zaterdag 31 maart 2012

Pamflet: Een Omstreden Staat van Dwangverpleging, gezinsinterventie in Nederland

Een filosofische lezing door Jolanda Clement
 
Een gezinsinterventie is een (al dan niet met geweld) ingrijpen door de overheid, of een in naam van de overheid opererende, of aan de overheid gelieerde organisatie, in een gezin, zonder dat de gezinsleden hierom gevraagd dan wel toestemming voor hebben gegeven. Vaak is het gepropageerde doel van de interventie een einde te maken aan vermoedelijke kindermishandeling en/of kinderverwaarlozing ofwel het beëindigen van een vermoedelijk schenden van de universele mensen- en/of kinderrechten van gezinsleden door één of meerdere andere gezinsleden.

Gezinsinterventies zijn juridisch omstreden. Keuzevrijheid, zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid zijn volgens de universele mensenrechten niet uitholbaar[1]. Mensen zijn vrij om een levensstijl te praktiseren die past bij hun morele overtuiging en wensen en zij zijn vrij om hun kinderen volgens deze morele overtuiging en wensen op te voeden. Tenzij er in het gezin sprake is van een strafbaar feit in de zin van aantoonbaar geweld – ongeacht in welke vorm of mate – is er in de justitiële zin absoluut geen rechtvaardige grond tot strafrechtelijke vervolging van een mogelijke pleger middels inquisitie op levensovertuigingen of preventieve gezinsinterventie. Toch behoren gezinsinterventies in Nederland tot de orde van de dag.

Gezinsinterventies zijn in Nederland een alternatief voor (uitgestelde) rechtsvervolging geworden. Hoe kan het dat de overheid zich met overmacht en (soms) geweld schuldig maakt aan het schenden van de mensenrechten om vermoedelijke mensenrechtenschending te beëindigen? En hoe kan het dat ondanks dat er geen enkele juridische grond of aangetoond bewijs pleitend voor gezinsinterventies is, of bewijzen dat gezinsinterventie helpt, er dagelijks kinderen bij hun ouders vandaan en uit hun vertrouwde omgeving worden gerukt?
Om het ontstaan van dit fenomeen te verklaren is een aantal historische ontwikkelingen aan te dragen:

1. Het afknabbelen van de ouderrechten door de overheid (leerplichtwet 1969);
2. De explosieve ontwikkeling van het maatschappelijke- en psychosociale zorgdenken in het onderwijs;
3. De oneigenlijke integratie van de zorginstellingen in het rechtssysteem en het wegvallen van grenzen tussen die
    twee;
4. Het tijdperk van wachtlijstenpolitiek en risicoanalyses in de jeugdzorg;
5. Perverse prikkels in de jeugdzorg.

Afknabbelen van ouderrechten

[Het is een fundamenteel uitgangspunt in ons rechtsstelsel dat kinderen door hun ouders worden verzorgd en opgevoed en dat ouders het ouderlijk gezag over hun kinderen uitoefenen[2]. Het ouderlijk gezag omvat zowel het recht als de verplichting van ouders om hun kinderen op te voeden. Artikel 1:247 Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW') omschrijft dit recht en deze plicht als volgt:

‘1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.

2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. […]'

Uit de woorden ‘geestelijk welzijn' en ‘het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid' volgt dat ouders tevens moeten zorgdragen voor het onderwijs van hun kinderen. De zorg en verantwoordelijkheid voor het onderwijs van minderjarige kinderen liggen op grond van het BW dan ook primair bij de ouders, en niet bij de staat.[3]Ouders hebben daarbij het recht om die verplichting uit te voeren in overeenstemming met hun pedagogische overtuigingen, waaronder niet alleen strikt opvoedkundige overtuigingen vallen, maar ook godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen (… ).][4]

Leerplichtwet ‘69

Aan het eind van de jaren zestig viert de ideaal van de verzorgingsstaat hoogtij. De Leerplichtwet van 1969 wordt van kracht. Na meer dan tweeduizend jaar wordt het ouders verboden om zelf zorg te dragen voor de scholing van hun kind. Door de verbeterde kwaliteit van het onderwijs is het aantal kinderen dat thuis vrij wordt opgeleid afgenomen en besluit het centrumrechtse kabinet De Jong dat alleen de staat het kind nog mag opleiden.
Het belangrijkste bezwaar in het parlement tegen (t)huisonderwijs was dat het ‘in sociaal opzicht' ondeugdelijk was, omdat thuis onderwezen kinderen ‘geen sociaal contact met leeftijdgenoten [hebben]'. Bij huis-onderwijs wordt een kind ‘zijn natuurlijke leefgemeenschap, de gemeenschap met andere kinderen en de schoolgemeenschap, onthouden.' Op school wordt veel aan ‘karaktervorming gedaan' en het sociale verkeer in de school heeft een ‘opvoedend effect'. Sindsdien kunnen ouders alleen aan hun verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969 voldoen door hun kind een school te laten bezoeken (...)[5]

Toe-eigening van absolute opvoedmacht

Wat begint als een nobel streven van het kabinet De Jong naar een ideaal van uniformiteit en gelijke kansen voor kinderen in Nederland, is anno 2011 uitgegroeid tot een rampscenario voor vele ouders en een blok aan het been van alle opvolgende kabinetten. Als gevolg van de Leerplichtwet 1969 is de staat ineens algeheel verantwoordelijk voor de toekomst van jeugdig Nederland. Ouders mogen hooguit nog een ‘zuil' kiezen, maar de inhoud van de lesstof, het tempo van leren, de kwalificatie-eisen aan het kind – alle macht is aan de overheid.
Deze bijgevolg toe-eigening van de absolute opvoedmacht door het kabinet De Jong in 1969 is moreel verwerpelijk in twee opzichten. Ouders worden ten eerste beknot in hun onderwijsrechten en plichten zoals deze verwoord zijn in het Burgerlijk Wetboek, de Universele Rechten van de Mens en de EVRM. Ten tweede impliceert de overheid met de Leerplichtwet van 1969 ‘beter dan de ouder' te zijn als het aankomt op het verzorgen van kwalitatief onderwijs voor het kind. Een totalitaire dwangmaatregel van een groep Nederlanders die middels democratische verkiezingen zijn aangeduid als gezaghebbend, over een andere groep Nederlanders, die niet middels democratische verkiezingen zijn aangeduid als gezaghebbend, maar van wie onomstotelijk niet kan worden uitgesloten dat zij deze kwaliteiten om gezag te dragen, dan wel kwalitatief onderwijs voor hun kind te verzorgen, niet hebben.
Wat expliciet wordt aangeduid als een systeem van gelijke kansen, is impliciet een totalitaire overheersing van de ene (groep) Nederlander(s) op de (kinderen van) de willekeurige andere (groep) Nederlander(s).

De explosieve ontwikkeling van het maatschappelijke- en psychosociale zorgdenken in het onderwijs

De Leerplichtwet van 1969 heeft grote gevolgen voor de overheid. Immers, zoals we vandaag de dag weten, bestaat passend onderwijs niet. Prof. Luc Stevens stelt dat het schoolsysteem voor ruim een derde van de kinderen in het geheel niet voldoet.[6]En leraren op drie van de tien scholen in het basisonderwijs slagen er niet in de hoeveelheid leertijd aan te passen aan de behoeften van individuele leerlingen.[7]
Al deze individuele zorg aan kinderen die niet aan het overheidskwalitarium voor het onderwijs voldoen komt als gevolg van de leerplichtweg 1969 onder de vleugels van door overheid geïnitieerde zorgentiteiten. Zo schieten er begin jaren '80 een recordaantal MOK-scholen uit de grond (Moeilijk Opvoedbare Kinderen) en vervolgens ZMOK-scholen (Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen). De maatschappelijke zorgsector wordt gelieerd aan het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Er ontstaan ambulante zorgloketten, onderwijsbegeleidingsdiensten en de logopedist, de remedial teacher en de (school)dokter komt voortaan in het klaslokaal. Voor kinderen die anders zijn of anders leren, die vroeger in de werkplaats van ome Jan een vak kregen bijgebracht, volgen harde tijden. Zij voldoen niet, worden uitgesloten en worden van de ene zorgzuil in de andere geplaatst.

