dinsdag 3 april 2012

Alle kinderen potentiële risicogevallen


Omdat de samenleving niet langer een ‘neus’ heeft voor kwetsbaarheid, komt de opvoeding van kinderen steeds meer in handen van professionals. Dat kan anders, schrijven Dorien Graas en Dieneke de Ruiter van de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling.

Op de kinderafdeling van een ziekenhuis staat op een poster aan de muur geschreven: ‘Let meer op uw kinderen dan op de monitor’. Hoewel het een oproep is aan ouders in een medische context, verbeeldt deze poster ook een trend in de jeugdhulpverlening. Het is een tendens om risico’s en opvoedproblemen vroegtijdig te signaleren en via gespecialiseerde zorg te volgen. Net als de toenemende neiging om het gewone gesprek van ouders met leerkrachten, huisartsen of CJG-medewerkers steeds meer te formaliseren en standaardiseren.
Het jeugdbeleid in de jaren tachtig heeft onbedoeld bijgedragen aan het verminderen van de steun die ouders elkaar onderling geven en heeft de steun uit voorzieningen in de nabije omgeving teruggedrongen. Gevolg: het beleid van meten, monitoren en beheersen heeft de lichtere vormen van ondersteuning vervangen door superspecialisatie en zware zorg.

Het effect nu is dat vanuit een gemedicaliseerde bril álle kinderen als potentiële risicogevallen worden aangemerkt, dat ouders weinig betrokken worden bij het oplossen van problemen, en dat professionals en beroepskrachten snel doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp (*)  en zelf weinig ruimte hebben voor breed pedagogisch handelen. De jeugdzorg is daardoor explosief gegroeid en loopt tegen haar grenzen aan.

Ontzorgen en normaliseren voor de begeleiding van kwetsbare gezinnen

Kwetsbare gezinnen ontvangen in het huidige systeem lang niet altijd de zorg die zij nodig hebben. Het zorgaanbod is te zwaar of laat lang op zich wachten. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is gevraagd te adviseren over deze zorg en begeleiding van kwetsbare gezinnen. In haar advies Ontzorgen en normaliseren, naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg pleit de RMO voor de ondersteuning van kwetsbare gezinnen vanuit een sterke sociaalpedagogische omgeving, met hulp van zowel betrokken professionals als een eerstelijns jeugd- en gezinszorg.
Kwetsbaarheid hoort bij het leven (ontzorgen) en onnodige problematisering en etikettering moet worden tegengegaan (normaliseren). Deze principes van ontzorgen en normaliseren horen aan de basis te staan van de eerstelijns jeugd- en gezinszorg. Vanuit deze uitgangspunten kan gewerkt worden aan een eenvoudiger jeugdzorgsysteem, waarin de veerkracht van gezinnen de basis is en vakbekwame en betrokken professionals ondersteuning bieden.

Hét kwetsbare gezin bestaat niet

Hét kwetsbare gezin bestaat niet. Ongeveer 15 procent van de gezinnen in Nederland loopt een verhoogde kans op problemen bij de opvoeding. Of er zich daadwerkelijk problemen voordoen, is niet te voorspellen, zo blijkt uit de achtergrondstudie die het Sociaal en Cultureel Planbureau in het kader van het RMO-advies verrichtte. Opvoedvragen maken voor alle gezinnen deel uit van het dagelijks leven. Veel gezinnen zullen die vragen op eigen wijze, met hulp van familie, vrienden, andere ouders of buren oplossen. Of zij vinden zelf de weg naar hulpverlening. Gezinnen zijn gebaat bij steun uit hun sociale omgeving en goede begeleiding begint daarom in de nabije omgeving van gezinnen.
Een deel van de gezinnen heeft een vorm van ondersteuning nodig omdat hun vragen complex zijn, omdat ze over onvoldoende middelen beschikken of een beperkt sociaal netwerk hebben. Daarin spelen professionals zoals leerkrachten en huisartsen, die als vanzelfsprekend met kinderen en gezinnen werken, een belangrijke rol. Zij hebben vaak een vertrouwensband met de gezinnen en kunnen daardoor eenvoudige opvoedvragen beantwoorden. Ze vormen een laagdrempelig en vanzelfsprekend aanspreekpunt voor gezinnen en zijn een belangrijke schakel tussen ouders, lokale samenleving en jeugd- en gezinszorg.

Pleidooi voor sterke eerstelijn om systeem te vereenvoudigen en te ontlasten

De RMO pleit voor een sterke eerstelijns functie van de jeugd- en gezinszorg die het overmatig complexe en gespecialiseerde zorgsysteem vereenvoudigt. Hooggekwalificeerde professionals zouden dichtbij gezinnen moeten fungeren als vraagbaak, generalistisch zorgaanbieder en schakel tussen gezin, sociale omgeving en ‘vanzelfsprekende’ medeprofessionals als huisarts, onderwijzer, sportbegeleider of verpleegkundige van consultatiebureaus. Om dit te doen realiseren, moeten deze eerstelijns gezinscoaches de verantwoordelijkheid krijgen om uit eigen kracht te werken. En dat betekent: meer letten op de kinderen en minder bezig zijn met monitoren. De taken van de eerstelijns gezinscoach zijn breed en veeleisend, maar zijn voor veel betrokken hulpverleners zeker interessant.

De functie van eerstelijns gezinscoach kan vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin worden georganiseerd, maar hoeft daar niet perse fysiek een plaats te krijgen. Er kan ook gedacht worden aan een plaats op scholen, in wijkgerichte teams of bij huisartsen. Door een combinatie van een laagdrempelige locatie en ambulant werken functioneert de eerstelijns gezinscoach in een netwerk van organisaties, in de buurt en te midden van de sociale omgeving van gezinnen.

Dorien Graas is als extern adviseur verbonden aan de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling en Dieneke de Ruiter is onderzoeker bij de RMO. Het advies ‘Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg’ is te downloaden bij de RMO

* Reactie Dark horse: Was het maar waar, dat men doorverwijst naar specialistische hulp. Er wordt wel doorverwezen, maar vaak zonder deskundige diagnostiek naar een vorm van hulpverlening die niet effectief is. Daarbij krijgen de ouders bij tegenvallende resultaten van deze hulp, van BJZ (casemanager) ook nog eens de schuld in de schoenen geschoven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten