Ons kenmerk
249408
Naar aanleiding van het verzoek van de algemene commissie jeugdzorg van 3 april jl. (kenmerk 2011Z06853/2012D14723) bericht ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als volgt.
In de uitzending van de VARA-ombudsman op 2 maart jl. kwamen ten volle de dilemma’s tot uiting waarvoor gezinsvoogden zich in hun moeilijke werk <{Men kan clichématig napraten met “moeilijk werk” maar het is niet moeilijk om voorhands door te verwijzen naar een diagnost vóórdat men/BJZ een kind traumatiseert door het niet-valide en diagnostisch ònonderzocht uithuis te plaatsen. Politici dienen geen (na)apen te zijn.}> steeds weer gesteld zien. De kritiek die in het programma tot uiting komt is ofwel dat te laat wordt ingegrepen of juist te snel <{“Te langzaam” duidt op de ondeskundigheid van BJZ om een diagnost erbij te halen! “Te snel” duidt op ondeskundigheid in BJZ om door te verwijzen naar een diagnost, en zo het kind te traumatiseren, en het kind in een verkeerde behandeltraject te sturen, wat schaadt!}>.
Op de individuele casuïstiek kan ik niet ingaan. In de uitzending worden vooral situaties getoond waarbij het beeld wordt opgeroepen dat te snel zou zijn ingegrepen.<{Er werd de regering adviserend wel vaker gewezen op voorbeelden waarin het knelpunt ‘diagnostiek vermijden in BJZ’ werd verduidelijkt, snel of langzaam, met advies voor IBAP en andere gespecialiseerde doelgroep-kenniscentra i.p.v. BJZ!}>
Als een kind in zijn huidige opvoedingssituatie wordt bedreigd <{Het kind wordt vaak niet ‘bedreigd’, laat staan in zijn opvoedsituatie, maar BJZ doet dat zo voorkomen}> in zijn of haar ontwikkeling, maakt de gezinsvoogd <{“gezinsvoogd” komt pas ná uitspraak OTS en dat is al te laat!}> steeds weer de afweging <{Dat doet de gezinsvoogd niet in de praktijk! Dit is slechts p.r.-praat, overgenomen van BJZ.}> : is het kind beter af in het gezin bij zijn ouders/verzorgers <{Om PAS en LC e.d. te vermijden, natuurlijk is het diagnostisch ononderzochte kind daar beter af, met zo nodig begeleiding!}>, of is het kind beter af als het uit huis geplaatst wordt <{met welke motivering en diagnostisch bewijs?}> ? Deze professionele <{“professioneel”= brood-verdienend, en hier niet ‘deskundig’, want op sociaal werksters-niveau, niet beëdigd voor rechter, en niet onder tuchtrechtnormering! Hier is sprake van na-apen van de p.r.-praat van BJZ.}> afweging wordt gemaakt op basis van de Deltamethode <{die niet werkt omdat, en dat moet de regering na alle brieven nu wel weten, de gezinsvoogd – dus na OTS al – de inbreng van de ouders gepolariseerd redigeert, verdraait en insinuaties toevoegt.}> . Als de gezinsvoogd tot de conclusie komt dat het kind beter af is als het uit huis geplaatst wordt, vraagt hij of zij na collegiaal overleg <{aan het team die de cliënt niet gezien en onderzocht hebben of tegen de beroepsethiek in...}> een machtiging aan bij de kinderrechter <{iets wat voortaan de RvdK maar weer moet doen met eigen onderzoek met diagnost!}> . De kinderrechter toetst de gronden <{niet echt omdat de rechter geen psycholoog is en niet kijkt of er een diagnostisch valide rapport áánwezig is, en de rechter heeft veelal geen tijd voor de inbreng van de ouders...}> van het verzoek tot uithuisplaatsing en geeft al dan niet een machtiging af. Omdat de keuzes die gemaakt worden ingrijpend kunnen zijn, is er op die keuzes soms kritiek <{omdat op een zitting voor UHP niet wordt afgewogen (in motivering) tussen de vermeende bedreiging die een sociaal werkster ziet en het feit dat een uithuisplaatsing (UHP) schadelijk ís voor een kind, en trauma’s kan opleveren, wat juist slecht is voor de psychische ontwikkeling en gehechtheid van een kind, dat recht heeft op IVRK artikel 24. De gezinsvoogd is niet beëdigd, is niet afhankelijk van tuchtrechtelijke normering en beroepsethiek, en is vaak afwezig op de zitting. Stukken ontbreken. Er is geen ‘diagnostische afweging’ op een rechtszitting. – Echte diagnose leidt tot bezuinigen!}> .
In dit kader verwijs ik u tevens naar de brief van 8 november 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 3183, nr. 142). In deze brief hebben de staatssecretaris van VWS en ik in het kader van de komende stelselherziening aangekondigd om voorwaarden te stellen aan de decentralisatie van jeugdbescherming en -reclassering, zodat bij ingrijpen van overheidswege aan specifieke voorwaarden <{na decennia specifieke voorwaarden? Die strijdig zijn met IVRK 24 en niet hoogwaardig gedefinieerd zijn zoals een BIG-geregistreerde arts wel moet? Onderbuikgevoel?}> wordt voldaan. Deze voorwaarden betreffen onder andere kwaliteitseisen aan aanbieders van jeugdbescherming en -reclassering (certificering) <{op BIG-niveau?}>. In de aangekondigde brief over de stelselherziening zal ik hier nader op ingaan.
In aanvulling hierop bericht ik u dat een richtlijnenprogramma wordt ontwikkeld dat professionals <{wanneer wordt onder “professionals” wel deskundigen verstaan op BIG-niveau?}> handvatten biedt bij de besluitvorming. In 2012 wordt gewerkt aan de totstandkoming van richtlijnen voor uithuisplaatsing en crisisplaatsing <{...Wat enkel bij genormeerd en diagnostisch onderzoek door de RvdK zou moeten gebeuren, waar echte èrnstige schade thuis ook met begeleiding van hoogwaardige hulpverlening te verwachten is, èn afgewogen tegenover de te verwachten schade door het uithuisgeplaatst-zijn (Jeugdpsychiater mw. dr. W. Janssen-Breederveld). De RvdK zou dan niet naar huidig protocol informatie van BJZ of CJG mogen overnemen, maar hoogwaardiger handelen dan het sociaal-werk-niveau van BJZ.}>.
Daarnaast wordt hard gewerkt aan de implementatie van het Actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg <{...wat niet kan omdat jeugdzorgwerkers geen universitaire studie hebben en (het ontbreken van) diagnostiek het knelpunt vormt in de huidige ‘jeugd-zorg’. = Een cursusje van enige weken maakt geen diagnost!}> . De wettelijke regeling om te komen tot verplichte registratie van de jeugdzorgwerkers (HBO) en de gedragswetenschappers (WO) met <{genormeerd op BIG-niveau-}> tuchtrecht <{inclusief het beëdigen van die jeugdzorgwerkers die OTS of UHP willen, en hun aanwezigheid op de zitting verplichtstellen}> als sluitstuk zal rond het kerstreces in openbare consultatie worden gegeven. Ik verwijs u in dit verband naar de brief ‘kwaliteitsbeleid voor de brede zorg voor jeugd’ van 2 april jl. die de Staatssecretaris van VWS u mede namens mij heeft toegezonden.
Tenslotte verwijs ik u naar de recente antwoorden die de Staatssecretaris van VWS, mede namens mij aan uw Kamer heeft gestuurd op vragen van het lid Kooiman (ingezonden 6 maart 2012, vraagnummer 2012Z04201) <{Kamervragen die niet gespecialiseerd maar afleidend waren van waar het om gaat: het kinderrecht tot diagnostiek, dat BJZ veelal vermijdt ondanks de vraag van gezinsleden of te verwachten noodzaak; IVRK 24. Het BJZ-handelen is daarom nu in strijd met grondwet 94.}>.
F. Teeven
Het vermoeden van plakwerk i.p.v. echt-onderzoekend werk door BJZ is bevestigd te zien in een artikel van een rechter:
BeantwoordenVerwijderenRond het ‘terugplaats-beleid’ van BJZ herkent raadsheer mr. P. A. J. Th. van Teeffelen van het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch (juristenblad FJR, 10, 2010, p. 248) knelpunten.
Hij somt 3 knelpunten op in de BJZ-inzet, die door de opbouw der stukken voor een rechtsgeleerde al een waar zoekplaatje oplevert, laat staan voor ouders:
|
“… Voor cliënten lijkt het in een aantal situaties dan ook een gevecht tegen windmolens in plaats van dat de hulp wordt verleend, waar het allemaal om begonnen is.
Het derde knelpunt heeft betrekking op de verantwoordingsplicht van Bureau Jeugdzorg.
Het bureau heeft er jegens het hof nogal eens zichtbaar moeite mee zich te verantwoorden.
Dat kan gemakkelijk leiden tot irritaties over en weer. Voor het hof is het de kunst om hoffelijk te blijven, ook al heb je soms grote problemen met de wijze waarop door het bureau in het verleden is gewerkt.
Doordat er soms in een jaar weinig structureel aan een bepaalde zaak is gewerkt, ontstaat in het vraaggesprek nogal eens een pijnlijke situatie.
|
Het bureau wil dan nogal eens een houding aannemen van: ‘wij weten het beter en u begrijpt niets van ons vak.’...
|
[Bij BJZ] is er weinig animo tot terugplaatsing. Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op onze vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd.
Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd. …
Onwillekeurig rijst dan de vraag nogal eens: ‘is het bureau er voor de cliënten of zijn de cliënten er voor het bureau?’” (Citaten).
De raadsheer spreekt in dit artikel ook van plakwerk. De bewering van gevaar zonder bewijs suggererend. Dat zou geen bewijs mogen zijn voor een rechter, maar rechters trappen er vaak ik en wegen de schadelijkheid van de maatregel niet af aan de vermeende nog bestaande 'bedreiging'. Rechters verzuimen de gezinsvoogd te beëdigen.
Kunnen jullie die kinderen niet met rust laten? Een spoor van vernieling en verdriet is wat jullie veroorzaken met je zogenaamde jeugdzorg. En stop een met die achterlijke en achterhaalde DSM idioterie.
BeantwoordenVerwijderen