maandag 3 december 2012

Adviezen over hoe het beter kan - 2

Bij: DarkHorse – “Adviezen over hoe het beter kan”, 28-11-2012

http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2012/11/adviezen-over-hoe-het-beter-kan.html

Een onderstaande reactie spreekt uit dat de politiek wel aan de bij het onderwerp passende deskundigen vraagt over wetenschappelijke onderbouwing, en dat DarkHorse zich beter kan conformeren bij onderbouwde gezinscases en wat ouders dus dan anders willen.

Helaas.

Stonden de politici maar stil bij echt onafhankelijke wetenschappers.

- Wat heeft de politiek geleerd van de rapportage van Van Vollenhoven over kinderdoden onder toezicht (Onderzoeksraad voor de Veiligheid, met als kern: de BJZ matchte de kennis niet bij de case)? De gezinsvoogd van Savanna, die door de tijd de baby zag vermageren, zocht geen diagnost, en is toch vrijgesproken, omdat ze binnen een instituut werkte en dus geen schuld had.

- Wat heeft de politiek geleerd van het rapport van de Kamercommissie Samson over het seksueel misbruik onder toezicht? (ruim 2x zo hoog dan in die zogeheten ‘onveilige gezinnen’ zelf; BJZ matcht de deskundigheid niet bij de case en negeert signalen van meldende en bezorgde ouders).

- Wat heeft de politiek geleerd van het advies van prof. dr. R.A.C. Hoksbergen in 2000, dat bevestigd is geworden met het grote onderzoek van het Donaldson Adoption Institute, ‘Keeping the Promise’, door S.L. Smith?:  Omdat de reguliere jeugdzorg voor doelgroepen te ondeskundig is, is het creëren van doelgroep-ingang met toegesneden deskundigheid voor de doelgroep pleeg- en adoptiekinderen zeer noodzakelijk.

- Wat heeft de politiek gedaan met het advies van de SSF in 2005 en later, het voorstel om gespecialiseerde doelgroepingangen te creëren – in plaats van de te brede ingang bij Bureaus jeugdzorg – voor diverse doelgroepen? (http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2012/03/hechtingsbehandeling-in-de-reguliere.html). Naast pleeg- en adoptieproblematiek bestaan er ook andere doelgroepen: wat te denken van de grote groep kinderen die lijden onder een door BJZ aangewakkerde strijd tussen gescheiden ouders over de omgangsregeling, al dan niet het kind zien door veelal vaders? Wat te denken van AMA’s die met hun pleeggezin niet worden voorbereid op een mogelijke teruggaan met een opleiding naar hun herkomstland om dat land te dienen en herenigd te worden met hun familie daar? Wat te denken over de begeleiding van zwakbegaafde gezinnetjes? Wat te denken over ouders die een allergie vertonen tegen moderne inzichten in pedagogische boeken of cursus, al dan niet gegeven door BJZ?  Zo zijn er diverse doelgroepen die hun eigen deskundigheid van node hebben. En dit in plaats van beschuldigd en aan de kant gezet te worden zonder begeleiding, maar met een trauma door de macht van de – vaak ondeskundige – gezinsvoogdij.

- Wat deed de politiek met het advies van RJ. Van der Gaag (http://dare.ubn.kun.nl/bitstream/2066/30152/1/30152_kindenjed.pdf) om zwaargewichten (=echte diagnostisch deskundigen) aan de ingang te zetten? BJZ is van het niveau sociaal werk en in de praktijk stuurt BJZ niet gaarne door naar een diagnost, die buiten de afschotting van BJZ en diens budget valt. Van der Gaag wil die financiële schotten weg hebben, maar ze blijven bestaan in de a.s. Jeugdwet waar gemeenten de “indicatie” uitbesteden aan een vervolg op BJZ, ‘gecertificeerde instellingen’. Dit advies komt in de praktijk overeen met die van Hoksbergen, Smith, en van de SSF.

Gespecialiseerde ingangen.

- Wat deed de politiek met het advies van de SSF om de overgang van vrijwillige hulpverlening naar gedwongen zware maatregelen degelijker dan nu te laten onderzoeken door de overheid zèlf met diagnosten en bewakende voorwaarden (pag. 8 in https://dl.dropbox.com/u/2479159/2012-Verkort%20Jeugdbeschermingsplan-JzBlH.pdf binnen de structuur op pag. 11).?

