zaterdag 31 maart 2012

Huisarts verstrikt in leugens AMK

http://www.novosite.nl/editor/assets/clejo/Medisch%20Contact%20-%20Arts%20verstrikt%20in%20leugens%20AMK.pdf

Maak als arts nooit een afspraak met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) dat gegeven informatie geheim blijft. Het AMK kan zo’n afspraak ‘in het belang van het kind’aan de laars lappen en daar sta je dan met je goede fatsoen.

Het werd in onderstaande zaak van kwaad tot erger. Het AMK had de huisarts telefonisch gevraagd of de ouders mogelijk een gevaar vormden voor de kinderen als zij werden ingelicht over een voorgenomen uithuisplaatseing. Het meldpunt beloofde daarbij geheimhouding. Door wat de arts vertelde ontstond de vrees voor bedreiging van de kinderen. Zij werden daarom binnen enkele dagen uit huis gehaald. De huisarts kwam de ouders op het dramatische moment vol empathie te hulp., maar vertelde niet over haar gesprek met het AMK. Ook niet toen de ouders uit de rechterlijke stukken konden lezen welke dubbelrol hun huisarts feitelijk had gespeeld. Een gesporek weigerde de arts aan te gaan en zij beëindigde – nota bene op advies van de rechtsbijstandverzekeraars – eenzijdig de behandelovereenkomst met de ouders.

De kinderen gingen overigens na zes maanden weer naar huis, nadat de vermoedens van kindermnishandeling ongegrond waren gebleken. De huisarts werd berispt. Haar spagaat was duidelijk maar ze had veel sneller en adequater uit het moeras van leugens moeten stappen. Daar heb je lef voor nodig, maar ook dat mag toch van een arts worden verwacht?

B.V.M. Crul, arts
Mr. D.Y.A. van Meersbergen, jurist KNMG

Het Regionaal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg te Eindhoven d.d.
31 mei 2010

(ingekort door redactie MC)

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 juli 2009 binnengekomen klacht van A en B, wonende te C, klagers, tegen D, huisarts, werkzaam te C, wonende te E, verweerster, gemachtigde mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 27 maart 2007 meldde het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) aan de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de raad, dat  er ernstige risicofactoren waren in
de ontwikkeling van de kinderen van klagers. De Raad achtte het van essentieel belang dat klagers van hun kinderen (op dat moment 4 respectievelijk 6 jaar oud) gescheiden werden. Op verzoek van de raad heeft een medewerkster van het AMK op 27 maart 2007 telefonisch contact opgenomen met verweerster, huisarts van het gezin, met de vraag in welke mate
van de ouders een dreiging naar de kinderen zou uitgaan als de raad hen zou confronteren met de noodzaak de kinderen ter observatie uit huis te plaatsen. In de onderbouwing van
het verzoek van de Raad aan de kinderrechter is over het antwoord van verweerster het volgende vermeld:

‘Als moeder hoort van de voornemens de kinderen te plaatsen, dan zal moeder een
onverschillige houding aannemen: “Het kan me allemaal niks meer schelen.” Het
is bekend dat moeder daarnaast impulsief handelt. Het valt niet uit te sluiten dat
zij de kinderen en zichzelf iets aandoet. Dit impulsief en zonder overleg handelen
blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat moeder de laatste 2 dagen haar zoon alleen ORS
(water en zout/geen verdere voeding) gegeven heeft, zonder overleg met de huisarts,
terwijl zij wel wekelijks op gesprek komt bij de huisarts. De huisarts probeert moeder op
deze manier nog in goede banen te leiden.’

Uit de mededelingen van verweerster concludeerde de Raad in de onderbouwing
van het verzoek dat gegronde vrees bestond dat indien de Raad en AMK bij het geplande gesprek met de ouders zonder medeneming van de kinderen uit het gezin zouden
vertrekken, voor de kinderen extra ziekmakende activiteiten ondernomen zouden kunnen worden, die de dood tot gevolg zouden kunnen hebben en dat, gelet op wat verweerster
aangaf, viel te voorzien dat in het gesprek van de raad en AMK met de ouders de situatie kon escaleren, zodat de kinderen veilig gesteld dienden te worden.Op 29 maart 2007 werden de beide kinderen van klagers bij beslissing van de kinderrechter voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst.Die dag is de uithuisplaatsing geëffectueerd. Tijdens het bezoek
van de Raad en AMK hebben klagers verweerster gebeld, die daarop is gekomen en klagers bijstand heeft verleend. Op 31 maart 2007 ontvingen klagers de stukken van de rechtbank, waarin zij het hiervoor geciteerde verslag van het telefoongesprek tussen verweerster en de vertegenwoordiger van AMK lazen. Naar aanleiding van dit verslag namen klagers op 1 april 2007 telefonisch contact op met verweerster en confronteerden haar met haar uitlatingen.

