zaterdag 31 maart 2012

Wij doen niet aan waarheidsvinding

NRC Handelsblad Jeugdzorg: "Wij doen niet aan waarheidsvinding" - zondag 29 mei 2011

Jeugdzorg besluit zonder geldige reden tot uithuisplaatsing. Kinderrechters baseren zich op een ‘niet-pluisgevoel'. „Wij doen niet aan waarheidsvinding.”

Door Peter Prinsen


Oud-advocaat en specialist in het familierecht.



Het weghalen van een kind bij de ouders door Jeugdzorg gebeurt altijd op een verraderlijke manier. Hun kind, dat er niets van begrijpt en in paniek raakt, wordt vervoerd naar een locatie die maanden geheim wordt gehouden. Ter voorbereiding op het eerste contactmoment met de ouders – een week of drie later, een uurtje per twee weken, onder toezicht op het kantoor van Jeugdzorg – wordt het kind belast met een strikte geheimhoudingsplicht, zodat het oudercontact al die maanden beladen is met angst voor versprekingen.

In een professioneel ogend rapport van Jeugdzorg lezen de ouders enkele weken later wat zij in de fax van Jeugdzorg aan de kinderrechter ook al hadden zien staan: „jarenlange kindermishandeling” als „hypothese”, maar tot hun verontwaardiging zien zij dat de hypothese zonder onderzoek als vaststaand ‘feit' in het rapport is vermeld. Hun advocaat maant zijn cliënten om Jeugdzorg vooral niet tegen te spreken.


Wijzen ouders toch op de onjuistheid van de beschuldigingen, dan krijgen zij van Jeugdzorg te horen: „Daar gaat het niet om in het jeugdrecht. Waarheidsvinding behoort niet tot onze taak.” Wijzen zij erop dat hun kind niets mankeert en het voortreffelijk doet op school, dan lezen zij tot hun verbijstering in een volgend rapport: „Het kind komt over als een zwaar beschadigd meisje als gevolg van jarenlang huiselijk geweld. Juist het feit dat zij ogenschijnlijk niets mankeert en ‘gewoon meedoet op school', zou gezien kunnen worden als zorgelijk. Hieruit blijkt namelijk dat zij al jaren rondloopt met een groot geheim en dit nooit met iemand heeft kunnen delen.”

Wijzen zij op de innerlijke tegenstrijdigheid – „Komt over als zwaar beschadigd” en „mankeert ogenschijnlijk niets” – dan is het antwoord weer: „Daar gaat het niet om in het jeugdrecht. Waarheidsvinding is niet onze taak.”

Kaarten zij het aan bij de externe klachtencommissie (voorgezeten door een kinderrechter), dan opent de voorzitter de zitting met de woorden: „Vooraf moet ik u erop wijzen dat het in het jeugdrecht niet gaat om waarheidsvinding.” Klagen zij bij de Raad voor de Kinderbescherming over het klakkeloos overnemen van evidente onzin, dan krijgen zij te horen: „In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding.” Komen zij bij de kinderrechter, dan opent ook die de zitting (achter gesloten deuren) met de woorden: „Vooraf moet ik u erop wijzen dat het hier niet gaat om waarheidsvinding.”

De Bezwaarschriftencommissie Jeugdzorg rechtvaardigt het niet doen aan waarheidsvinding aldus: „Bij de verslaglegging worden de verschillende meningen niet gepresenteerd als feiten, maar is sprake van een duidelijke bronvermelding”. Dit is een drogreden. Bronvermelding brengt de waarheid niet dichterbij, omdat de ‘bronnen van Jeugdzorg' vooral Jeugdzorg zelf is en verder ontoegankelijk zijn.

Het uithuisgeplaatste kind dat volgens Jeugdzorg steevast zegt de ouders niet meer te willen zien. Een collega-Jeugdzorgwerker die zijn ‘hypothese' heeft geformuleerd. Een arts of leerkracht die zich heeft laten strikken en nu zelf met een integriteitsprobleem zit. Een ter afdekking telefonisch geraadpleegde psychiater wiens mening is gevraagd, maar die het kind of de ouders niet kent. Rapporten van ‘ketenpartners' die de stellingen van Jeugdzorg als uitgangspunt hebben genomen voor hún onderzoek en rapport.