- Wat deed de politiek met het advies van de TGV uit 1994?*

- Wat deed de politiek in 1982 met het advies van Bakker-Van Zijl?* 

In plaats van meer naar signalen en adviezen van echt onafhankelijke wetenschappers, artsen, en advocaten te kijken, worden deze stukken kennelijk ergens in een lade gelegd, en wordt een ‘deskundige’ gevraagd om met de gegevens en signalen die BJZ verschaft een ‘onderzoek’ te plegen. Er zijn signalen dat zelfs de Inspectie slechts bij inzage van dossiers een selectie te zien krijgt. Slordig.

In het artikel (met reacties) op http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2012/11/de-flodderwetenschap-van-bureau.html staat beschreven wat slodderwetenschap is: het niet nagaan welke variabelen niet werden onderzocht, met welke beperkte variabelen en gegevens er wel tot conclusies werd gekomen, en of deze gegevens wel een juiste steekproef vertegenwoordigen. Waren de gegevens wel waar?  

Moet DarkHorse zich enkel bezig houden met het openbaren van gedocumenteerde cases, zoals een reactie oppert?

Of mag DarkHorse ook adviezen voor beleid openbaren, publiceren?

De BJZ-lobby zou opgelucht ademhalen wanneer de burgers niet te zien kregen dat er betere oplossingen zijn dan een jeugd-zorg, waar na 2 jaar OTS in 72% van de OTS-sen er geen verbetering optrad (N.W. Slot et al), maar regelmatig wel een verslechtering: daar blijke dus geen effectieve zorg, naar het kinderrecht IVRK art. 24!

De burger mag – eveneens de ambtenaar – op de hoogte kunnen zijn van onafhankelijke wetenschap en de alarmerende signalen van dossieronderzoekers.

Er wordt om diagnostische waarheidsvinding gevraagd door ouders, door advocaten, door echte deskundigen.

Er zíjn werkbare en zuinige structuren geadviseerd aan de politiek. Zeker wanneer we de gevolgen van de BJZ-attitude doorberekenen.

Zijn de adviezen in DarkHorse wel zoveel minder “onderlegd” of “interessant” dan de slodderwetenschappelijke rapporten?

Waar universiteiten en kennisinstituten zich lenen om variabelen buiten beeld te houden (de cliënt niet zelf op niveau te laten onderzoeken), daar is sprake van slodderwetenschap. Het komt me voor dat het houden aan “omgangsregels” niet wordt nagevolgd door de politici en jeugdzorgwerkers zelf. 

Vergelijken we het eens met het TGV-onderzoek uit de beginjaren ’90.

Hier werd niet alleen via de cliënt en de TGV onderzocht maar ter controle ook middels een echt diagnostisch onderzoek. Dat is nog eens wat anders dan onderzoeken middels interviews van zich indekkende gezinsvoogden, met negatie om de cliënt te zien, serieus te nemen, en echt te onderzoeken.

* Het TGV-onderzoek in uittreksel:

Begin jaren '90 hebben enkele regio's van de TGV (Therapeutische GezinsVerpleging, pleeg- en adoptieouders veelal naar tevredenheid helpend) een onderzoek gedaan bij adoptiekinderen. Hierover werd in 1994 (Versluis-den Bieman; TGV) gepubliceerd. Hier de resultaten om niet te vergeten.

Het hoofdonderzoek bekeek 70 adoptiekinderen in het westen van het land, met het kenmerk dat ze pas enkele jaren {gemiddelde was 2 jaren} in Nederland waren, en dus jong waren (tot 8 jaar).

De adoptiefouders vulden een uitgebreide vragenlijst in; dit geeft weer hoe de ouders vonden hoe het ging en wat zij opmerkten.

89% à 90% van de adoptiekinderen, die dus gemiddeld maar 2 jaren hier waren, zouden goed functioneren volgens het gevoel van de ouders.

11% vertoont volgens de ouders 'allemansvriend'-gedrag (een teken van onveilige gehechtheid; http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2012/02/juridisch-omgaan-met-hechtingsstoornis.html).

Van de adoptiefouders zocht 9% hulp voor problemen in het eerste jaar na aankomst; de helft ervaart de geboden hulp als onbevredigend tot zorgwekkend.