Van zuilen naar clusters

In de jaren '80 tot aan de eeuwwisseling, volgt een explosieve ontwikkeling van de psychologie en pedagogiek, de diagnostiek door deze groep binnen scholen op naam en kosten van de overheid en de daarop geïnitieerde hulpverlening. De MOK- en ZMOK-scholen worden afgeschreven als ‘te kort door de bocht.' Het religieuze denken en onderwijs breekt af. Het Nederlandse zuilensysteem verzandt en langzamerhand verschijnen er clusterscholen en indicatiecommissies die mogen zeggen wie er naar de clusterscholen mogen. De nieuwe scholen bieden zorg aan kinderen met moderne afwijkingen, zoals beschreven in de nieuwe overheidsbijbel: de DSM IV. Kinderen met ADD, ADHD, PDD-NOS, Autismespectrum stoornissen (ASS), hechtings- en bindingsstoornissen, verlatingsangst en bindingsangst of Borderline (e.a.).
Er zijn scholen voor kinderen met een gedeeltelijke of volledige lichamelijke of verstandelijke handicap, scholen voor blinden en kinderen met dyslexie of dyscalculatie of kinderen die een ratjetoe van al deze stoornissen hebben. Het systeem groeit uit tot een onbestuurbaar gedrocht dat miljarden verslorpt zonder dat er verbetering van de kwaliteit van zorg of van het aangeboden onderwijs in het algemeen optreedt. In tegendeel. De uitstroom van goed functionerende zorgleerlingen daalt. De kwaliteit van het onderwijs is sinds 1969 schrikbarend verslechterd. Schaalvergroting en begrotingsproblemen monden uit in massaklassen, onderbetaalde en ondergekwalificeerde leerkrachten en machtsmonopolies onder stedelijke scholengemeenschappen en ROC's.

Teloorgang van het onderwijs

[Onderwijskundigen concludeerden in 2007 naar aanleiding van een studie dat leerlingen de afgelopen twintig jaar onder de maat presteren. Paul van Dam, voormalig hoofd afdeling basisonderwijs van het Cito, wilde dat er bij een parlementair onderzoek naar de oorzaken van het lage kennisniveau van scholieren wordt gezocht. Sjoerd Karsten, onderwijssocioloog bij het SCO Kohnstamminstituut in Amsterdam, valt hem bij. Van Dam analyseerde twintig jaar Periodieke Peilingen van het Onderwijsniveau, dat werd uitgevoerd door het Cito. Rekenen, lezen, taal en topografie, in bijna alle vakken scoren leerlingen onder de maat. De normen zijn vastgesteld door een panel van onderwijzers, pabo-docenten en inspecteurs.

Eerder dat jaar signaleerde de Onderwijsraad al dat tien tot achttien procent van de leerlingen op de basisschool onder zijn niveau presteert. Dat kinderen te weinig leren, wijt Van Dam vreemd genoeg niet aan de kwaliteit van de juffen en meesters die soms zelf niet eens fatsoenlijk kunnen rekenen. „De overheid is nalatig. In de wet staat nergens wat leerlingen na acht jaar basisschool moeten weten.”][8]

Een onvermijdelijk gevolg van het falen van het totalitaire onderwijssysteem is de groeiende bemoeienis van het maatschappelijk werk en de zorgentiteiten. De overheid weigert iedere vorm van zelfreflectie over de gevolgen van de zorgonteigening van 1969 op de Nederlandse ouders en neemt diepere maatregelen. Immers, kansen en bedreigingen beginnen niet op school, maar thuis. Zo volgt in 2005 de Wet op de Jeugdzorg. [Deze wet beoogt hulp te bieden aan jongeren en ouders bij het oplossen van opgroei- en opvoedproblemen. Het bureau Jeugdzorgstaat centraal in de wet. Dit bureau beoordeelt of jeugdzorg nodig is en zorgt voor aansluiting op jeugdhulpverlening, de jeugdgeestelijke gezondheidszorg en justitiële jeugdinrichtingen. Ook behoren tot de taken van het bureau gezinsvoogdij, jeugdreclassering en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De provinciesubsidieert het bureau Jeugdzorg.][9]

De oneigenlijke integratie van de zorgentiteiten in het rechtssysteem en het wegvallen van grenzen tussen die twee

