Kinderen op transport gezet van Duitsland naar Nederland
Hoe Nederland omgaat met het Internationale recht, rechten van ouders en kinderen....
De
Hoge Raad
Te s’Gravenhage
Anoniem:
Het komt er op neer dat de Raad en Bureau Jeugdzorg en de Rechters doen aan kinderontvoering.
Hoe Nederland omgaat met het Internationale recht, rechten van ouders en kinderen....
Toevoeging
aangevraagd d.d. 13 september 2012
Te s’Gravenhage
Verzoekschrift tot cassatie
Verzoekers
A.
P. d.. H..., vader, en A.... K..., moeder, beiden wonende te Esterwegen, Duitsland, voor deze zaak woonplaats
kiezende te Amsterdam (1... BE) bij de advocaat mr. H.,
kantoorhoudende aan de .... te Amsterdam alsmede te Wassenaar ten kantore van
mr. J ..., kantoor houdende te Wassenaar aan de V.. Z.. van
........ Wassenaar Postadres: .......,
die dit verzoekschrift ondertekent en indient.
B.
Verzoekers zijn vader en moeder
van
C...
M.... d.. H... geboren op ..... 2007,
C....
C.... d ... H... geboren op ....2008 en
C....
Y.... d.. H....,
geboren op ....2009.
Tegenpartij
I.
De Raad voor de Kinderbescherming (Ministerie van veiligheid en
Justitie)
Gevestigd:
Cascadeplein 6
9726 AD Groningen
9726 AD Groningen
Niet vertegenwoordigd
II.
Stichting Bureau Jeugdzorg,
Waterloolaan1
Postbus1203
9701 BE Groningen,
Postbus1203
9701 BE Groningen,
Woonplaats gekozen hebbende ten
kantore van de advocaat mr. P.
van S..... Advocaten BV Aan
de ...,
‘s-Gravenhage,
I. INLEIDING
1.
(Bijlage)
Het verzoek tot cassatie richt zich tegen de beschikking van het Gerechtshof te
‘s-Gravenhage van 29 augustus 2012 (200.110.550/01 FA RK 12-4503) in het beroep
tegen de beschikking van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 juli 2012
rekestnummer: FA RK 12-4503, zaaknummer:
421543
2.
Het
Gerechtshof ‘s-Gravenhage heeft de vordering van verzoekers afgewezen alle
beschikkingen van de Rechtbank Groningen en het Gerechtshof Leeuwarden met
betrekking tot de ondertoezichtstelling en de machtigingen tot uithuisplaatsingen
met betrekking tot genoemde kinderen nietig te verklaren / althans te beëindigen. Het Gerechtshof heeft
het verzoek tot de teruggeleiding van de kinderen naar hun ouders in Duitsland
afgewezen. Het Gerechtshof bevestigt het vonnis van de Rechtbank ‘s-Gravenhage,
waarbij deze de vraag of er sprake was van een ongeoorloofd weghalen van de kinderen bij hun ouders in Duitsland
vandaan in de periode 23 december tot en met 27 december 2011 onrechtmatig was,
heeft verwezen naar de civiele kamer van de Rechtbank ‘s-Gravenhage.
Het
Gerechtshof is van oordeel dat de Raad van de Kinderbescherming in de
teruggeleidingprocedure zich niet hoeft te houden aan de regels van de
verplichte procesvertegenwoordiging.
De door verzoekers verzochte
kostenveroordeling van de Raad en Bureau Jeugdzorg is afgewezen. Het Gerechtshof
is op geen van de 13 grieven en gestelde rechtsvragen van de zijde van
verzoekers ingegaan. Het Gerechtshof heeft ook geen acht geslagen op het
standpunt van de Centrale Autoriteit, zoals omschreven in de brief van 30 juli
2012, als productie overgelegd, en op zitting herhaald, dat er op neerkomt, dat het weghalen van de
kinderen uit Duitsland in december 2011 onttrekking is van de kinderen aan het
legitieme gezag van hun ouders en derhalve als ontvoering in de zin van het
HKOV moet worden beschouwd.
II Feiten
3. Op 23 december 2011 zijn de
genoemde kinderen op verzoek van de mevrouw K. van BJZ Groningen bij hun
ouders in Duitsland vandaan weggehaald, in Duitsland in een kindertehuis
geplaatst en op 27 december 2011 op transport gesteld naar de Nederlandse grens
en overgedragen aan Bureau Jeugdzorg Groningen. De kinderen worden sedertdien
op geheime locaties in Nederland vastgehouden en mogen geen contact hebben met
hun ouders anders dan via sporadisch toegestane begeleide bezoekuren. Aan deze
wegvoering van de kinderen uit Duitsland is geen Duitse rechter, ondanks dat de
Duitse wet dat dwingend voorschrijft, te pas gekomen.
4.
Verzoekers zijn met kinderen begin
november 2011 geëmigreerd naar Duitsland. De intentie van verzoekers naar
Duitsland te verhuizen bestond vanaf begin 2010. Op 23 november 2011 is door verzoekers, nadat hiertoe nog door de
gemeente Stadskanaal nieuwe paspoorten waren afgegeven, een huurovereenkomst
met betrekking tot de woning in Duitsland afgesloten voor de duur van 2 jaar.
Verzoekers hebben zich op 23 november 2011 ingeschreven in de Duitse Burgerlijke
Stand aan het adres Lattensberg .., 2... Esterwegen en uitgeschreven uit S...., 9502.. Stadskanaal. Vanaf die dag ontvangen de ouders voor de kinderen
kinderbijslagen, zijn de ouders belastingplichtig in Duitsland. De
ziektekostenverzekering en andere verzekeringen zijn vanaf eind november 2011
overgeschreven naar Duitsland. De kinderen zijn opgegeven voor de school en
periodieke medische controle in Duitsland. Er is een vaste telefoonaansluiting
in Duitsland. De kinderen hebben een spaarbankboekje bij een Duitse bank.
Verzoekers hebben een Duitse bankrekening et cetera.
5.
Naar aanleiding van een bij Bureau
Jeugdzorg op 23 november 2011 binnengekomen bericht van de gemeente Stadskanaal,
dat het gezin naar Duitsland was geëmigreerd heeft de Raad en Bureau Jeugdzorg Groningen
op 24 november 2011 een verzoek tot ondertoezichtstelling en het
verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing ingediend bij de Rechtbank
Groningen.
6.
Op 25 november 2011, nadat de
politie had geconstateerd dat de woning in Stadskanaal leeg en ontruimd was,
heeft de Raad en Bureau Jeugdzorg gegrond op de verhuizing van verzoekers naar
Duitsland een verzoek ingediend tot een machtiging tot spoeduithuisplaatsing
van genoemde kinderen.
7.
Op 25 november 2011 heeft de Rechtbank te Groningen aan Bureau Jeugdzorg
te Groningen een spoedmachtiging verstrekt de kinderen uit huis te plaatsen. De
rechter stelt in de beschikking vast dat verzoekers met hun kinderen zijn
geëmigreerd naar Duitsland. In strijd met art 17 Brussel II Bis toetst de
rechter zijn bevoegdheid niet. Deze beschikking is niet aan verzoekers betekend.
De kinderen hadden geen woonplaats meer in Nederland en de beschikking kan niet
in Duitsland ten uitvoer worden gelegd.
8.
Op 7 december 2011 heeft er een
zitting plaatsgevonden bij de Rechtbank Groningen. Verzoekers waren niet
opgeroepen voor de zitting en zijn niet persoonlijk verschenen. Reden was het
bericht dat verzoekers zouden worden aangehouden op grond van een door de
Officier van Justitie te Groningen uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel
wegens kinderontvoering, namelijk de legitieme verhuizing naar Duitsland in november 2011.
9.
Op 14 december 2011 spreekt de
rechter de ondertoezichtstelling uit en verleent Bureau Jeugdzorg een
machtiging tot uithuisplaatsing. De
rechter acht zich, ten onrechte, bevoegd om de ondertoezichtstelling en een
machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken op grond van art 20 Brussel II
Bis. Dit art betreft de bevoegdheid een spoedmaatregel te treffen voor kinderen,
die in een andere lidstaat wonen, maar hier verblijven indien het treffen van
de maatregel dringend geboden is. Noch ten tijde van het afgeven van een
machtiging tot een spoeduithuisplaatsing noch ten tijde van het uitspreken van
de ondertoezichtstelling bevonden de kinderen zich in Nederland noch was het
treffen van een maatregel in Nederland dringend geboden.