20% van de ouders gaf wel aan (in test zoals CBCL) een relatief verhoogde score Agressief gedrag (wil direct z'n zin hebben; kwade buien, plotselinge stemmingsveranderingen en driftbuien).

De kinderen werden ook kinderpsychiatrisch (met hechtingsdeskundigheid) onderzocht.

Bij 47% werd geconstateerd dat er preventief therapeutisch gecorrigeerd kon worden op afwijkingen (30%) tot zelfs psychische stoornissen (17%).

Uit andere, 'vergelijkende' cijfers blijkt dat bij 77% van de onderzochte adoptiekinderen {tot 8 jaar} er geen stoornis werd geconstateerd, dus bij 23% wel; dit is verdeeld in 9% waarbij de ouders dit ook reeds zagen, en 14% waarbij de ouders het nog niet zagen voor het kinderpsychiatrisch onderzoek. Dus ook hier is de groep optimistische adoptiefouders groot, en is de kans op een adoptiekind met een stoornis met 23% meer aanzienlijk dan de cijfers van de VIA-cursus willen doen geloven. (N=66; meetgrens: P90; Koot, 1993.)

Uit deze controverse met 'wat de ouders vonden' en bevindingen van de TGV-kinder-psychiatrie, kan men concluderen dat ouders, in dit vroege stadium, gedragsproblemen kunnen onderschatten.

Een nevenonderzoek ging over een "preventieve groep" van 14 adoptiekinderen, die gemiddeld 6½  jaar in Nederland waren, en over een "groep (actief)hulpvragende adoptiefouders" met 25 adoptiekinderen, die gemiddeld 3,8 jaar hier waren (inclusief de 26% die gemiddeld 2 jaar hier waren).

Met de adoptiekinderen waar hulp voor werd gevraagd, was evenveel –in verhouding– aan de hand (kinderpsychiatrisch geconstateerde stoornissen) als met de "preventieve groep", terwijl daar de ouders, zoals in het hoofdonderzoek, veelal de problemen nog niet onderkenden.

De kans op problemen bleek wel voorspelbaar gerelateerd aan de leeftijd (jonger of ouder dan 7 maanden) bij adoptie en de verblijfsduur hier (minder of meer dan 1 jaar).

Adoptiefouders waren in 88% van de cases tevreden, zagen positieve resultaten bij deze bij het onderzoek horende hulp, en voelden zich echt geholpen door het TGV.

Ondanks dat bij dit onderzoek het om adoptiekinderen ging die relatief jong waren en kort hier waren, is een 47%-problematiek-score erg hoog {deskundig-geconstateerd}. Het is lager dan uit onderzoeken van Verhulst e.a.(1985 t.o.v. 1990) bleek, waar de onderzochte kinderen wel wat ouder gemiddeld waren {Logisch omdat puberende kinderen voor meer zich openbarende problemen zorgen}.

Adoptiefouders, zo kunnen we constateren, zijn af en toe te optimistisch (maar 6% bleek daarentegen te bezorgd), geloven nog in de Nederlandse ‘zorg’, en zijn niet op de hoogte van die bepaalde hulpverleningskanalen waarover ze -anders- tevreden mogen zijn (de WAN in de SAV, Utrecht; andere hulpverleningskanalen kunnen vaker dan 50% ontevredenheid scoren, wat als doolhof of een lijdensweg werd ervaren!

Literatuur: - Koot, 1993, Problem behavior in Dutch preschoolers, proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam;

- Hoksbergen en Walenkamp (red.), 1983, Adoptie uit de Kinderschoenen;

- Hoksbergen, Spaan en Waardenburg, 1989, Bittere Ervaringen, uithuisplaatsingen van buitenlandse adoptiekinderen;

- Hoksbergen en Walenkanp (red.), 1991, Kind van andere Ouders, o.a. hoofdstuk 13 en 14;

- Verhulst, 1985, Mental health in Dutch children;

- Verhulst en Versluis-den Bierman, 1989, Buitenlandse Adoptiekinderen, vaardigheden en probleemgedrag; en:

- Verhulst et al, 1990, Problem behavior in international adoptees, Journal of the American Academy of Child and Adoloscent 29:420-428. 
* Bij het TGV-onderzoek dat in 1994 (Versluis-den Bieman) is gepubliceerd, blijkt dat bij vroege diagnostiek er op betrekkelijk eenvoudige wijze de ouders konden worden geholpen, zodat de geconstateerde afwijking niet zou uitgroeien tot ernstige gedragsproblemen, dus tot een bron van grote gezinsproblemen. {Een onveilig gehecht kind kan zeer [onzichtbaar] manipulatief zijn naar diens ‘buitenwereld’, wat vele jeugdzorgwerkers dus niet zullen onderkennen.}

Een voorwaarde van goede hulpverlening op dit gebied moet zijn, dat het onderzoek vraaggericht wordt uitgevoerd door gespecialiseerde hulpverleners die diagnostisch goed op de hoogte zijn van de gevolgen van emotionele verwaarlozing bij jonge kinderen, en van hechtingsstoornis-signalen en de mogelijkheden van preventief therapeutische mogelijkheden tot correctieve steun, welk bijvoorbeeld in pedagogische adviezen aan ouders kan liggen!  

Uit andere onderzoeken (Hoksbergen e.a.1988; Verhulst e.a.1989) bleek dat de verblijfsduur na adoptie alvorens hulp werd gevraagd bij probleemgedrag gemiddeld veel hoger was, namelijk 7 à 8 jaren, dan in het TGV-onderzoek met gemiddeld 1 à 2 jaren verblijfsduur.

88% van de adoptiefouders uit dit TGV-onderzoek was tevreden met de geboden hulpverlening. De TGV beval dan ook de overheid aan, gezien de laagdrempeligheid, mate van tevredenheid en deskundigheid, om meer TGV-hulp aan adoptiegezinnen beschikbaar te stellen; – anno 2012 daar is nog weinig van gekomen.

De gemiddelde kans dat adoptiefouders hun kind kwijtraken door ondertoezichtstelling (OTS) en uithuisplaatsing (UHP) is 5,7% van al de adoptiekinderen uit het onderzoek in 1984 van Hoksbergen e.a., 1988. Dat was destijds vier maal zo vaak dan Nederlandse kinderen.

Een oorzaak kan mede zijn dat adoptiefouders op zoek naar hulp op hun vraag in meer dan de helft der gevallen langs meerdere hulpverleners zijn gekomen, met een te lage deskundigheid op dit gebied (Hoksbergen e.a. 1983/88/91). Het aanbod sloot vaak niet aan bij de specifieke hulpvraag en problematiek en/of de hulpverlener had onvoldoende kennis om valide te begeleiden en te bejegenen. Het (onthechtings)gedrag, dat de ouders meldden, werd veelal gebagatelliseerd door de hulpverleners en de Raadsmedewerkers. De kinderen kregen, al dan niet gedwongen, een niet-passende hulpverlening en de ouders voelden zich bezorgd – om hun ‘verdwijnend kind’ – en onbegrepen.

In slechts een kwart van de gevallen vonden de hulpverleners dat de oorzaak vooral bij het kind gezocht moest worden.

In 1982 deed Bakker-van Zijl reeds een aantal aanbevelingen om te komen tot goede, deskundige voorzieningen voor hulp aan adoptiegezinnen, ook met al langer in Nederland verblijvende puber-adoptiekinderen. De weg daartoe, als het reeds bestaat, is nog erg onbekend; dus ligt hier een taak voor de overheid cq. Minister voor Volksgezondheid.

Uit het nevenonderzoek van de TGV, gemiddeld na 11 maanden na adoptie, bleek dat 33% van de adoptiekinderen (uit de 'preventieve groep') zich minder goed gedroegen in het adoptiegezin. De omgang met de ouders was daarbij bij 36% van de adoptiekinderen goed, bij 55% van de adoptiekinderen matig, en bij 9% ronduit slecht. Deze adoptiekinderen gingen wel in 66% van de gevallen goed om met leeftijdgenootjes en 82% met de andere kinderen in het gezin.

Onderzocht werd op Ontwikkelingsstoornis (kwam voor: 19%), Opstandig gedrag (22%), Stoornis in Impulscontrole (19%), Aandachtstekort-stoornis (8%), Aanpassingsstoornis (8%), Identiteitsstoornis (4%), Depressieve neurose (4%), Tic-stoornis (4%), Slaapstoornis (4%), en (Adoptieve) Reactive hechtingsstoornis (8%) - bij een gemiddelde adoptie-verblijfsduur van ca. 2 jaren.

