dinsdag 18 september 2012

Cassatieverzoek - Legale kinderontvoering

Kinderen op transport gezet van Duitsland naar Nederland

Hoe Nederland omgaat met het Internationale recht, rechten van ouders en kinderen....



Toevoeging aangevraagd d.d. 13 september 2012

De Hoge Raad
Te s’Gravenhage 

Verzoekschrift  tot cassatie

Verzoekers

A.      P.  d.. H..., vader, en A.... K..., moeder, beiden wonende te Esterwegen, Duitsland, voor deze zaak woonplaats kiezende te Amsterdam (1... BE) bij de advocaat mr. H., kantoorhoudende  aan de .... te Amsterdam alsmede te Wassenaar ten kantore van mr. J ..., kantoor houdende te Wassenaar aan de V.. Z.. van ........ Wassenaar Postadres: ......., die dit verzoekschrift ondertekent en indient.


B.       Verzoekers zijn vader en moeder van


C... M.... d.. H... geboren op ..... 2007,

C.... C....  d ... H... geboren op  ....2008  en

C.... Y.... d.. H...., geboren op ....2009.


Tegenpartij

I.        De Raad voor de Kinderbescherming (Ministerie van veiligheid en Justitie)

Gevestigd:

Cascadeplein 6
9726 AD Groningen 

Niet vertegenwoordigd


II.        Stichting Bureau Jeugdzorg,

Waterloolaan1
Postbus1203
9701 BE Groningen,

Woonplaats gekozen hebbende ten kantore van de advocaat mr. P.

van S..... Advocaten BV Aan de ...,

‘s-Gravenhage, 

I. INLEIDING


1.       (Bijlage) Het verzoek tot cassatie richt zich tegen de beschikking van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 29 augustus 2012 (200.110.550/01 FA RK 12-4503) in het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 juli 2012 rekestnummer: FA RK 12-4503,  zaaknummer: 421543 

2.       Het Gerechtshof ‘s-Gravenhage heeft de vordering van verzoekers afgewezen alle beschikkingen van de Rechtbank Groningen en het Gerechtshof Leeuwarden met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de machtigingen tot uithuisplaatsingen met betrekking tot genoemde kinderen nietig te verklaren / althans te beëindigen. Het Gerechtshof heeft het verzoek tot de teruggeleiding van de kinderen naar hun ouders in Duitsland afgewezen. Het Gerechtshof bevestigt het vonnis van de Rechtbank ‘s-Gravenhage, waarbij deze de vraag of er sprake was van een ongeoorloofd  weghalen van de kinderen bij hun ouders in Duitsland vandaan in de periode 23 december tot en met 27 december 2011 onrechtmatig was, heeft verwezen naar de civiele kamer van de Rechtbank ‘s-Gravenhage.

Het Gerechtshof is van oordeel dat de Raad van de Kinderbescherming in de teruggeleidingprocedure zich niet hoeft te houden aan de regels van de verplichte procesvertegenwoordiging.

De door verzoekers verzochte kostenveroordeling van de Raad en Bureau Jeugdzorg is afgewezen. Het Gerechtshof is op geen van de 13 grieven en gestelde rechtsvragen van de zijde van verzoekers ingegaan. Het Gerechtshof heeft ook geen acht geslagen op het standpunt van de Centrale Autoriteit, zoals omschreven in de brief van 30 juli 2012, als productie overgelegd, en op zitting herhaald,  dat er op neerkomt, dat het weghalen van de kinderen uit Duitsland in december 2011 onttrekking is van de kinderen aan het legitieme gezag van hun ouders en derhalve als ontvoering in de zin van het HKOV moet worden beschouwd.

II    Feiten


3.      Op 23 december 2011 zijn de genoemde kinderen op verzoek van de mevrouw K. van BJZ Groningen bij hun ouders in Duitsland vandaan weggehaald, in Duitsland in een kindertehuis geplaatst en op 27 december 2011 op transport gesteld naar de Nederlandse grens en overgedragen aan Bureau Jeugdzorg Groningen. De kinderen worden sedertdien op geheime locaties in Nederland vastgehouden en mogen geen contact hebben met hun ouders anders dan via sporadisch toegestane begeleide bezoekuren. Aan deze wegvoering van de kinderen uit Duitsland is geen Duitse rechter, ondanks dat de Duitse wet dat dwingend voorschrijft, te pas gekomen.

