zondag 10 maart 2013

Zolang Jeugdzorg de eigen opleiding blijft bepalen, zal er niets veranderen

N.a.v. de meest vreemdsoortige cursussen die georganiseerd worden in het kader van professionalisering ben ik wat gaan zoeken op google hoe het nu zit met certificeren, registreren en accrediteren. Ook vond ik een rekenmodel (Excel bestandje) van de BAMw. Zij raden het CEDEO aan als instantie die opleidingen en cursussen erkenning verschaffen. 

(Zolang Jeugdzorg de eigen opleiding blijft bepalen zal er niets veranderen, hoogstens dat MBO jeugdzorgwerkers gemakkelijk en versneld aan een HBO kwalificatie kunnen komen.) (YB)

De NJI heeft hierover ook het een en ander gezegd.  

Calculatiemodel Certificering

Jarenlang hebben ouders erop aangedrongen dat werkers in de Jeugdzorg zich moeten registreren. Jarenlang is er op aangedrongen dat er voor diezelfde werkers een beroepscode moet komen. Jarenlang is er op aangedrongen dat voor diezelfde beroepsgroep tuchtrecht ingesteld moet worden. Na jaren is het dan zo ver dat alle jeugdzorgwerkers zich verplicht moeten ten minste moeten laten registreren.  

Daar zijn eisen aan gebonden. Kwaliteitseisen. In de Jeugdzorg lopen nogal wat mensen rond die niet aan die eisen voldoen, onvoldoende geschoold/opgeleid zijn voor de taken waarvan men mag verwachten dat zij die naar behoren zouden kunnen uitvoeren. Daar gaat men dus wat aan doen.  

Op 21 december 2012 hebben Jeugdzorg Nederland, vakbonden en het Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMW) afgesproken dat Jeugdzorgwerkers met een MBO-diploma, de branchestandaard / EVC kunnen gebruiken voor kwalificatie in het beroepsregister.

In een EVC-procedure (Erkennen van Verworven Competenties) met gebruik van branchestandaarden, kan worden vastgesteld welke (HBO) scholing medewerkers met een MBO-diploma nog nodig hebben voor beroepsregistratie. 

Medewerkers kunnen de procedure afsluiten met een branchecertificaat.

Men kent drie ‘niveaus’ in de professionele ontwikkeling: gevorderd beginner, bekwame beroepskracht, vakvolwassen beroepskracht. 

De EVC-procedure wordt in heel Nederland afgenomen door het EVC-centrum van Avans Hogeschool. EVC-kandidaten worden begeleid in het vullen van hun portfolio met passende bewijsstukken. Een assessor vanuit de hogeschool en een assessor uit het jeugdzorgwerkveld gaan het gevulde portfolio bespreken in een assessmentgesprek met de kandidaat. Dan wordt beoordeeld in hoeverre de kandidaat aan de branchestandaard voldoet.  

In april start men met een project waarin 50 tot 100 kandidaten uit de jeugdzorg een EVC–procedure kunnen doorlopen.  

Binnen het jeugdzorgwerkveld worden 5 tot 10 assessoren gezocht met een diploma HBO, SPH, MWD of Pedagogiek en minimaal 5 jaar werkervaring als jeugdzorgwerker. 

Op 27 maart en 3 april 2013  is er een assessorentraining. Hierbij hoort een certificaat dat hen toegang geeft tot inschrijving in het register voor assessoren van het Avans EVC centrum.  

Voor het lezen/beoordelen van het portfolio en het houden van het assessmentgesprek ontvangt de assessor een vergoeding van € 275,-. men schat in dat dit bij elkaar ongeveer 5,5 uur in beslag neemt.  

Het Beroepsregister voor Agogisch en Maatschappelijk werkers

BAMw heeft een ‘kamer’ voor Jeugdzorgwerkers ingericht in het kader van verplichte registratie in de Jeugdzorg. Men verwacht dat de circa 20.000 (hbo-opgeleide) professionals in de jeugdzorg hier geregistreerd kunnen worden. 

Terecht dat ‘HBO opgeleid’ tussen haakjes staat. Misschien heb ik niet goed gezocht, maar nergens kan ik vinden hoeveel van die 20.000 jeugdzorgprofessionals momenteel niet de norm halen. 

Jeugdzorginstellingen zijn druk bezig op dit moment met het inkopen of zelf organiseren van allerlei cursussen, om het professionele tekort van hun medewerkers weg te werken. 

Met de registratie/accreditatie van de organisatie, de opleidingen en de medewerkers is een hoop geld gemoeid. Het BAMw is behulpzaam. BAMw heeft t.b.v. de jeugdzorginstellingen een ‘Rekenmodel professionalisering Jeugdzorg’ (een excel bestandje) ontwikkeld.  

Toelichting Rekenmodel:

Dit model maakt het mogelijk om de kosten van het registreren van medewekers op basis van de BAMW-systematiek te vergelijken met  de kosten van een alternatief eigen intern opleidingsaanbod.  

In dit rekenmodel wordt er vanuit gegaan dat een medewerker 5 jaar de tijd heeft om voldoende registerpunten te behalen. De kosten worden verdeeld over 5 jaar. Om de berekeningen  te kunnen vergelijken worden een aantal gegevens die ingevuld zijn op het eerste tabblad, automatisch overgenomen op de volgende tabbladen.

-      Tab BAMW: geeft kosten op basis van BAMW uitgangspunten

-      Tab Opleiding: biedt de mogelijkheid om de kosten van interne opleidingen te berekenen

-      Tab Intern: geeft kosten alternatief traject

-      Tab Vergelijk: geeft een overzicht van beiden trajecten 

Toelichting op tabblad BAMw:

-      Een CEDEO erkenning is de meest goedkope oplossing om de eigen opleidingen te certificeren, zie notitie Stappenplan certificering en accreditatie van interne bij- en nascholing (hbo) in DANS

-      Nadat een organisatie gecertificeerd is door CEDEO moeten opleidingen geaccrediteerd worden door BamW, deze accreditatie is 3 jaar geldig.

-      Een korte opleiding is maximaal 7 uur een lange opleiding meer dan 7 uur. 

Toelichting op tabblad Opleiding:

-      De registerpunten voor de vrije ruimte kunnen op vele manieren worden ingevuld. Meer informatie hierover is te vinden op de website van BAMw.

-      Een groot aantal punten kunnen binnen de reguliere werkzaamheden worden ingevuld, andere activiteiten hebben wel kosten zoals bv een congresbezoek.

-      Daarnaast kunnen er ook uren van medewerkers ter beschikking worden gesteld bv het geven van een workshop. De werkgever bepaald in overleg met de werknemer of er en hoeveel uren er vergoed worden bv volgt de deelnemer het congres in eigen tijd of in werktijd.

-      Je kunt hier ook snel berekenen wat het voordeel is om opleidingen zelf te organiseren. 

Accrediteren van interne opleidingen

Accrediteren = formele uitspraak van een gezaghebbende instantie, dat een instelling of persoon, volgens wet- en regelgeving op het gebied van onafhankelijkheid, deskundigheid en betrouwbaarheid etc., competent is om bepaalde taken uit te voeren of functies te bekleden.

Er zijn meerdere  instanties die zich met accrediteren bezighouden. De BAMw raadt dus in het rekenmodel de CEDEO aan. Het waarom wordt niet vermeld.  


Meer duidelijkheid verschaft het NJI. Deze instantie vergelijkt CEDEO en CPION. 

Het NJI vermeldt: 

Om te besluiten welke vorm van certificering voor interne cursussen in de sector Jeugdzorg het meest wenselijk is spelen twee aspecten een rol: allereerst kosteneffectiviteit en ten tweede de kwaliteit van de beoordeling. 

Bij een grote hoeveelheid aan interne cursussen lijkt het Cedeo zeer kosteneffectief. Er is sprake van één onderzoek gericht op de organisatie die de cursussen aanbied en niet op de individuele cursussen.
Daarmee blijven de onderzoekskosten beperkt. Belangrijk aandachtspunt hierbij is echter dat ook de beoordeling op organisatieniveau plaats vindt. Enkel in het perspectief van een vervolg-erkenning van het Cedeo-keurmerk worden de cursussen die in het tijdsbestek van een half jaar zijn aangeboden aan een onderzoek onderworpen. De vraag is daarmee dan ook of er wel voldoende zicht is op de kwaliteit van de individuele cursussen die ook tussentijds door de organisatie worden aangeboden. 