Een andere, gebruikte aandachtslijst is: Angstig/depressief, Teruggetrokken, Slaapproblemen, Lichamelijke klachten, Agressief gedrag, Destructief gedrag, Internaliseren (zich terugtrekken), en Externaliseren.

Uit kinderpsychiatrisch onderzoek (DSM-III-R) bleek dat bij 49% van de hier-onderzochte kinderen geen aandoening werd gediagnosticeerd.

Bij 30% van de adoptiekinderen werd een aandoening gediagnosticeerd die niet toe te schrijven is aan een psychische stoornis: 13% …ouder-kind-problemen, 11% problemen samenhangend met adoptie, en 6% problemen door specifieke familieomstandigheden.

Bij 17% van de kinderen werd een directe psychische stoornis gediagnosticeerd: reactieve hechtingsstoornissen, oppositioneel gedrag, taalontwikkelings-, angst-, aanpassings-, en ontwikkelings-stoornis. Samen 47%. Dit is nog laag vergeleken met andere onderzoeken omdat het hier relatief jonge kinderen betrof.

[Overigens bleek dat in 80% der onderzochte gevallen, inclusief de goede cases, de ouders –vooraf– het zelfde oordeel hadden als de kinderpsychiater: 77% volgens P90-methode functioneerden goed en bij 3% was reeds sprake van ernstige gedragsproblemen die de ouders ook reeds onderkenden; bij de andere 20% was er sprake van 'wanhoops-optimisme' bij de ouders, mogelijk door niet-passende of ondermaatse hulpverlening; bij 23% was sprake van geconstateerde problemen bij jong-onderzochte adoptiekinderen!]
 

8 opmerkingen:

  1. De huidige jeugdzorg is voor elke groep ongeschikt, behalve misschien de groep waar een blind paard geen schade kan aanrichten, en die groep is niet erg groot ..

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Eigenlijk zou BJZ nog mer kinderen uithuis kunnen plaatsen:
    het mag toch niet mogen dat in een gezin een kind verkouden wordt. =>
    Dan zou het meteen uithuisgeplaatst moeten worden.
    Dit moet elke gezinsvoogd toch inzien, met haar niveau van werken.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Waar adoptieouders, die verplicht een cursus hebben moeten volgen, reeds bepaalde problematiek niet zien, zullen jeugdzorgwerkers deze zeker ook niet kunnen zien.
    Het is specialistenwerk.
    Vervelend is dat BJZ, als 'jeugd-zorg', zo spaarzaam is met doorverwijzen naar de juiste adoptiedeskundige, hechtingsspecialist.

    Door uithuisplaatsen beschadigt BJZ een kind meer dan het beschermt in z'n ontwikkeling, laat staan begeleid in een hechtingstherapie, dat thuis dient te geschieden.
    Daarin maakt BJZ erg regelmatig een fout.

    OOK bij GEWONE KINDEREN die uithuis worden geplaatst kan door de uithuisplaatsing een hechtingsstoornis ontstaan!!!

    De cijfers over adoptie mogen dan ook de bezordgheid bij gewone ouders doen stijgen, denkend aan het bestaan van 'jeugdzorg' in Nederland.
    Nederland is TOP-scorer van uithuisplaasingen.

    En elders op deze site bleek dat 90% van de tehuisplaatsingen door BJZ zeker een verslechtering aangaf! Dat moge dus geen ZORG genoemd worden.

    BJZ is een eensporig beleid (ÉÉNRICHTINGS-BELEID) over de rug van kinderen heen, waar bleek dat tweesporig beleid een betere controle gaf: men bewaakte elkaar. Vica versa.
    Dat kan niet bij 'Jeugdzorg', waar de kwaliteitscontrolemechanismen niet werken naar behoren.
    - Als de inspectie al niet echt gehele dossiers in te zien krijgt van de gezinsvoogd, hoe moet dat dan bij ouders?
    - Als BJZ beweringen mag uiten zonder beëdigd te zijn voor de rechter, achter gesloten deuren van de zitting, en de RECHTER op geloof werkt, en geen psychiater is, HOE kan er dan een bewaking van de juistheid van BJZ-beweringen zijn?
    - Wanneer klachten met defensieve houding van BJZ worden gebagatelliseerd, met smoesjes besmeurd, HOE wil men dit 'recht' dan als bewakingsmiddel zien?
    - Waar de macht van de gezinsvoogd en het goede vermogen tot insinueren en epateren heerst in BJZ, is er geen kluit tegen opgewassen.
    Er is feitelijk geen controle over BJZ.
    Details worden niet herkend.
    Meta-analyse is geen zorgcontrole.
    Meldingen worden niet individueel onderzocht via diagnostiek en onafhankelijk onderzoek.