4.       Verzoekers zijn met kinderen begin november 2011 geëmigreerd naar Duitsland. De intentie van verzoekers naar Duitsland te verhuizen bestond vanaf begin 2010. Op 23 november 2011  is door verzoekers, nadat hiertoe nog door de gemeente Stadskanaal nieuwe paspoorten waren afgegeven, een huurovereenkomst met betrekking tot de woning in Duitsland afgesloten voor de duur van 2 jaar. Verzoekers hebben zich op 23 november 2011 ingeschreven in de Duitse Burgerlijke Stand aan het adres Lattensberg .., 2... Esterwegen en uitgeschreven uit S...., 9502.. Stadskanaal. Vanaf die dag ontvangen de ouders voor de kinderen kinderbijslagen, zijn de ouders belastingplichtig in Duitsland. De ziektekostenverzekering en andere verzekeringen zijn vanaf eind november 2011 overgeschreven naar Duitsland. De kinderen zijn opgegeven voor de school en periodieke medische controle in Duitsland. Er is een vaste telefoonaansluiting in Duitsland. De kinderen hebben een spaarbankboekje bij een Duitse bank. Verzoekers hebben een Duitse bankrekening et cetera. 

5.       Naar aanleiding van een bij Bureau Jeugdzorg op 23 november 2011 binnengekomen bericht van de gemeente Stadskanaal, dat het gezin naar Duitsland was geëmigreerd heeft de Raad en Bureau Jeugdzorg Groningen op 24 november 2011 een verzoek tot ondertoezichtstelling en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing ingediend bij de Rechtbank Groningen.
6.       Op 25 november 2011, nadat de politie had geconstateerd dat de woning in Stadskanaal leeg en ontruimd was, heeft de Raad en Bureau Jeugdzorg gegrond op de verhuizing van verzoekers naar Duitsland een verzoek ingediend tot een machtiging tot spoeduithuisplaatsing van genoemde kinderen.  

7.       Op 25 november 2011 heeft de Rechtbank te Groningen aan Bureau Jeugdzorg te Groningen een spoedmachtiging verstrekt de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter stelt in de beschikking vast dat verzoekers met hun kinderen zijn geëmigreerd naar Duitsland. In strijd met art 17 Brussel II Bis toetst de rechter zijn bevoegdheid niet. Deze beschikking is niet aan verzoekers betekend. De kinderen hadden geen woonplaats meer in Nederland en de beschikking kan niet in Duitsland ten uitvoer worden gelegd. 

8.       Op 7 december 2011 heeft er een zitting plaatsgevonden bij de Rechtbank Groningen. Verzoekers waren niet opgeroepen voor de zitting en zijn niet persoonlijk verschenen. Reden was het bericht dat verzoekers zouden worden aangehouden op grond van een door de Officier van Justitie te Groningen uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel wegens kinderontvoering, namelijk de legitieme verhuizing  naar Duitsland in november 2011. 

9.       Op 14 december 2011 spreekt de rechter de ondertoezichtstelling uit en verleent Bureau Jeugdzorg een machtiging tot  uithuisplaatsing. De rechter acht zich, ten onrechte, bevoegd om de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken op grond van art 20 Brussel II Bis. Dit art betreft de bevoegdheid een spoedmaatregel te treffen voor kinderen, die in een andere lidstaat wonen, maar hier verblijven indien het treffen van de maatregel dringend geboden is. Noch ten tijde van het afgeven van een machtiging tot een spoeduithuisplaatsing noch ten tijde van het uitspreken van de ondertoezichtstelling bevonden de kinderen zich in Nederland noch was het treffen van een maatregel in Nederland dringend geboden. 

De gegeven beschikkingen van de Nederlandse rechter  is niet uitvoerbaar in Duitsland,  omdat de bevoegdheid van Bureau Jeugdzorg tot tenuitvoerlegging niet reikt tot over de landsgrens van Nederland. 