De gegeven beschikkingen van de
Nederlandse rechter is niet uitvoerbaar
in Duitsland, omdat de bevoegdheid van
Bureau Jeugdzorg tot tenuitvoerlegging niet reikt tot over de landsgrens van
Nederland.
10.
Op 23 december 2011 heeft het
Jugendamt met behulp van de politie in Duitsland, zonder enige tussenkomst van
de Duitse rechter en zonder dat er betekening had plaatsgevonden van een
beschikking aan het adres van de verzoekers, de kinderen weggevoerd van hun
ouders. Mevrouw K., gezinsvoogd, had het Jugendamt valselijk medegedeeld,
dat de ouders voor hun vertrek naar Duitsland in Nederland uit het ouderlijk
gezag waren ontzet. Als dit al een tenuitvoerlegging van een beschikking is
geweest dan is daartoe niet de procedure gevolgd als vereist volgens Brussel
Bis II en de Duitse wetgeving bij tenuitvoerleggingen van beschikkingen van een
ander lidstaat en het HKOV. (In strijd met artikel 42 van het SocialGesetzBuch 8.)
11.
Het weghalen van de kinderen, het vasthouden
van de kinderen en het scheiden van hun ouders is een flagrante schending van
de artikelen 8, 5, 3 van het EVRM
en strijdig met het verdrag inzake De
Rechten van het Kind (artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 17, 18), art 24 van
het Handvest van de Grondrechten van de EU en het Haags
Kinderontvoeringsverdrag. Volgens zowel de Duitse Centrale Autoriteit als de
Nederlandse Centrale Autoriteit is er sprake van het onttrekken aan het
legitiem gezag van de ouders over de kinderen en derhalve is er sprake van
kinderontvoering in december 2011 door BJZ en de Raad in de zin van HKOV.
De Duitse justitie is een
strafvervolging begonnen tegen de betrokkenen. Volgens BJZ hebben het Jugendamt
en Bureau Jeugdzorg Groningen goed samengewerkt bij het plegen van dit ernstige
strafbare feit.
12.
Tegen de beschikking van 14
december 2011 hebben verzoekers beroep ingesteld. Op 1 maart 2012 acht het Gerechtshof
Leeuwarden de Rechtbank Groningen bevoegd op een geheel andere grond dan de Rechtbank
had gedaan. Het Gerechtshof Leeuwarden stelt in strijd met de feiten, dat de kinderen steeds hun gewone woonplaats
in Nederland hebben gehad. Het Gerechtshof laat na aan te duiden waar de
kinderen dan wel in Nederland hun woonplaats hadden en passeert het feit dat de
kinderen uit Duitsland zijn weggevoerd. Bovendien was er noch door de Raad noch
door Bureau Jeugdzorg een grief ingediend tegen de vaststelling van de
kinderrechter, dat het gezin naar Duitsland was geëmigreerd (25 november 2011)
en dat de kinderen hun woonplaats hadden in Duitsland (14 december 2011). Die
stelling was dus onweersproken.
Het oordeel van het Gerechtshof
Leeuwarden is een valselijke aanpassing van de feiten om de onbevoegdheid van
de Groningse rechter weg te poetsen en onrechtmatig handelen van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg
te legitimeren. Het is geen oordeel van een eerlijke en onafhankelijke rechter
als bedoeld in art 47 van het Europese Handvest van de Grondrechten van de
Europese Unie. Volgens art 21 Rechtsvordering
zijn partijen verplicht de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Partijen mogen op grond van datzelfde artikel van de rechter verwachten een
waarheidsgetrouw onafhankelijk oordeel te geven, zeker in het licht van de zeer
ernstige schendingen van de mensenrechten, die hier ter discussie staan. Het
belang van de kinderen dient voorop te staan bij de uitleg van art 8 Brussel II
Bis maar speelt geen rol bij de genomen litigieuze beschikkingen.
13.
De beschikking van het Gerechtshof
Leeuwarden berust niet op de feiten en zeker niet op alle feiten, die ten
grondslag hadden moeten liggen in verband met de toetsing aan art 8 Brussel II Bis.
De doelstelling van de ondertoezichtstelling
en de machtiging tot uithuisplaatsing als tijdelijke maatregel is buiten
beschouwing gelaten. Kinderen op 220 kilometer afstand van hun ouders in
Duitsland vasthouden in Nederland op grond van de tenuitvoerlegging van die
machtiging, terwijl hun toekomst ligt met de ouders in Duitsland is zo’n
omstandigheid, waarmee rekening gehouden had moeten worden bij de beoordeling
van de bevoegdheid op grond van art 8 Brussel II Bis en de legitimiteit van de
genomen beschikkingen.
