zondag 17 juni 2012

Gemeenten vrezen imago probleem voor de CJG




In het Rapport: Rapport Centra voor Jeugd en Gezin Gemeenten.
Blijkt dat de gemeenten een imago probleem ervaren voor de Centra Jeugd en Gezin.

Veel gemeenten merken dat ouders niet zonder schroom het Centrum voor Jeugd en Gezin in hun gemeenten binnen lopen.

In de kleine gemeentes speelt het gebrek aan anonimiteit een rol.

Bij de grotere gemeente is er een probleem met het imago doordat dat de ouders het CJG associëren met Bureau Jeugdzorg.

Uit het onderzoek blijkt ook dat op een derde van de CJG's Bureau Jeugdzorg ook fysiek aanwezig is.

De vrees bestaat bij de gemeenteambtenaren en professionals die zijn geïnterviewd door de onderzoekers dat de voorgenomen overheveling van de geïndiceerde jeugdzorg van provincies naar gemeenten dit imagoprobleem zal versterken.


Héél eng!


Blz. 24 t/m 26 van het rapport

Om de bekendheid en herkenbaarheid van het CJG in hun gemeente te bevorderen, hebben de onderzochte gemeenten diverse activiteiten ondernomen. Er zijn mailings en nieuwsbrieven verstuurd, posters opgehangen, artikelen in kranten verschenen, films gemaakt enzovoort.

Het algemene beeld is echter dat er van de inlooppunten nog niet veel gebruik wordt gemaakt. De openingstijden zijn als gevolg daarvan vaak al naar beneden bijgesteld. {Godzijdank!!!} Van bepaalde doelgroepen, zeker jongeren van zestien jaar en ouder, is bekend dat zij meer gebruikmaken van het virtuele CJG. Een punt van zorg is ook het bereiken van ouders van allochtone afkomst.

In sommige gemeenten verplaatsen de activiteiten om bekendheid te geven aan het CJG zich de laatste tijd meer naar de plekken waar kinderen en jeugdigen actief zijn, zoals het onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat dit ‘outreachend’ werken {'Ronselen'} in veel gemeenten in de praktijk nog moet groeien (zie hierover verder § 2.2.2).

Ook de psychologische toegankelijkheid van het CJG is nog een punt van aandacht. Uit de interviews die wij hebben gehouden met ambtenaren en professionals in het CJG blijkt dat het CJG vooralsnog geen plek is waar iedereen ‘zonder schroom binnenloopt’. In kleine gemeenten speelt het gebrek aan anonimiteit hierbij een rol. Daarnaast zouden veel ouders het CJG associëren met het Bureau Jeugdzorg (ofschoon maar in een derde van de onderzochte gemeenten het Bureau Jeugdzorg fysiek op de CJG locatie aanwezig is {Ook zonder fysieke aanwezigheid is één telefoontje genoeg}). Via Bureau Jeugdzorg worden zwaardere hulpverlening en gedwongen interventies in de jeugdzorg ingeschakeld. {En de overheid is volstrekt onduidelijk over hoe bij de CJG's de connectie zal zijn, tussen vrijwillige hulp en doorschakeling naar gedwongen kader. De staatssecretaris verschuilt zich achter de gemeenten. Zij 'vertrouwd erop' dat de gemeenten dat goed zullen regelen. De gemeenten weten op dit moment in de verste verte niet wat zich allemaal in de jeugdzorgjungle afspeeld. De transitie wordt ze opgedrongen als een kans om geld te besparen door het lokaal, kleinschalig (en verondersteld effectief) te regelen. In werkelijkheid zullen we gaan zien dat er van geklungel op grote schaal, nu zal worden overgegaan naar geklungel op kleinere schaal. Daarbij zal het wel een stuk moeilijker worden om te klagen, door vriendjespolitiek en dergelijke. Maar veel slechter dan het nu is, kan eigenlijk niet.}

De vrees bestaat bij de geïnterviewde gemeenteambtenaren en professionals dat de voorgenomen overheveling van de geïndiceerde jeugdzorg van provincies naar gemeenten dit imagoprobleem zal versterken.