10.   Op 23 december 2011 heeft het Jugendamt met behulp van de politie in Duitsland, zonder enige tussenkomst van de Duitse rechter en zonder dat er betekening had plaatsgevonden van een beschikking aan het adres van de verzoekers, de kinderen weggevoerd van hun ouders. Mevrouw K., gezinsvoogd, had het Jugendamt valselijk medegedeeld, dat de ouders voor hun vertrek naar Duitsland in Nederland uit het ouderlijk gezag waren ontzet. Als dit al een tenuitvoerlegging van een beschikking is geweest dan is daartoe niet de procedure gevolgd als vereist volgens Brussel Bis II en de Duitse wetgeving bij tenuitvoerleggingen van beschikkingen van een ander lidstaat en het HKOV. (In strijd met artikel 42 van het SocialGesetzBuch 8.) 

11.   Het weghalen van de kinderen, het vasthouden van de kinderen en het scheiden van hun ouders is een flagrante schending van de artikelen 8, 5, 3  van het EVRM en  strijdig met het verdrag inzake De Rechten van het Kind (artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 17, 18), art 24 van het Handvest van de Grondrechten van de EU en het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Volgens zowel de Duitse Centrale Autoriteit als de Nederlandse Centrale Autoriteit is er sprake van het onttrekken aan het legitiem gezag van de ouders over de kinderen en derhalve is er sprake van kinderontvoering in december 2011 door BJZ en de Raad  in de zin van HKOV.  

De Duitse justitie is een strafvervolging begonnen tegen de betrokkenen. Volgens BJZ hebben het Jugendamt en Bureau Jeugdzorg Groningen goed samengewerkt bij het plegen van dit ernstige strafbare feit. 
12.   Tegen de beschikking van 14 december 2011 hebben verzoekers beroep ingesteld. Op 1 maart 2012 acht het Gerechtshof Leeuwarden de Rechtbank Groningen bevoegd op een geheel andere grond dan de Rechtbank had gedaan. Het Gerechtshof Leeuwarden stelt in strijd met de feiten,  dat de kinderen steeds hun gewone woonplaats in Nederland hebben gehad. Het Gerechtshof laat na aan te duiden waar de kinderen dan wel in Nederland hun woonplaats hadden en passeert het feit dat de kinderen uit Duitsland zijn weggevoerd. Bovendien was er noch door de Raad noch door Bureau Jeugdzorg een grief ingediend tegen de vaststelling van de kinderrechter, dat het gezin naar Duitsland was geëmigreerd (25 november 2011) en dat de kinderen hun woonplaats hadden in Duitsland (14 december 2011). Die stelling was dus onweersproken.

Het oordeel van het Gerechtshof Leeuwarden is een valselijke aanpassing van de feiten om de onbevoegdheid van de Groningse rechter weg te poetsen en onrechtmatig handelen van  de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg te legitimeren. Het is geen oordeel van een eerlijke en onafhankelijke rechter als bedoeld in art 47 van het Europese Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.  Volgens art 21 Rechtsvordering zijn partijen verplicht de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Partijen mogen op grond van datzelfde artikel van de rechter verwachten een waarheidsgetrouw onafhankelijk oordeel te geven, zeker in het licht van de zeer ernstige schendingen van de mensenrechten, die hier ter discussie staan. Het belang van de kinderen dient voorop te staan bij de uitleg van art 8 Brussel II Bis maar speelt geen rol bij de genomen litigieuze beschikkingen. 

13.   De beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden berust niet op de feiten en zeker niet op alle feiten, die ten grondslag hadden moeten liggen in verband met  de toetsing aan art 8 Brussel II Bis.

De doelstelling van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing als tijdelijke maatregel is buiten beschouwing gelaten. Kinderen op 220 kilometer afstand van hun ouders in Duitsland vasthouden in Nederland op grond van de tenuitvoerlegging van die machtiging, terwijl hun toekomst ligt met de ouders in Duitsland is zo’n omstandigheid, waarmee rekening gehouden had moeten worden bij de beoordeling van de bevoegdheid op grond van art 8 Brussel II Bis en de legitimiteit van de genomen beschikkingen.