    Men blijft zich, ook als politicus, blindstaren op wat van BJZ komt.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Vraag het eens aan de kinderen zelf, dan kom je er zo achter hoe het anders moet.

    Er zijn kinderen die graag het huis uit willen, daar zijn genoeg plekken voor. Te weinig of teveel discipline in opvoeding?

    Beter of niet, gewoon opdoeken die concentratie lui en hun kampen

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Er wordt om diagnostische waarheidsvinding gevraagd door ouders, door advocaten, door echte deskundigen.


    How can there be justice, a real assessment of reality if the Judges do not care at all if it is true or not!
    Ignoring first that everybody, including children can lie.
    They win their ots, uhp's, custodys' with lies.
    So even if it is black, they will say it's not black. And judges do not listen to the parents, do not ask the children, they just put all their faith in their cake money making part!!!

    ALS ER GEEN JEUGDZORG WAS, MISHANDELING, zouden ook de Kinderrechters
    hun brood niet verdienen.
    Een kind weet meer dan een rechter, dan een ouder en zeker die gezinsvoogden en coaches, die geen coaching geven, maar verder verwarren.

    Dit is de waarheid: Liegen, liegen, totdat je kapot gaat.
    Jouw kind geven zij niet op. Dit zijn geen HULPMAATREGELEN, of positieve bijdragen aan niemand. DIT IS MENSENHANDEL.
    EN vooral kinderhandel, door ook niet voorzichtig, niet opgeleide kinder rechters!!
    In 20 minuten snelrecht zal je leven ondergaan!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Neen,
      neen, ouders en advocaten vragen om "waarheidsvinding" en
      niet om 'diagnostische waarheidsvinding' met het oog op schadelijke gevolgen waar er speculatief maar gevolg-hebbend gehandeld wordt door de gezinsvoogdij, op sociaal-werkers-niveau i.p.v. specialist/arts/psych.

      Verwijderen
  6. Kleinkind uit huis geplaatst, bij haar moeder weggelopen naar school. Die week belde dochter iedere avond huilend naar papa over mishandeling en vroeg dan aan papa 'ik wil bij jouw wonen'. Jeugdzorg zegt 'strijd tussen ouders', hoe raar als je het voor je kind opneemt. In 2005 en 2011 moest moeder zich laten opnemen, dit is geweigerd. Toen werd onze zoon, als stabiele vader voor zijn kinderen genoemd, zwart op wit. Nu in afwachting van de rechtszaak mag hij zijn kinderen helemaal niet meer zien. Wel krijgt hij een brief van jeugdzorg dat het niet goed gaat in het pleeggezin. Het kind heeft huilbuien en woedeaanvallen. Ze snappen kennelijk niet dat kind naar vader wil. Ze zeggen dat kind vader niet meer wil zien. Wij als grootouders hebben haar opgezocht, toen ik haar vroeg 'wil je papa niet meer zien?' vertelde ze, 'ja maar dat mag toch niet'. Als wij gedichtjes of kaarten sturen naar haar, belanden ze in de map bij jeugdzorg - 'te belastend' voor het kind. Ja, alles wat je lief is zo ver mogelijk weghouden. Fijn dat jeugdzorg nog even vermeldt dat het niet goed gaat met het kind, heb je tenminste wat om wakker van te liggen. De oudste van 13 is nog thuis en wil ook weg. Kinderen worden verhoord, maar niet gehoord. Mijn zoon komt morgen met zijn stiefdochter, die hij al 6 jaar opvoedt, Sinterklaas vieren bij ons met de andere kleinkinderen. Helaas zijn de 2 van onze zoon er niet bij en ik weet zeker dat ze het jaarlijkse feestje zullen missen met elkaar. Fijne feestdagen. Een bedroefde opa en oma

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zoals vaker is het totale waanzin. Sterkte, en VOLHOUDEN!

      Verwijderen