In het onderzoeksproces van het Cpion wordt elke individuele cursus apart doorgelicht. Niet alleen worden de kosten hoger doordat iedere cursus/training afzonderlijk wordt onderzocht. Afhankelijk van de studiebelasting wordt ook intensiever naar de cursus/training gekeken. De onderzoeken naar cursussen die in aanmerking komen voor een erkenning door SPHBO (met een studiebelasting van meer dan 100 uur) zijn intensiever dan cursussen die in aanmerking komen voor een erkenning door SPEN.
Hoe intensiever het onderzoek naar de cursus is hoe meer kosten dit met zich meebrengt. De combinatie van deze aspecten maken de onderzoeken van het Cpion minder kosteneffectief dan het onderzoek door het Cedeo. Doordat echter elke individuele cursus door het Cpion wordt onderzocht is dit vanuit een kwalitatief perspectief te prefereren. Een SPHBO of SPEN erkenning biedt daarmee een hogere garantie op een gedegen beoordeling van de betreffende cursus of training. 

De uitkomsten van dit rapport zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de sector die zijn samengebracht in de begeleidingscommissie van dit project. De begeleidingscommissie stelt dat het voor instellingen vrij moet zijn welke vorm van certificering zij de voorkeur voor geven. 

Wel adviseert de begeleidingscommissie dat instellingen met een breed aanbod aan interne cursussen of instellingen die een eigen opleidingsafdeling hebben een Cedeo-erkenning behalen. Daarmee wordt aangesloten op de huidige ontwikkelingen waarbij diverse instellingen zich aan het oriënteren op het behalen van een Cedeo-erkenning.
Dit heeft in enkele gevallen al geleid tot een definitieve Cedeo-erkenning, zoals bij het BJZ haaglanden en Zuid Holland, BJZ Gelderland en de Dienst Justitiële Inrichtingen (uitvoerende instantie van de Justitiële Jeugdinrichtingen).  

Instellingen die slechts enkele interne cursussen aanbieden worden geadviseerd om via het Cpion een certificering voor het SPHBO of het SPEN te behalen. Op deze wijze kunnen alle jeugdzorginstellingen hun interne aanbod laten accrediteren zodat deelname van hun personeel een bijdrage levert aan de herregistratie van deze beroepskrachten. 

Dus het NJI constateert dat CPION kwalitatief de voorkeur heeft boven CEDEO.

De commissie uit de jeugdzorgsector constateert dat de instellingen vrij moeten zijn in hun keuze.

Maar …… als de instelling een breed aanbod heeft aan interne cursussen of een eigen opleiding dan is het beter een CEDEO erkenning te behalen, zoals BJZ Haaglanden, BJZ Gelderland en BJZ Groningen. De laatste drie staan al genoemd op de CEDEO site, niet vermeld is met welke cursus. 

De commissie concludeert: Beter een lagere kwaliteit, minder gedegen onderzoek en minder kosten, dan een hogere kwaliteit, gedegen onderzoek en meer kosten. Typisch jeugdzorg!



YB

9 maart

@jeadvocaat Parlementair onderzoek naar NL "kinderbescherming" lijkt me nog harder nodig.. #AMK #jeugdzorg @SvenSnijer @nat_ombudsman
 
  

3 opmerkingen:

  1. 1.: HBO met zesjes geslaagd wordt NOOIT het niveau van een universitaire studie met stage en supervisie.
    Van MBO met wat spaarpuntjes door slapend cursusjes te bezoeken een HBO-niveau te maken, voor de schijn van 'professionaliteit', is een grootse misleiding van burgers, rechters en politiek.

    2.: We namen waar dat accreditatieavonden al leegliepen tijdens de pauze. Zo belangstellend vonden de aanstaande jeugdzorgwerkers hun studiestof ten behoeve van hun aanstaande kinderobjecten.