Tegen deze beschikking is op 31
mei 2012 cassatie ingesteld door mr J.
14.
Op 22 maart 2012 is de
ondertoezichtstelling door de Groningse Rechtbank verlengd tot 1 februari 2013
en de uithuisplaatsing tot 27 juli 2012. De rechter acht zich thans bevoegd op
grond van het feit, dat de kinderen zich in Nederland bevinden zonder te
beoordelen of het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland in december 2011 en
het onderbrengen op geheime adressen in Nederland legitiem is gebeurd. Tegen
deze beschikking is op 22 juli 2012
beroep aangetekend bij het Gerechtshof Leeuwarden.
In verband met een door verzoekers opgeworpen wrakingsincident is
het hoger beroep tegen de beschikking van 22 maart 2012 eerst op 3 september
2012 behandeld.
15.
Op 20 juni 2012 heeft de Rechtbank
‘s-Gravenhage het verzoek tot nietig verklaren van de ondertoezichtstelling en
uithuisplaatsing en het verzoek tot teruggeleiding afgewezen en zich onbevoegd
verklaard ten aanzien van de verzoeken, die betrekking hadden op Boek 1
kwesties en de behandeling daarvan doorverwezen naar de Groningse rechter. De Rechtbank
verwijst naar de rolzitting van de civiele handelskamer van 22 augustus 2012 om
De Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid te
stellen bij nadere akte zich uit te laten over de onrechtmatigheid van het
wegvoeren van de kinderen uit Duitsland in december 2011. De Rechtbank en het Gerechtshof
nemen de motivering van de in cassatie betwiste beschikking van het Gerechtshof
Leeuwarden van 1 maart 2012 integraal over.
16.
Van deze beschikking is op 26 juli
2012 beroep ingesteld door de verzoekers bij het Gerechtshof ‘s-Gravenhage. Verzoekers
hebben tegen deze beschikking 13 grieven ingediend. Op geen van de grieven en
daarin gestelde rechtsvragen is het Gerechtshof ‘s-Gravenhage ingegaan.
17.
In het arrest van 29 augustus 2012
bevestigt het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 20
juli 2012.
III.
Cassatiemiddelen
Middel 1
18.
Blijkens pagina 2 van het arrest van
29 augustus 2012 is het Gerechtshof uitgegaan van onjuiste feiten, die cruciaal
zijn in verband met de beoordeling van de vragen, die aan haar zijn voorgelegd.
In strijd met de waarheid en niet
berustend op enigerlei stelling van de partijen stelt het Gerechtshof, dat De
Raad voor de Kinderbescherming op 22 oktober 2011 de Rechtbank heeft
verzocht de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing uit te spreken. Art 24
Rv is geschonden, maar ook is de uitspraak strijdig met art 47 van het eerder
genoemde handvest van de grondrechten. Ook in licht van art 21 Rechtsvordering
mag van een onafhankelijke rechter verwacht worden dat de feiten niet worden
verdraaid.
19.
Uit alle stukken blijkt dat dit
verzoek eerst door de Raad is gedaan op 24 november 2011, derhalve nadat het
gezin naar Duitsland was verhuisd en nadat het zich had ingeschreven op 23
november 2011 op het adres in Duitsland. Dit feit van de indiening van het
verzoekschrift en de datum van de verhuizing en het verblijf van de kinderen is
cruciaal in verband met de vraag of de Rechtbank Groningen bevoegd was een machtiging
tot een voorlopige uithuisplaatsing uit te spreken en de ondertoezichtstelling
en de machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken in verband met art 8 van
de verordening Brussel II Bis. Die bevoegdheid van de Nederlandse rechter bestond
- mogelijk - wel ingevolge art 8 van Brussel II Bis, indien zoals het Gerechtshof
in strijd met de waarheid stelt, het verzoekschrift is ingediend op 22 oktober
2011 maar zeker niet meer voor verzoekschriften na 23 oktober 2011 ingediend. Gezien
de duidelijke stellingen en gronden van verzoekers is het volstrekt
onbegrijpelijk dat het Gerechtshof uit is gegaan van 22 oktober 2011 als
indieningsdatum.