Tegen deze beschikking is op 31 mei 2012 cassatie ingesteld door mr J. 

14.   Op 22 maart 2012 is de ondertoezichtstelling door de Groningse Rechtbank verlengd tot 1 februari 2013 en de uithuisplaatsing tot 27 juli 2012. De rechter acht zich thans bevoegd op grond van het feit, dat de kinderen zich in Nederland bevinden zonder te beoordelen of het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland in december 2011 en het onderbrengen op geheime adressen in Nederland legitiem is gebeurd. Tegen deze beschikking is  op 22 juli 2012 beroep aangetekend bij het Gerechtshof Leeuwarden. 

In verband met een door verzoekers opgeworpen wrakingsincident is het hoger beroep tegen de beschikking van 22 maart 2012 eerst op 3 september 2012 behandeld. 

15.   Op 20 juni 2012 heeft de Rechtbank ‘s-Gravenhage het verzoek tot nietig verklaren van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing en het verzoek tot teruggeleiding afgewezen en zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de verzoeken, die betrekking hadden op Boek 1 kwesties en de behandeling daarvan doorverwezen naar de Groningse rechter. De Rechtbank verwijst naar de rolzitting van de civiele handelskamer van 22 augustus 2012 om De Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid te stellen bij nadere akte zich uit te laten over de onrechtmatigheid van het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland in december 2011. De Rechtbank en het Gerechtshof nemen de motivering van de in cassatie betwiste beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden van 1 maart 2012 integraal over.

16.   Van deze beschikking is op 26 juli 2012 beroep ingesteld door de verzoekers bij het Gerechtshof ‘s-Gravenhage. Verzoekers hebben tegen deze beschikking 13 grieven ingediend. Op geen van de grieven en daarin gestelde rechtsvragen is het Gerechtshof ‘s-Gravenhage ingegaan.

17.   In het arrest van 29 augustus 2012 bevestigt het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 juli 2012.


III.      Cassatiemiddelen 

Middel 1

18.   Blijkens pagina 2 van het arrest van 29 augustus 2012 is het Gerechtshof uitgegaan van onjuiste feiten, die cruciaal zijn in verband met de beoordeling van de vragen, die aan haar zijn voorgelegd.

In strijd met de waarheid en niet berustend op enigerlei stelling van de partijen stelt het Gerechtshof, dat De Raad voor de Kinderbescherming op 22 oktober 2011 de Rechtbank heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing uit te spreken. Art 24 Rv is geschonden, maar ook is de uitspraak strijdig met art 47 van het eerder genoemde handvest van de grondrechten. Ook in licht van art 21 Rechtsvordering mag van een onafhankelijke rechter verwacht worden dat de feiten niet worden verdraaid.

19.   Uit alle stukken blijkt dat dit verzoek eerst door de Raad is gedaan op 24 november 2011, derhalve nadat het gezin naar Duitsland was verhuisd en nadat het zich had ingeschreven op 23 november 2011 op het adres in Duitsland. Dit feit van de indiening van het verzoekschrift en de datum van de verhuizing en het verblijf van de kinderen is cruciaal in verband met de vraag of de Rechtbank Groningen bevoegd was een machtiging tot een voorlopige uithuisplaatsing uit te spreken en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken in verband met art 8 van de verordening Brussel II Bis. Die bevoegdheid van de Nederlandse rechter bestond - mogelijk - wel ingevolge art 8 van Brussel II Bis, indien zoals het Gerechtshof in strijd met de waarheid stelt, het verzoekschrift is ingediend op 22 oktober 2011 maar zeker niet meer voor verzoekschriften na 23 oktober 2011 ingediend. Gezien de duidelijke stellingen en gronden van verzoekers is het volstrekt onbegrijpelijk dat het Gerechtshof uit is gegaan van 22 oktober 2011 als indieningsdatum.  