In dat gesprek ontkende verweerster, die in het telefoongesprek met de medewerkster van
het AMK had afgesproken dat haar antwoorden niet zouden worden gebruikt, de gewraakte uitlatingen. Afgesproken werd dat klagers de gerechtelijke stukken bij verweerster zouden afgeven. Verweerster beloofde het te zullen uitzoeken en terug te bellen als zij meer wist.
Ongeveer een uur later vond weertelefonisch contact plaats waarin verweerster te kennen gaf dat zij even met rust gelaten wilde worden en bezorging van de stukken niet nodig was.

De beide telefoongesprekken zijn, buiten medeweten van verweerster, door klagers opgenomen. Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de medewerkster van AMK en haar herinnerd aan de afspraak dat haar antwoorden niet gebruikt zouden worden, maar de reactie was dat het belang van de kinderen zwaarder woog.

Op 10 mei 2007 heeft een gesprek tussen klagers en verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft daarbij – wederom – ontkend dat zij de gewraakte uitlatingen had gedaan. Klagers hebben verweerster een schriftelijke bevestiging van dit gesprek gezonden, met verzoek de
bevestiging voor akkoord te tekenen. Op dit verzoek heeft verweerster gereageerd met een verzoek om te bellen voor een gesprek in verband met haar ‘twijfels over onze behandelingsovereenkomst voor mij als huisarts’.

In een brief van 28 mei herhaalden klagers hun verzoek en deelden mee dat hun vertrouwen in
verweerster als huisarts ongeschonden was. Bij brief van 6 juni 2007 herhaalde verweerster haar verzoek aan klagers om te bellen voor een afspraak. Bij brief van 27 juli 2007 meldden klagers aan verweerster dat inmiddels ook aan verweerster het in opdracht van de Raad opgestelde psychiatrisch rapport over klagers als ouders bekend was en dat het misschien goed was naar aanleiding daarvan nog eens over de gang van zaken te praten ofwel schriftelijk te communiceren, waarbij klagers nogmaals aangaven dat de vertrouwensband
wat klagers betreft nog ongeschonden was. Verweerster heeft daarop niet meer gereageerd.

Tot dat gesprek is het nooit gekomen. Op zeker moment hebben klagers via hun telefoonbeantwoorder een bericht van Bureau Jeugdzorg ontvangen dat vanaf dat moment een ander hun huisarts was.

Na ongeveer zes maanden zijn de kinderen van klagers weer thuis gekomen. De vermoedens jegens klagers waren ongegrond gebleken.

3. Het standpunt van klagers en de klacht

De klacht houdt de navolgende onderdelen in:

a) Verweerster heeft niet de waarheid verteld over haar rol bij de uithuisplaatsing.

b) Als verweerster, zoals zij stelt, misbruikt is door de raad/AMK had zij in het belang van de  
     kinderen adequate maatregelen moeten treffen om het misbruik recht te zetten.

c) Zonder overleg of uitleg heeft verweerster klagers laten overschrijven naar een andere
    praktijk.
d) (…)

e) Ook nadat de kinderen weer thuis waren geplaatst, hebben klagers meermalen om een
    gesprek met verweerster gevraagd, maar dat is steeds afgewezen.

4. Het standpunt van verweerster

Op 27 maart 2007 werd verweerster gebeld door een medewerkster van AMK. Zij kondigde aan dat de kinderen van klaagster op korte termijn uit huis zouden worden geplaatst.
Aan verweerster werd gevraagd wat haar mening daarover was en hoe naar haar verwachting klagers daarop zouden reageren. Verweerster had bemerkt dat klaagster een groot vertrouwen in haar had en ook veelvuldig een beroep op haar deed.

Ondanks dat er zeer vermoedelijk redenen waren om aan te nemen dat er sprake was van een bedreigende situatie voor de kinderen, leek het verweerster van groot belang dat zij een relatie zou behouden met klagers en de kinderen. Dit heeft zij ook jegens de medewerkster van
AMK naar voren gebracht, die de visie van verweerster onderschreef. Afgesproken werd dat hetgeen verweerster met haar besprak niet genoteerd noch anderszins gebruikt zou worden. Vanaf dat moment belandde verweerster in een spagaat. Hetgeen over het besprokene tussen
verweerster en AMK is vermeld in de onderbouwing van het verzoek van de raad is juist, maar niet woordelijk en ook niet volledig weergegeven. Er is ook gesproken over de vraag of bij klaagster mogelijk sprake zou kunnen zijn van het münchhausensyndroom ‘by proxy’.
Verweerster heeft gezegd dat klaagster naar haar idee veel kenmerken vertoonde die bij dit
syndroom kunnen passen, hetgeen door de medewerkster van AMK werd bevestigd.