Het niet uitgaan van de feiten
zoals die uit het dossier blijken, maar het valselijk aanpassen van de feiten
aan de voor BJZ en de Raad en eerdere rechters gewenste uitkomst is in strijd
met de minimale eisen, die de burger in het kader van een behoorlijk en eerlijk
proces bij een onafhankelijk rechter, mag stellen zoals bedoeld in art 47 van
het handvest van de grondrechten van de EU. (Art 6 EVRM, art 13 EVRM.)
20.
Het Gerechtshof stelt onder overweging
13 van het arrest, dat het de ouders op het moment van de verhuizing naar
Duitsland in november 2011 niet geoorloofd was om zich met de minderjarigen
zich daar te vestigen. Deze vaststelling is net zo valselijk en onwaar, is ook niet
op het recht gebaseerd en niet gemotiveerd althans niet naar behoren op grond
van feiten gemotiveerd en in strijd met de grondrechten en het EG verdrag. (Het
beginsel van vrij verkeer van goederen en personen in de EG.)
Niet weerlegd noch weersproken is
dat op het moment van verhuizing naar Duitsland er geen enkele maatregel van
kracht was, die het gezagsrecht van de ouders beperkte de woonplaats van de
kinderen te bepalen. Het uitspreken van de machtiging aan BJZ tot uithuisplaatsing
en de ondertoezichtstelling beperkt het gezag van de ouders niet de woonplaats van de
kinderen te bepalen. Een machtiging tot spoeduithuisplaatsing noch een ondertoezichtstelling ten behoeve van Bureau Jeugdzorg Groningen kunnen
ten uitvoer worden gelegd in Duitsland. De bevoegdheid van Bureau Jeugdzorg is
begrensd tot Nederland.
De kinderen waren op het moment
van uitspreken van een machtiging van de uithuisplaatsing op 25 november 2011 reeds
woonachtig in Duitsland.
De betreffende beschikking is niet
betekend en/of tenuitvoergelegd nog voordat de kinderen naar Duitsland zijn
verhuisd. Er heeft geen betekening of oproep plaatsgevonden in Duitsland van
welke beschikking of oproep dan ook.
21.
Het op verzoek van Bureau Jeugdzorg
op grond van valse voorwendselen laten plaatsen van de kinderen in een
kindertehuis in Duitsland en het overbrengen van de kinderen vanuit Duitsland
naar Nederland zonder de interventie van de Duitse rechter is ingevolge de EG verordening 2201/2003 (Brussel II Bis) en de
Duitse wetgeving en het HKOV niet toegestaan.
22.
Het HKOV is wat dat betreft
duidelijk. Indien de kinderen in strijd met het gezagsrecht van de ouders zouden
zijn verhuisd in november 2011 van Nederland
naar Duitsland dan was de enige manier geweest in Duitsland een teruggeleidingsprocedure
te voeren. Voor het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland was geen recht of
titel; het wegvoeren van de kinderen is een misdrijf en is een ontvoering in de
zin van het HKOV en derhalve het ongeoorloofd onttrekken aan het ouderlijk
gezag. De daaruit voortvloeiende voortzetting van de uithuisplaatsing is
onrechtmatig en de Nederlandse rechter had de uithuisplaatsing ambtshalve vanaf
23 december 2012 moeten beëindigen.
Middel 2
23.
In strijd met het Haags
Kinderontvoeringsverdrag en de uitvoeringswet heeft het Gerechtshof de uitspraak
van de Rechtbank bevestigd, waarbij de vraag of het weghalen en wegvoeren van
de kinderen uit Duitsland ongeoorloofd (onrechtmatig) was, de kernvraag van de teruggeleidingsprocedure, verwezen wordt naar
de handelskamer van de Rechtbank.
Door in navolging van de Rechtbank
te verwijzen weigert Het Gerechtshof een ernstige inbreuk van de rechten van de
mens en art 3, art 5 en art 8 van het EVRM te toetsen, terwijl in de
uitvoeringwet van HKOV de Rechtbank in ‘s-Gravenhage als Rechtbank is
aangewezen de geoorloofdheid van het weghalen en wegvoeren van kinderen te
toetsen aan de van toepassing zijnde wetten verdragen etc.
Art 26 Rechtsvordering is
geschonden.
24.