Het niet uitgaan van de feiten zoals die uit het dossier blijken, maar het valselijk aanpassen van de feiten aan de voor BJZ en de Raad en eerdere rechters gewenste uitkomst is in strijd met de minimale eisen, die de burger in het kader van een behoorlijk en eerlijk proces bij een onafhankelijk rechter, mag stellen zoals bedoeld in art 47 van het handvest van de grondrechten van de EU. (Art 6 EVRM, art 13 EVRM.) 

20.   Het Gerechtshof stelt onder overweging 13 van het arrest, dat het de ouders op het moment van de verhuizing naar Duitsland in november 2011 niet geoorloofd was om zich met de minderjarigen zich daar te vestigen. Deze vaststelling is net zo valselijk en onwaar, is ook niet op het recht gebaseerd en niet gemotiveerd althans niet naar behoren op grond van feiten gemotiveerd en in strijd met de grondrechten en het EG verdrag. (Het beginsel van vrij verkeer van goederen en personen in de EG.)  

Niet weerlegd noch weersproken is dat op het moment van verhuizing naar Duitsland er geen enkele maatregel van kracht was, die het gezagsrecht van de ouders beperkte de woonplaats van de kinderen te bepalen. Het uitspreken van de machtiging aan BJZ tot uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling beperkt het gezag van de ouders niet de woonplaats van de kinderen te bepalen. Een machtiging tot spoeduithuisplaatsing  noch een ondertoezichtstelling  ten behoeve van Bureau Jeugdzorg Groningen kunnen ten uitvoer worden gelegd in Duitsland. De bevoegdheid van Bureau Jeugdzorg is begrensd tot Nederland. 

De kinderen waren op het moment van uitspreken van een machtiging van de uithuisplaatsing op 25 november 2011 reeds woonachtig in Duitsland.  

De betreffende beschikking is niet betekend en/of tenuitvoergelegd nog voordat de kinderen naar Duitsland zijn verhuisd. Er heeft geen betekening of oproep plaatsgevonden in Duitsland van welke beschikking of oproep dan ook. 

21.   Het op verzoek van Bureau Jeugdzorg op grond van valse voorwendselen laten plaatsen van de kinderen in een kindertehuis in Duitsland en het overbrengen van de kinderen vanuit Duitsland naar Nederland zonder de interventie van de Duitse rechter is ingevolge de EG verordening 2201/2003 (Brussel II Bis) en de Duitse wetgeving en het HKOV niet toegestaan.


22.   Het HKOV is wat dat betreft duidelijk. Indien de kinderen in strijd met het gezagsrecht van de ouders zouden zijn verhuisd  in november 2011 van Nederland naar Duitsland dan was de enige manier geweest in Duitsland een teruggeleidingsprocedure te voeren. Voor het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland was geen recht of titel; het wegvoeren van de kinderen is een misdrijf en is een ontvoering in de zin van het HKOV en derhalve het ongeoorloofd onttrekken aan het ouderlijk gezag. De daaruit voortvloeiende voortzetting van de uithuisplaatsing is onrechtmatig en de Nederlandse rechter had de uithuisplaatsing ambtshalve vanaf 23 december 2012 moeten beëindigen. 

Middel  2 

23.   In strijd met het Haags Kinderontvoeringsverdrag en de uitvoeringswet heeft het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarbij de vraag of het weghalen en wegvoeren van de kinderen uit Duitsland ongeoorloofd (onrechtmatig) was, de kernvraag van de teruggeleidingsprocedure, verwezen wordt naar de handelskamer van de Rechtbank.

Door in navolging van de Rechtbank te verwijzen weigert Het Gerechtshof een ernstige inbreuk van de rechten van de mens en art 3, art 5 en art 8 van het EVRM te toetsen, terwijl in de uitvoeringwet van HKOV de Rechtbank in ‘s-Gravenhage als Rechtbank is aangewezen de geoorloofdheid van het weghalen en wegvoeren van kinderen te toetsen aan de van toepassing zijnde wetten verdragen etc.

Art 26 Rechtsvordering is geschonden.

24.   Het Gerechtshof weigert ook op de dienaangaande gestelde grief in te gaan en schendt daardoor ook de beginselen van een behoorlijk proces. Art 23 Rv. Het hof ontzegt daarmee in strijd met art 47 van het eerder genoemde Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie een effectief beroep van verzoekers binnen een redelijke termijn op een onafhankelijke rechter.  