2.2.2 Signalering

Opdracht aan de gemeente

In het Basismodel CJG is ook vastgelegd dat het CJG een signaleringsfunctie heeft. Bij CJG-medewerkers is inmiddels het besef gegroeid dat zij niet hoeven af te wachten tot jongeren en/of ouders zich spontaan melden met een adviesvraag of met problemen, maar dat zij ook actief op zoek kunnen gaan. Dit betekent dat er ‘outreachend’ moet worden gewerkt. CJG-medewerkers zouden zich regelmatig moeten vertonen op‘vindplaatsen’, bijvoorbeeld scholen en speelplaatsen, {Kun je ook niet meer met je kind naar de speeltuin.} en moeten zorgen voor een goede communicatie {Dat kunnen de hulpverleners wel. Bij Jeugdzorg communiceren ze ook altijd zo goed} met de doelgroepen via elektronische hulpmiddelen zoals websites. Voor actieve signalering van problemen zou verder gebruik gemaakt moeten worden van instrumenten als de verwijsindex en het digitale dossier.{Ouders, geef nooit je toestemming voor het elektronische dossier of de Verwijsindex. Er wordt nu al, zonder dat ouders dat weten achter hun rug om informatie doorgestuurd van de ene instantie naar de andere. Maakt het ze niet makkelijker door er nog toestemming voor te verlenenen ook.}

De praktijk

Menig CJG meldde ons tijdens het onderzoek dat zowel jongeren als volwassenen aarzeling vertonen om naar het inlooppunt te komen, omdat zij bang zijn voor stigmatisering. {En dat is terecht die aarzeling, je bent je kind immers zo kwijt}

Minder weerstand blijkt er te zijn op plaatsen waar ouders en kinderen dikwijls bijeenkomen, zoals op speelplaatsen en schoolpleinen, {Gatverdamme, het is gewoon infiltratie in je priveleven} hoewel ook daar in het openbaar de stap naar de CJG’er gezet moet worden.

Eén CJG organiseerde koffie-ochtenden {Dus, beste ouders ook niet meer op koffieochtenden verschijnen} op een school, waar veel belangstelling voor was. Kinderen van middelbareschoolleeftijd en hun ouders zijn moeilijker te bereiken. Eén CJG boekte resultaat met een stand op ouderavonden. Andere plaatsen waar CJG’ers naartoe gaan, zijn bijvoorbeeld sportverenigingen, scoutingcentra en zwembaden. {Ze komen dus zelfs al in het zwembad!}

CJG’s zijn voor de signalering van problemen van jongeren sterk afhankelijk van informatie die hen bereikt via scholen. In de praktijk blijken scholen echter terughoudend bij het delen van informatie over cliënten.{Laat dat vooral zo blijven. Hoewel er ook scholen worden gesignaleerd die aan de infiltratie van het CJG binnen de school meewerken. Die komen zonder dat ouders daarom vragen opeens mee voor een gesprek dat ouders hebben met de school over hun kind. Griezelig is natuurlijk dat elke pedagoog of hulpverlener een ongekende macht heeft, met het zo sympathiek ogende zinnetje 'zorgen over het kind' waarmee de drempel van vrijwillig advies inwinnen, naar gedwongen hulp krijgen eenvoudig kan worden overschreden.} Regelmatig werd ons tijdens het onderzoek gemeld dat in het onderwijs de neiging bestaat om problemen in eigen kring te willen oplossen, mede vanwege het risico van imagoschade voor de school. Het CJG ontvangt daardoor weinig tot geen informatie vanuit de zorg- en adviesteams (ZAT’s) van de scholen. Sommige CJG’s hebben dit probleem ondervangen doordat een CJG’er actief gaat deelnemen in de ZAT’s. Er zijn ook verschillende CJG’s die veel tijd en energie hebben gestoken in de relatie met  onderwijsinstellingen en die een goede samenwerking rapporteren. {Zoals een alleenstaande moeder dwingen een gesprek te hebben met een juffrouw, een CJG-medewerker, en iemand van de voorpost Jeugdzorg. Geheel vrijwillig, maar o wee als moeder het niet doet! De dreiging van een zorgmelding als 'Spook-OTS'}