Het Gerechtshof weigert ook op de
dienaangaande gestelde grief in te gaan en schendt daardoor ook de beginselen
van een behoorlijk proces. Art 23 Rv. Het hof ontzegt daarmee in strijd met art
47 van het eerder genoemde Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
een effectief beroep van verzoekers binnen een redelijke termijn op een onafhankelijke
rechter.
Verzoekers
worden door het Gerechtshof en de Rechtbank van het kastje naar de muur
gestuurd in strijd met de doelstelling van het HKOV verdrag en de daaruit
voortvloeiende verplichting van de lidstaten in kinderontvoeringzaken spoedig
tot een gerechtelijke beslissing te komen.
25.
Ingevolge art 5 lid 3
EVRM dienen dergelijke vrijheidsbenemende maatregelen op korte termijn te
worden getoetst door een onafhankelijke rechter. De stelling van verzoekers is
dat ingevolge art 5 EVRM zij er recht op hebben, dat op korte termijn en door
een onafhankelijke rechter de legitimiteit van het bij de ouders weghalen van
de kinderen en het sedertdien vasthouden van de kinderen op geheime plaatsen
wordt getoetst. De Rechtbank en het Gerechtshof miskennen dat recht. Op zich is
dit een onmenselijke behandeling en een schending van de mensenrechten.
26.
Al bijna 10 maanden is
er sprake van een onrechtmatige situatie en een ernstige schending van de
mensenrechten. Er is geen sprake van een rechtmatigheidstoetsing door een
onafhankelijke en eerlijke rechter binnen een redelijke termijn. (zie o.a.
E.H.R.M. 7 juni 2011 ). (Analoog aan Brogan, EHRM 29 november 1988 A
1458) Art 5 lid 1, 5 lid 3, 5 lid 4, art
6 lid 1 en art 13 EVRM worden geschonden.
Bij
een vrijheidsberoving in het kader van een strafvervolging is de termijn
waarbinnen de vrijheidsbeneming na inverzekeringstelling door een rechter moet
worden getoetst hooguit 3 dagen.
Bij
spoeduithuisplaatsingen in Duitsland op grond van een machtiging van de Duitse
rechter moet de rechter binnen 24 uur na de tenuitvoerlegging worden
ingeschakeld en worden de ouders binnen die 24 uur in de gelegenheid gesteld om
te worden gehoord. De verordening Brussel II Bis is geschonden, doordat
verzoekers niet de gelegenheid hebben gehad zich tegen de onbevoegde
tenuitvoerlegging van de onbevoegde machtiging tot uithuisplaatsing te
verzetten bij een Duitse rechter.
27.
In het kader van de
rechtmatigheidstoetsing wordt opgemerkt dat er nooit een voor de gezondheid van
de kinderen bedreigende situatie geweest, die een (spoed) uithuisplaatsing en
ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De enige reden tot een machtiging tot spoeduithuisplaatsing
was “de verhuizing naar Duitsland.” De strijd met het EG –verdrag is evident.
Middel 3
28.
De vraag of de Rechtbanken van
Groningen en Leeuwarden wel in absolute en relatieve zin bevoegd waren de in
het geding zijnde beschikkingen te nemen had niet mogen worden afgedaan met de
stelling dat dat oordeel niet in het gesloten systeem van rechtsmiddelen zou
passen. De motivering is onbegrijpelijk. De rechtsvraag of de Groningse Rechtbank
en het Gerechtshof Leeuwarden bevoegd waren de litigieuze beschikkingen te geven
dient te worden beantwoord door een onafhankelijk rechtscollege, en niet door
de Rechtbank en/of het Gerechtshof die onbevoegd die beschikkingen hebben gegeven.
Die zijn immers niet onpartijdig. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft een
wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers omdat geweigerd was
op verzoekers verzoek in te gaan over de bevoegdheidskwestie opnieuw een
uitspraak te doen in een geheel andere samenstelling dan die waarin op 1
maart 2012 door het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak was gedaan.
29.
Het inroepen van de nietigheid op
grond van de relatieve en absolute onbevoegdheid van de gegeven beschikkingen
was actueel bij de beoordeling of het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland
legitiem was. Volgens de Hoge Raad is een beslissing door een onbevoegde
rechter niet zondermeer nietig, maar dient de nietigheid daarvan te worden
ingeroepen, hetgeen verzoekers dan ook hebben gedaan bij de bevoegde rechter.
