoesje, een afleiding, dat waarheidsvinding voorbehouden is voor strafrecht. Is hij zo kortzichtig, nee, hij leidt af!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Door het niet verstrekken van diagnostische rapporten, kan door een foutief afgedwongen maatregel oudervervreemdingssyndroom e.d. ontstaan, wat zo ernstig is dat men niet mag schromen om te diagnosticeren.

    DIAGNOSTISCHE WAARHEIDSVINDING is een kinderrecht dat hen onthouden wordt door 'jeugd-zorg' (IVRK 24 + EVRM 8).

    De lobby van BJZ is tussen de regels goed te voelen. Het ONTLOPEN van feiten om in troebel water de zin en macht door te drijven van BJZ.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Ine Kooiman blijkt TOCH een rondlopende muts te zijn in Den Haag!

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Geachte heer Teeven!

    Zullen we eens een lijst opstellen van alle "individuele" casussen?!

    Nodig die "individule casussen" eens uit op de thee!

    Ik weet zeker dat U die "individuele casus" blijkt te zijn in uw "positie"!

    BeantwoordenVerwijderen