Op 29 maart 2007 kreeg verweerster bericht dat de uithuisplaatsing die dag zou plaatsvinden; zij heeft dit niet aan klagers laten weten. Die middag werd zij gebeld door klaagster.
Klaagster was in paniek en vertelde dat de kinderen zouden worden meegenomen; zij vroeg of verweerster wilde komen. Aangekomen trof verweerster een dramatische situatie aan.

Vertegenwoordigers van de Raad en AMK gaven te kennen dat geen discussie mogelijk was en dat de kinderen op dat moment uit huis zouden worden geplaatst. Verweerster heeft getracht klaagster te kalmeren en heeft geholpen met het inpakken van kleding en spullen voor de kinderen. Na het vertrek van den kinderen is verweerster nog geruime tijd gebleven.

Op zondag 1 april 2007 werd verweerster door klaagster gebeld. Het bleek dat verweerster in de stukken van de rechtbank werd genoemd. Verweerster heeft klaagster laten weten dat
er naar haar idee sprake moest zijn van een vergissing; zij kon, gelet op haar afspraak met AMK, naar haar mening geen mededeling doen over haar gesprek met de medewerkster
van AMK. Verweerster zegde toe de volgende dag een en ander uit te zoeken. Een uur later belde klaagster opnieuw en is ongeveer hetzelfde besproken.

Op 2 april 2007 kreeg verweerster de bevestiging dat haar gesprek van 27 maart met de medewerkster van AMK toch was genoteerd en aan de rechter bekend was gemaakt, maar zijdens AMK werd gezegd dat het belang van de kinderen had genoopt tot het gebruiken van de informatie van verweerster. Daarnaast werd verweerster uitdrukkelijk geadviseerd om jegens klagers te ontkennen dat er contact was geweest, dit alles om de vertrouwensrelatie met klagers te behouden. Verweerster heeft dit advies opgevolgd. De spagaat werd zo steeds groter. Verweerster kon geen open en eerlijke houding meer aannemen en kon daarom het door klagers opgemaakte gespreksverslag niet accorderen.

Dit alles leidde ertoe dat er geen vertrouwensrelatie meer tussen klagers en verweerster bestond. Verweerster kon het niet meer opbrengen om als huisarts van klagers te functioneren. Achteraf realiseert verweerster zich dat zij openheid had moeten betrachten, maar op dat moment zag zij geen andere oplossing. Dat heeft ook geleid tot het, in overleg met de
rechtsbijstandverzekeraar, beëindigen van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Verweerster heeft een andere huisarts voor klagers gevonden.Verweerster heeft het niet meer kunnen opbrengen om op de brief van klagers van 27 juli 2007 te reageren.

5. De overwegingen van het college

Ad klachtonderdeel a.

Verweerster had de door haar gestelde afspraak met de medewerkster van AMK, die erop neerkwam dat haar informatie voor haar patiënten verborgen zou blijven, niet moeten maken en zij had niet volgens deze afspraak mogen handelen. Haar kan niet kwalijk worden
genomen dat zij, gelet op de belangen van de kinderen, klagers niet onmiddellijk heeft ingelicht over haar rol bij de uithuisplaatsing, maar dat werd anders toen de uithuisplaatsing had plaatsgevonden. De gevreesde dreiging voor de kinderen bestond toen immers niet meer en verweerster had vanaf dat moment geen enkele valide reden meer om haar rol jegens klagers te verzwijgen en, sterker nog, in strijd met de waarheid te ontkennen. Dit levert vanaf dat moment niet alleen een schending op van de bij een geneeskundige behandelingsovereenkomst behorende informatieverplichting maar vooral een wezenlijke schending van het vertrouwen dat een patiënt in zijn hulpverlener behoort te kunnen
stellen. De handelwijze van verweerster is ook in strijd met de (geest van) de
meldcode van de KNMG, die uitgaat van het informeren van de ouders, zodra dat op verantwoorde wijze mogelijk is. Juist het door verweerster voorgestane belang van het behoud van de relatie met klagers had haar moeten doen besluiten om, toen dat zonder de gevreesde schade voor de kinderen mogelijk was, deze openheid te geven. Haar feitelijk handelen
heeft een averechts effect gehad. Het college merkt nog op dat verweerster over de gang van zaken op en omstreeks de uithuisplaatsing geen aantekeningen heeft gemaakt in het medisch dossier hetgeen zij, ook op grond van de meldcode, wel had behoren te doen. Het louter maken van niet tot het dossier behorende ‘persoonlijke aantekeningen’, zoals
verweerster het ter zitting noemde, is onvoldoende en onjuist.