    3.: Wanneer de mentaliteit van jeugdzorgwerkers zo gekenmerkt wordt in praktijkobservatie, dan is het des te schrijnender dat ouders zich niet mogen accrediteren, geen cursussen krijgen aangeboden, maar hun werkobject (in de ogen van BJZ) worden weggenomen. Op basis van smoesjes vanuit dit niveau van jeugdzorgwerk.

    4.: Schrijnend dat rechters dit niet zien. Schrijnend dat politici dit niet willen zien, al krijgen dezen te horen vanuit diverse hoeken dat het niveau van BJZ volstrekt onvoldoende is om een case diagnostisch en integraal te beoordelen. Daarom de smoesjes, die ouders en advocaten als leugens en insinuaties bestempelen.

    5.: Jeugd-gezondheidszorg bestaat en is mogelijk. -
    } Ouders kunnen preventief gebruik maken van deze echte zorg en beoordeling, al is het maar voor tips en opvoedingsoverleg. -
    } Waarom stemt de burger op een politieke partij die zich blind houdt voor de bezuinigingsmogelijkheid om BJZ geheel op te doeken, ook onder de aanstaande andere naam???: OTS+UHP is schadelijk voor kinderen, zeker zonder noodzaak en zonder degelijker afwegen van de vermeende bedreiging die BJZ stelt. -
    } Waarom gedragen de meeste politici zich als oostindisch doof voor de echte knelpunten die ouders en deskundigen zagen en meldden??? -
    } Waarom gedragen veel kinderrechters zich gemakzuchtig, waar LJN BD1113 hen het recht geeft degelijker te onderzoeken of BJZ wel heeft onderbouwd, waar het om een ingrijpende maatregel draait, dat eigenlijk een uiterste middel behoord te zijn??? -
    } Enz.
    Er valt op deze site wel meer vraagpunten te (h)erkennen. En plannen voor verbetering!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Uitstekend artikel, schandalige praktijk om mensen gewoonweg zand in de ogen te strooien met de zogenaamde 'professionalisering' met 'beroepsregistratie' van de BJZ-medewerkers...

    Ik vraag me hier af of die mensen dan ook zo deskundig worden als bijvoorbeeld een huisarts op het gebied van 'gezonde menselijke ontwikkeling', 'psychologie' en 'psychiatrie' en het herkennen daarvan... een huisarts heeft er minstens 3 tentamens over gehad en ca. 5 maanden stage in psychiatrie etc....

    Over mijn 'hot item', de 'waarheidsvinding in het familierecht' wil ik opmerken dat de uitspraak LJN BD1113 van de CrvB (gelijkwaardig aan de Hoge Raad!) wil ik opmerken dat deze de kinderrechter die de zaak met betrekking tot OTS? UHP behandelt VERPLICHT om tevens de 'bestuursrechterlijke bezwaren' (= uitgaan van juiste feiten, geen misbruik van omstandigheden om ander doel te bereiken, beweringen onderbouwd door degelijk onderzoek, open en transparante besluitvorming etcetc. zie mijn link/ hfdst. 3) te behandelen op de indicatiebesluiten....

    Een probleem is echter als die rechters het (nog steeds!) ronduit weigeren en het Hof vervolgens het ook weigert, sterker nog, ooit kregen een paar ouders van de rechter te horen dat die NIET ging doen aan 'waarheidsvinding' en dat schreef die nog op ook in de uitspraak... bij het Hof idem.

    Waar men dan als burger nar toe moet om zijn recht te halen, weet ik ook niet meer....

    Nico Mul ('aanstichter' van LJN BD1113)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Je zal zien, de bestaande sukkels worden geregistreerd en geaccrediteerd.

    Daarna neemt iedereen aan dat ze voldoende kwaliteit hebben (maar niet heus), en het hele circus draait weer JAREN door, zonder dat er aan de knelpunten in de praktijk ook maar iets verbetert.

    Stempels, zegels, en registraties, net als vroeger aan de grens van landen zonder duidelijke standaarden, in Nederland anno 2013 nog altijd toegepast bij de jeugdrechter.

    BeantwoordenVerwijderen