Er bestaat, volgens de geïnterviewden, veel onduidelijkheid en onwetendheid over wat er toegestaan is bij het uitwisselen van informatie over cliënten tussen professionals onderling. Vooral het medisch beroepsgeheim zorgt ervoor dat medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de jeugdgezondheidszorg (JGZ) belemmeringen ervaren in gegevensuitwisseling.

De bereidheid tot het delen van informatie is ook afhankelijk van de vraag in hoeverre men participanten aan het CJG als derden of als partners ervaart. Enkele malen werd gemeld dat instellingen elkaar (en het CJG zelf) als concurrent zien en daarom geen informatie doorgeven. {Dat wekt veel vertrouwen bij de burger;  hulpverleners die elkaar zien als concurrenten} Maar ook werd opgemerkt dat gebrekkige medewerking van aanpalende
zorgdomeinen niet per se hoeft voort te komen uit onwil.

Onvoldoende zicht op resultaten van Centra voor Jeugd en Gezin
13-06-2012

DEN HAAG - Gemeenten hebben onvoldoende zicht op de resultaten van hun Centra voor Jeugd en Gezin (CJG's) en geven daar zelf nog weinig sturing aan.
De centra zijn nog volop in ontwikkeling en hebben bewust de ruimte gekregen om hun zorgaanbod af te stemmen op de lokale omstandigheden en vraag. Het is wenselijk dat de staatssecretaris van VWS in samenspraak met de VNG een methode ontwikkelt om de prestaties van CJG's te meten en de kwaliteit van hun zorg te vergelijken, zo meldt de Algemene Rekenkamer.

Deze aanbeveling doet de Algemene Rekenkamer, die samen met 32 gemeentelijke rekenkamers het functioneren onderzocht van Centra voor Jeugd en Gezin in 42 gemeenten. De resultaten zijn niet representatief voor alle gemeenten, maar geven wel een goed beeld van de ontwikkeling van de CJG's in Nederland.
Uit het onderzoek blijkt dat de CJG's die zijn ingericht om de zorg voor de jeugd in de gemeenten uit te voeren onderling grote verschillen vertonen naar organisatievorm en focus. Die veelvormigheid is mede het resultaat van lokaal uiteenlopende zorgbehoeften. Er bestaat in gemeenten veel onduidelijkheid over ‘toetsbare termen' waaraan de centra moeten voldoen, stelt de Algemene Rekenkamer. Dit komt omdat gemeenten niet hebben omschreven welke maatschappelijke doelen de CJG's moeten nastreven.
Het rapport ‘Centra voor Jeugd en Gezin in gemeenten', dat op 13 juni is aangeboden aan de Tweede Kamer, is mede gebaseerd op een reeks rapportages van 32 lokale rekenkamers. Het overkoepelende rapport van de Algemene Rekenkamer is het eerste resultaat van een gezamenlijk onderzoek naar een beleidsterrein. De rekenkamers zochten samenwerking vanwege de gedeelde verantwoordelijkheid van Rijk en gemeenten voor het jeugdbeleid.

In de jaren 2008-2012 heeft de rijksoverheid in totaal € 1,2 miljard besteed in de vorm van een ‘brede doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin'. Alle gemeenten in Nederland waren verplicht om een CJG te openen dat als ‘laagdrempelig inlooppunt' bereikbaar is voor de plaatselijke bevolking. De centra zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de zorg in de betreffende gemeente tussen uiteenlopende instanties en hulpverleners. In het nieuwe stelsel van de zorg voor jeugd is - nog meer dan nu het geval is - een spilfunctie weggelegd voor het Centrum voor Jeugd en Gezin of een vergelijkbare gemeentelijke organisatie.