Ad b.

Dat verweerster misbruikt is door de raad/AMK in de door klagers
bedoelde zin, te weten dat de raad/AMK de door verweerster verstrekte
informatie op onjuiste wijze heeft weergegeven, is feitelijk onjuist
gebleken, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Ad c.

Ingevolge artikel 7: 460 BW kan de hulpverlener, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen. Verweerster kan zich niet beroepen op de door haar aangevoerde gewichtige redenen voor de opzegging, nu deze redenen in feite bestaan uit een zeer lang (tot aan het verweerschrift) volgehouden leugenachtig optreden van verweerster jegens klagers. Daarnaast moet het college vaststellen dat een deugdelijke opzegging niet heeft plaatsgevonden; in plaats van met klagers een gesprek aan te gaan, zoals klagers dat bij brief van 27 juli 2007 hadden verzocht, heeft verweerster ervoor gekozen in het geheel niet op deze brief, waarin nog eens het vertrouwen in verweerster werd uitgesproken, te reageren en zonder enig overleg met klagers de beëindiging van de relatie te bewerkstelligen, van welke beëindiging klagers niet via verweerster, maar via een op hun telefoonbeantwoorder ingesproken boodschap van Bureau Jeugdzorg moesten kennisnemen. Het behoeft
geen betoog dat een hulpverlener dit zo niet behoort te doen. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

Ad d. (…)

Ad e.

Als niet door verweerster betwist staat vast dat zij, ook nadat de kinderen weer thuis waren geplaatst, ondanks herhaald verzoek niet is ingegaan op het verzoek met klagers te praten. Het college is van oordeel dat klagers, eens te meer nadat duidelijk was geworden dat de tegen hen gerezen vermoedens onjuist waren, recht hadden op een dergelijk gesprek en dat verweerster hen dit ten onrechte, tot op de dag van vandaag, heeft onthouden. Dat klagers zonder medeweten van verweerster twee telefoongesprekken met verweerster hebben opgenomen, maakt dit oordeel niet anders. Ook dit onderdeel van de klacht is gegrond.

De maatregel.

Gelet op de ernst, de duur en de meervoudigheid van de gegrond verklaarde verwijten zal het
college een berisping opleggen. Om redenen aan het openbaar belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie worden aangeboden aan Medisch Contact.

6. De beslissing

Het college:
- verklaart de klachten gegrond als in
de rechtsoverwegingen omschreven;

- berispt verweerster; - (…)

Aldus beslist door mr. H.P.H.
van Griensven, als voorzitter,

mr. P.J.M. van Wersch, als lid-jurist,

A.F.A. van de Reepe, C.M.F. van
Roessel, M.Ch. Doorakkers, als ledenberoepsgenoten,

in aanwezigheid
van mr. N.A.M. Sinjorgo, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken
op 31 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.


                 
         Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse


1 opmerking:

  1. Enerzijds terecht dat die arts veroordeeld is, anderzijds: zie hoe de Tweede Kamer er nu al mee akkoord is, dat de geheimhoudingsplicht van artsen en psychologen wordt opgeheven als er sprake zou kunnen zijn van 'kindermishandeling' en het AMK nu 'voorlichting' aan het geven is aan artsen en ziekenhuizen om maar meldingen te doen. Zo wordt nu al een gebroken voetbeentje en diverse andere verwondingen automatisch gemeld aan het AMK... Artsen worden onder druk gezet om 'vermoedens' te melden en hoe het verder gaat na zo'n melding? De terugkoppeling ontbreekt (aldus een recent artikel in Medisch Contact).
    Artsen wordt er niet bij verteld dat die 'meldingen' en 'vermoedens' bij AMK (= BJZ!!) direct als een 'waarheid' gaan gelden en dat deze instanties niet iet écht onderzoeken...
    Een arts / psycholoog dan wel andere universitair deskundige zijn wetenschappers: die gaan er bijna als vanzelfsprekend van uit dat iets ook écht onderzocht wordt op juistheid... maar juist dát gebeurt niet...
    Derhalve pleit ik er voor: artsen houd u aan uw beroepsgeheim, en als u in gesprek gaat met AMK/BJZ neem dan die gesprekken op en doe dit alleen in aanwezigheid van ouders, NIET achter hun rug om!
    Treurig dat deze arts juist door VALSE voorstelling van zaken door het AMK veroordeeld is...an de andere kant: hij had ook zijn eed!
    Ik hoop dan ook dat die 'meldingsafspraken' tussen AMK-BJZ en artsen worden teruggedraaid: een patiënt dient een arts te kunnen vertrouwen!

    Drs. N.J.M.Mul, arts

    BeantwoordenVerwijderen