Onderscheid maken tussen feiten en meningen is een kwaliteitskenmerk van een professionele organisatie. Meningen moeten gebaseerd zijn op deugdelijk vastgestelde feiten. Blijken die later niet te kloppen, dan moet de mening kunnen worden bijgesteld en gevolgen ongedaan worden gemaakt. Jeugdzorg schermt ermee dat kinderen thuis gevaar lopen als we hoge eisen gaan stellen aan het bewijs. Daarom moet het ‘niet-pluis-gevoel' van de jeugdzorgwerker voldoende zijn. Altijd wordt de zaak van het vermoorde meisje Savanna erbij gehaald, maar die toont nu juist aan hoe onbetrouwbaar het pluis-of-niet-pluisgevoel van de jeugdzorgwerker is.

Het niet-pluis-gevoel mag niet langer de reden zijn om kinderen uit huis te plaatsen

De niet-pluis-opvatting steunt niet op de wet. Art. 255 BW: „De kinderrechter kan hangende het onderzoek de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen indien dit dringend en onverwijld noodzakelijk is. Hij bepaalt de duur van dit voorlopig toezicht op ten hoogste drie maanden en kan de beslissing te allen tijde herroepen”. Let op de woorden ‘dringend' en ‘onverwijld' en dan nog geen spoeduithuisplaatsing, maar een spoedondertoezichtstelling.

Alleen in evidente noodgevallen mag worden opgetreden, maar slechts ter bezwering van de acute crisissituatie. Dat moet in elk geval kortstondig zijn en er moet waarheidsvinding op volgen. Dat volgt al uit de betekenis van de wettelijke term ‘onderzoek'. Die term kan op niets ander gericht zijn dan op de waarheid omtrent het onderzochte geval. Dat moet leiden tot een redelijke vorm van bewijs. Dat is iets anders dan een ‘niet-pluis-gevoel' of de categorische slogan „wij doen niet aan waarheidsvinding”, die in de praktijk gemeengoed blijkt te zijn. Het bewaken van de waarheid in de democratische rechtsstaat is wettelijk een taak en een plicht van de kinderrechter. Achter gesloten deuren verzaken kinderrechters die plicht.

De problemen zijn onhoudbaar. De brandbrief van de Rotterdamse jeugdrechtadvocaten dateert alweer van december 2008. Een studiedag volgde, en in februari 2010 een rondetafelgesprek met een deels sceptische Commissie Jeugd en Gezin. In de Tweede Kamer klinkt de roep om Jeugdzorg op te heffen. Vervanging van de Jeugdzorg door een organisatie met een nieuwe naam – Centra voor Jeugd en Gezin – zoals de Voogdijraden werden vervangen door de Kinderbescherming, leidt alleen maar tot een nieuw orgaan met mensen „met dezelfde mensenstreken”. Maatregelen moeten niet alleen zijn gericht op de uitvoerders, zoals gezinsvoogden en hun leidinggevenden maar op de gezagsdragers die in de rechtsstaat verantwoordelijk zijn voor het boven tafel komen van de waarheid: kinderrechters. Kinderrechters die de waarheid niet bewaken moeten voor een in te voeren openbare ‘waarheidskamer' kunnen worden gebracht.

Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag 19 maart 2011, Opinie en Debat, pagina 46 – 47

Gerelateerde artikelen


Kinderrecht is krom
Bron: http://misdaadjournalist.web-log.nl/misdaadjournalist/2011/03/maandag-21-maart-waar-is-advocaat-toenbreker-gebleven-waarheidsvinding-bij-jeugdzorg-spookboek-melchers.html?cid=6a01348065ce1a970c014e86e31fe0970d: Maandag 21 maart 2011

Een nieuwe lente, een oud geluid: bij jeugdzorg doet 'waarheidsvinding' er niet toe.