Verzoekers worden door het Gerechtshof en de Rechtbank van het kastje naar de muur gestuurd in strijd met de doelstelling van het HKOV verdrag en de daaruit voortvloeiende verplichting van de lidstaten in kinderontvoeringzaken spoedig tot een gerechtelijke beslissing te komen.  

25.   Ingevolge art 5 lid 3 EVRM dienen dergelijke vrijheidsbenemende maatregelen op korte termijn te worden getoetst door een onafhankelijke rechter. De stelling van verzoekers is dat ingevolge art 5 EVRM zij er recht op hebben, dat op korte termijn en door een onafhankelijke rechter de legitimiteit van het bij de ouders weghalen van de kinderen en het sedertdien vasthouden van de kinderen op geheime plaatsen wordt getoetst. De Rechtbank en het Gerechtshof miskennen dat recht. Op zich is dit een onmenselijke behandeling en een schending van de mensenrechten. 

26.   Al bijna 10 maanden is er sprake van een onrechtmatige situatie en een ernstige schending van de mensenrechten. Er is geen sprake van een rechtmatigheidstoetsing door een onafhankelijke en eerlijke rechter binnen een redelijke termijn. (zie o.a. E.H.R.M. 7 juni 2011 ). (Analoog aan Brogan, EHRM 29 november 1988 A 1458)  Art 5 lid 1, 5 lid 3, 5 lid 4, art 6 lid 1 en art 13 EVRM worden geschonden.

Bij een vrijheidsberoving in het kader van een strafvervolging is de termijn waarbinnen de vrijheidsbeneming na inverzekeringstelling door een rechter moet worden getoetst hooguit 3 dagen.

Bij spoeduithuisplaatsingen in Duitsland op grond van een machtiging van de Duitse rechter moet de rechter binnen 24 uur na de tenuitvoerlegging worden ingeschakeld en worden de ouders binnen die 24 uur in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De verordening Brussel II Bis is geschonden, doordat verzoekers niet de gelegenheid hebben gehad zich tegen de onbevoegde tenuitvoerlegging van de onbevoegde machtiging tot uithuisplaatsing te verzetten bij een Duitse rechter. 

27.   In het kader van de rechtmatigheidstoetsing wordt opgemerkt dat er nooit een voor de gezondheid van de kinderen bedreigende situatie geweest, die een (spoed) uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De enige reden tot een machtiging tot spoeduithuisplaatsing was “de verhuizing naar Duitsland.” De strijd met het EG –verdrag is evident. 

Middel 3 

28.   De vraag of de Rechtbanken van Groningen en Leeuwarden wel in absolute en relatieve zin bevoegd waren de in het geding zijnde beschikkingen te nemen had niet mogen worden afgedaan met de stelling dat dat oordeel niet in het gesloten systeem van rechtsmiddelen zou passen. De motivering is onbegrijpelijk. De rechtsvraag of de Groningse Rechtbank en het Gerechtshof Leeuwarden bevoegd waren de litigieuze beschikkingen te geven dient te worden beantwoord door een onafhankelijk rechtscollege, en niet door de Rechtbank en/of het Gerechtshof die onbevoegd die beschikkingen hebben gegeven. Die zijn immers niet onpartijdig. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers omdat geweigerd was op verzoekers verzoek in te gaan over de bevoegdheidskwestie opnieuw een uitspraak te doen in een geheel andere samenstelling dan die waarin op 1 maart 2012 door het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak was gedaan.  

29.   Het inroepen van de nietigheid op grond van de relatieve en absolute onbevoegdheid van de gegeven beschikkingen was actueel bij de beoordeling of het wegvoeren van de kinderen uit Duitsland legitiem was. Volgens de Hoge Raad is een beslissing door een onbevoegde rechter niet zondermeer nietig, maar dient de nietigheid daarvan te worden ingeroepen, hetgeen verzoekers dan ook hebben gedaan bij de bevoegde rechter. 

Het feit dat tegen de beschikking van 1 maart 2012 beroep in cassatie is ingesteld  doet daar niet aan af. De Hoge Raad beperkt haar toetsingskader anders dan het Europese Hof van Justitie tot hetgeen in het cassatiemiddel is gesteld en hoe het is ingericht. Bovendien is er sprake van het voortduren van een onrechtmatige situatie. Het feit dat de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of de rechter wel bevoegd was is geen rechtvaardiging voor het laten voortduren van een onrechtmatige situatie. 

Middel 4 

30.   In strijd met internationale verdragen zoals het verdrag van de rechten van het kind het HKOV, de EG-verordening Brussel II Bis en art 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie heeft het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage op geen enkele wijze het belang van de kinderen in haar overwegingen betrokken.

De kinderen zijn nimmer door een onafhankelijke deskundige onderzocht om te weten te komen hoe zij de brute scheiding van hun ouders en verdere onthechting beleven. Tijdens de bezoekuren die de ouders met de kinderen sporadisch  is toegestaan blijkt dat de kinderen fors zijn getraumatiseerd. C.... is tegen alle waarschuwingen geplaatst bij een pleeggezin met honden en katten, terwijl er een medische indicatie was dat dit in verband met haar astma absoluut onverantwoord zou zijn. Nu moet zij geopereerd worden aan haar amandelen. Ouders worden gefrustreerd in hun zorg voor de kinderen en mogen geen contact met de pleegouders en hun kinderen, zelfs niet om hun dochter naar een operatie toe  te begeleiden.

Nogmaals; er is geen enkel op feiten berustende grond die rechtvaardigt dat de ouders van hun kinderen gescheiden zijn en gescheiden worden gehouden. De door Bureau Jeugdzorg veroorzaakte en door de rechter gelegitimeerde ongerechtvaardigde onthechting heeft traumatische gevolgen voor de kinderen - hun hele leven lang. 

IV. Conclusie 

De uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage van 29 augustus 2012, FA RK 12-4503 200.110.550/01 kan wegens strijdigheid met het recht niet in stand blijven.  

Met verzoek aan de Hoge Raad  de uitspraak van het Gerechtshof van 29 augustus 2012, FA RK 12-4503,200.110.550/01 te vernietigen met vaststelling van de verdere behandeling als de Hoge Raad in goede justitie zal vermenen te behoren.  

Advocaat, 

Mr.

Anoniem:
Dit is een cassatieverzoek inzake de zaak de H./Kr.

Het komt er op neer dat de Raad en Bureau Jeugdzorg en de Rechters doen aan kinderontvoering.
Niet alleen de Raad en Bureau Jeugdzorg plegen valsheid in geschrifte , maar de rechters faciliteren kinderontvoering en gijzeling door ook valsheid in geschrifte te plegen.
Niet alleen de rechter in Groningen en Leeuwarden, maar ook in Den Haag.  In Amsterdam doen ze het ook.
De Hoge Raad gaat, ook nu weer de andere kant opkijken. 

UPDATE: 14 januari 2015 - Telegraaf

 

                         Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse

7 opmerkingen:

  1. Tja, jeugdrecht in Nederland, Planet of the Apes is here already?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Doorsturen naar Europees Hof

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Jazeker!!! En de werkelijkheid is vaak erger dan een horrorfilm!! (Uitspraak van mijn huisarts!!)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het is natuurlijk weer uiterst goor en vuil dat zo'n gezinsvoogd liegt! Ze verzon dat de ouders het gezag hadden verloren!
    De gemeente gaf trouwens aan BJZ door dat de mensen verhuisden. Ook heel kwalijk volgens mij. Waarom deed de gemeente dat?
    Dat mag helemaal niet!
    En daarmee begon de ellende want als de gemeente dat niet had gedaan had de gezinsvoogd niet gelogen enz.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Als ouders (rechters) geen grenzen stellen voor hun kinderen (Bjz), is het geen wonder dat het allemaal totaal uit de hand loopt.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Bij ons ging het net zo, het is structureel liegende gezinsvoogden die zich uitgeven voor VOOGD en dat is heel wat anders! zie ook www.burojeugdzorg.nl/822.htm

    BeantwoordenVerwijderen