Het feit dat tegen de beschikking van 1 maart 2012 beroep in
cassatie is ingesteld doet daar niet aan
af. De Hoge Raad beperkt haar toetsingskader anders dan het Europese Hof van
Justitie tot hetgeen in het cassatiemiddel is gesteld en hoe het is ingericht. Bovendien
is er sprake van het voortduren van een onrechtmatige situatie. Het feit dat de
Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of de rechter wel
bevoegd was is geen rechtvaardiging voor het laten voortduren van een
onrechtmatige situatie.
Middel 4
30.
In strijd met internationale verdragen
zoals het verdrag van de rechten van het kind het HKOV, de EG-verordening
Brussel II Bis en art 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
heeft het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage op geen enkele wijze het belang van de
kinderen in haar overwegingen betrokken.
De kinderen
zijn nimmer door een onafhankelijke deskundige onderzocht om te weten te komen
hoe zij de brute scheiding van hun ouders en verdere onthechting beleven.
Tijdens de bezoekuren die de ouders met de kinderen sporadisch is toegestaan blijkt dat de kinderen fors zijn
getraumatiseerd. C.... is tegen alle waarschuwingen geplaatst bij een pleeggezin
met honden en katten, terwijl er een medische indicatie was dat dit in verband
met haar astma absoluut onverantwoord zou zijn. Nu moet zij geopereerd worden
aan haar amandelen. Ouders worden gefrustreerd in hun zorg voor de kinderen en
mogen geen contact met de pleegouders en hun kinderen, zelfs niet om hun
dochter naar een operatie toe te
begeleiden.
Nogmaals; er
is geen enkel op feiten berustende grond die rechtvaardigt dat de ouders van
hun kinderen gescheiden zijn en gescheiden worden gehouden. De door Bureau
Jeugdzorg veroorzaakte en door de rechter gelegitimeerde ongerechtvaardigde onthechting
heeft traumatische gevolgen voor de kinderen - hun hele leven lang.
IV. Conclusie
De
uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage van 29 augustus 2012, FA RK 12-4503
200.110.550/01 kan wegens strijdigheid met het recht niet in stand blijven.
Met
verzoek aan de Hoge Raad de uitspraak
van het Gerechtshof van 29 augustus 2012, FA RK 12-4503,200.110.550/01 te
vernietigen met vaststelling van de verdere behandeling als de Hoge Raad in
goede justitie zal vermenen te behoren.
Advocaat,
Mr.
Anoniem:
Dit is een cassatieverzoek inzake de zaak de H./Kr.
Het komt er op neer dat de Raad en Bureau Jeugdzorg en de Rechters doen aan kinderontvoering.
Niet alleen de Raad en Bureau Jeugdzorg plegen valsheid in geschrifte , maar de rechters faciliteren kinderontvoering en gijzeling door ook valsheid in geschrifte te plegen.
Niet alleen de rechter in Groningen en Leeuwarden, maar ook in Den Haag. In Amsterdam doen ze het ook.
De Hoge Raad gaat, ook nu weer de andere kant opkijken.
UPDATE: 14 januari 2015 - Telegraaf
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
UPDATE: 14 januari 2015 - Telegraaf
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
Tja, jeugdrecht in Nederland, Planet of the Apes is here already?
BeantwoordenVerwijderenDoorsturen naar Europees Hof
BeantwoordenVerwijderenJazeker!!! En de werkelijkheid is vaak erger dan een horrorfilm!! (Uitspraak van mijn huisarts!!)
BeantwoordenVerwijderenHet is natuurlijk weer uiterst goor en vuil dat zo'n gezinsvoogd liegt! Ze verzon dat de ouders het gezag hadden verloren!
BeantwoordenVerwijderenDe gemeente gaf trouwens aan BJZ door dat de mensen verhuisden. Ook heel kwalijk volgens mij. Waarom deed de gemeente dat?
Dat mag helemaal niet!
En daarmee begon de ellende want als de gemeente dat niet had gedaan had de gezinsvoogd niet gelogen enz.
Als ouders (rechters) geen grenzen stellen voor hun kinderen (Bjz), is het geen wonder dat het allemaal totaal uit de hand loopt.
BeantwoordenVerwijderenBij ons ging het net zo, het is structureel liegende gezinsvoogden die zich uitgeven voor VOOGD en dat is heel wat anders! zie ook www.burojeugdzorg.nl/822.htm
BeantwoordenVerwijderenVolgens mij liegen alle voogden bij BJZ
BeantwoordenVerwijderen