Of een beschuldiging waar is, doet er bij kinderrechter niet toe, die doet niet aan waarheidsvinding. Schrijft oud-advocaat en specialist in het familierecht Peter Prinsen, NRC.
"Het weghalen van een kind bij de ouders door Jeugdzorg gebeurt altijd op een verraderlijke manier. Hun kind, dat er niets van begrijpt en in paniek raakt, wordt vervoerd naar een locatie die maanden geheim wordt gehouden. Ter voorbereiding op het eerste contactmoment met de ouders – een week of drie later, een uurtje per twee weken, onder toezicht op het kantoor van Jeugdzorg – wordt het kind belast met een strikte geheimhoudingsplicht, zodat het oudercontact al die maanden beladen is met angst voor versprekingen."

"In een professioneel ogend rapport van Jeugdzorg lezen de ouders enkele weken later wat zij in de fax van Jeugdzorg aan de kinderrechter ook al hadden zien staan: „jarenlange kindermishandeling” als „hypothese”, maar tot hun verontwaardiging zien zij dat de hypothese zonder onderzoek als vaststaand ‘feit' in het rapport is vermeld. Hun advocaat maant zijn cliënten om Jeugdzorg vooral niet tegen te spreken.

Wijzen ouders toch op de onjuistheid van de beschuldigingen, dan krijgen zij van Jeugdzorg te horen: „Daar gaat het niet om in het jeugdrecht. Waarheidsvinding behoort niet tot onze taak.” Wijzen zij erop dat hun kind niets mankeert en het voortreffelijk doet op school, dan lezen zij tot hun verbijstering in een volgend rapport: „Het kind komt over als een zwaar beschadigd meisje als gevolg van jarenlang huiselijk geweld. Juist het feit dat zij ogenschijnlijk niets mankeert en ‘gewoon meedoet op school', zou gezien kunnen worden als zorgelijk. Hieruit blijkt namelijk dat zij al jaren rondloopt met een groot geheim en dit nooit met iemand heeft kunnen delen.”

Wijzen zij op de innerlijke tegenstrijdigheid – „Komt over als zwaar beschadigd” en „mankeert ogenschijnlijk niets” – dan is het antwoord weer: „Daar gaat het niet om in het jeugdrecht. Waarheidsvinding is niet onze taak.”

Kaarten zij het aan bij de externe klachtencommissie (voorgezeten door een kinderrechter), dan opent de voorzitter de zitting met de woorden: „Vooraf moet ik u erop wijzen dat het in het jeugdrecht niet gaat om waarheidsvinding.” Klagen zij bij de Raad voor de Kinderbescherming over het klakkeloos overnemen van evidente onzin, dan krijgen zij te horen: „In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding.” Komen zij bij de kinderrechter, dan opent ook die de zitting (achter gesloten deuren) met de woorden: "Vooraf moet ik u erop wijzen dat het hier niet gaat om waarheidsvinding."

Aldus (een deel van) het artikel in NRC. Het zal velen een zorg zijn: 'Wij voeden onze kinderen goed op, ze zullen niet voor niks uit huis zijn gehaald.' Dat is in veel gevallen natuurlijk ook zo, maar dat er zó weinig aan waarheidsvinding wordt gedaan blijft schokkend.
We worden toch allemaal al belazerd waar we bij zijn, de meeste journalisten denken ook niet verder dan hun neus lang is. Tamelijk prominent nieuws, stond vorige week in alle kranten: uit een bepaald onderzoek bleek dat er iets grondig mis was met (als ik me goed herinner) het doen van aangifte. In 'zoveel procent' zou het helemaal fout gaan.

Wat blijkt? Het 'onafhankelijke rapport' is opgesteld door een bureau dat gespecialiseerd is op dit gebied en dat - als het hiervoor wordt ingeschakeld - zelf het hele probleem kan oplossen. Slim gedaan, zo blijf je aan het werk voor de goedbetalende overheid, maar waar zijn de waakhonden (van de pers)?


               
         Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse


1 opmerking:

  1. Dit zijn van die kwesties waar betrokkenen inderdaad het beste een beroep kunnen doen op een familierecht
    advocaat. Instellingen blijken (allicht ongewild) voorbij te gaan aan de belangen van het kind door op de letter te handelen. De belangen van een kind liggen veelal bij die van een zorgzame ouder.

    BeantwoordenVerwijderen