© Nationale Zorggids / Henk Zuidema

Redactie Dark horse: de overheid schuift het zorgenkindje Jeugdzorg af naar de Gemeenten. Uit deze berichten blijkt; het was een zootje, het is een zootje en het blijft een zootje. Wederom zijn ouders en kinderen de dupe. De CJG's zullen bevolkt worden met medewerkers van Bureau jeugdzorg. Alleen de naam verandert, de houding niet. Wees gewaarschuwd!

               Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html

6 opmerkingen:

  1. Gelukkig doorzien steeds meer ouders dat achter die vriendelijke voordeur van het CJG een groot gevaar voor hun kinderen en hun gezin huist. En zeker dikke kinderen uit de buurt houden. Die zijn een makkelijk doelwit. Nog gevaarlijker zijn de tentakels van de boeman die zich inmiddels nestelen in scholen en instellingen. Petje af voor die professionals die zich niet gek laten maken en zelf kinderen en ouders helpen met echte deskundigheid en niet verwijzen naar de gevaarlijke amateurs van het CJG. Er werken vast betrokken mensen die soms ook veel te bieden hebben maar als het niet klikt of er is weer een nieuwe kindermishandelingscampagne dan zijn zij gehouden uw kinderen door te klikken naar het netwerk van justitiegebonden instanties. En zie daar maar weer eens vanaf te komen. Nee, voorkomen is hier beslist beter dan genezen. Gelukkig dat dat besef alom aanwezig is.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. van jeugdzorg naar de kinderbescherming en van de kinderbescherming naar de jeugdzorg, er is steeds geen wettelijke waarheidsvinding gebaseerd op checken van feiten.

    Natuurlijk kun je ook een stoelendans doen en op de stoel van de inspectie gaan zitten http://www.skipr.nl/actueel/id4792-vws-doet-stoelendans-met-directeuren.html

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wanneer er ca. 10.000 uithuisplaatsingen per jaar plaats vinden, dan weten de meeste ouders nog niet dat ze BJZ of CJG hadden moeten mijden.

    Overigens is CJG niet overal de naam; gemeenten mogen het ook anders noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Klopt, het gaat over heel veel mensen.

      Is het een idee om een vereniging voor slachtoffers van jeugdzorg op te richten?

      Informatie delen, voorlichten, bijstaan, mensen en organisaties met elkaar in contact brengen.

      Een Nationale beweging starten?

      Verwijderen
  4. Het wordt tijd om de overheid te dagvaarden vanwege de lasterlijke vader-beschadigings campagne m.b.t. het oproepen om mishandeling te melden.
    Over de manier waarop vrouwen vaak 'vechten', lasterlijke verhalen en manipulatie (w.o. oudervervreemding) hoor je niets.
    Het is tijd om de moedermythe te doorbreken.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. We mogen vrezen dat naast de CJG's er toch nog een BJZ daarboven zal blijven bestaan.

    BJZ solliciteert naar een provincie-centrale overkoepeling voor gespecialiseerd 'onderzoek' om tot OTS en Uithuisplaatsing te komen, op het niveau sociaal werk', zonder diagnose!
    Daarom zouden ouders de politiek moeten schrijven en voorstellen BJZ echt af te schaffen omdat er een beter alternatief is:

    Er zijn Jeugdpsychiaters en Orthopedagoog-generalisten die onder de beroepsethiek tot tuchtrecht vallen, en met een verwijsbriefje van de huisarts (die dan niet mag doorverwijzen naar BJZ) toegankelijk zijn.

    Kies voor kwaliteit.
    Een goede is: ‘Komt een moeder met verkouden kind bij de dokterspraktijk, krijgt van de doktersassistent meteen een chemokuur mee naar huis, en ziet de dokter niet.’

    Werkt BJZ niet zo: meteen het ergste beweren en geen diagnost te bekennen?!!

    BeantwoordenVerwijderen