Zo integreren de zorgentiteiten eerst in het onderwijs en vervolgens in het rechtsgebied. Er ontstaan multidisciplinaire overleggen tussen zorg, onderwijs en justitie. Bureaus halt, jeugdpreventieteams en jeugdzorg zitten geregeld om tafel met elkaar. Leraren worden bij ‘probleemgevallen' betrokken.
Dan prevaleert het ‘voorkomen-is-beter-dan-genezen'. Burgers worden aangemoedigd om te bellen en melden. Ruikt u onraad? Heeft u een Niet-puis-gevoel? Meld misdaad anoniem, bel het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling. De overheid propageert er op los. In plaats van de verantwoordelijkheid terug te geven aan de steeds machtelozer en passiever wordende ouder, legt de overheid en zijn zorgentiteiten de verantwoordelijkheid naar de medeburgers van Nederland. Niet de ouders zelf, maar buren en leraren moeten zorgen voor de kinderen.

De kentering van de ideale verzorgingsstaat naar een staat van totalitaire dwangverpleging

Daarnaast veranderen de verhoudingen tussen politie, justitie en zorgentiteiten drastisch. Waren de handelingen van justitie en politie in het verleden a priori geschoeid op de universele en Nederlandse rechtsbeginselen, inmiddels maakt Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming de dienst uit in de rechtzaal. Geen enkele jeugdzorger wordt geacht zich met juridische aspecten bezig te houden, daarvoor zit politie en justitie in het multidisciplinair overleg. In de praktijk ligt dit anders. AMK behandelt de melding, de Raad voor de Kinderbescherming doet nader onderzoek en een advies, justitie bekrachtigd zonder ommezien. Er komt geen wetboek of bewijslast aan te pas en ouders staan totaal machteloos.
Na de zaak Savanna is de oneigenlijk toebedeelde verantwoordelijkheid aan zorgentiteiten van de staat over de ‘kinderen van Nederland' compleet. Jeugdzorg was aansprakelijk voor het sterven van Savanna. De daders waren verantwoordelijk en werden fysiek gestraft, maar de Nederlandse bevolking, haar overheid, hield een dynamische entiteit aansprakelijk voor het geval.

Het tijdperk van wachtlijstenpolitiek en risicoanalyses in de Jeugdzorg

Een telefoontje van de buurman van drie huizen verder en het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling licht het doopceel. Vals melden is niet strafbaar, lasterlijk melden ook niet. Ieder risico moet uitgesloten worden. Iedereen is schuldig totdat het tegendeel is bewezen. In de trein kijken mensen met buikpijn naar de noodrem – hopende dat ze hem nooit hoeven te gebruiken. Misbruik wordt immers bestraft. Dat de emotionele schade van een valse, lasterlijke of loze melding bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling vele malen groter is dan wanneer er aan de noodrem van een trein wordt getrokken, lijkt de overheid niet te deren. De zorgentiteiten worden geleefd door risicoanalyses en ontwrichten een recordaantal gezinnen.
Een aantal jeugdadvocaten kwam eind 2008 in actie, Mr Ir Peter Prinsen, oudadvocaat familierecht reageerde eveneens met een Commentaar op de Brandbrief van bezorgde jeugdrechtadvocaten:
Een rechtsstaat voor het kind?

Op 4 december 2008 zond een aantal Rotterdamse advocaten een brandbrief aan de Rotterdamse rechtbank. De advocaten verweten de kinderrechters dat zij Jeugdzorg en Kinderbescherming te snel machtigen kinderen uit huis te plaatsen. De maatregel van uithuisplaatsing is van "ultimum remedium” geworden tot "voorbehoedsmiddel voor potentiële schade”, en dat nog wel op basis van een "onzorgvuldige werkwijze”, aldus de jeugdrechtadvocaten.
De lichtvaardige uithuisplaatsingtendens zou het gevolg zijn van het zogenoemde "Savannaeffect”.
Savanna was de vierjarige peuter die in 2004, bezweken onder mishandeling door haar moeder, dood in de kofferbak van moeders auto gevonden werd. Die gebeurtenis bracht een storm van protest teweeg: hoe kon dit gebeuren onder de ogen van Savanna's gezinsvoogdes! Jeugdzorg wist echter al deze publiciteit handig aan te wenden ten eigen bate: "Meer geld moeten wij hebben voor meer gezinsvoogden!” Maar meer geld leidt, hoe goed ook bedoeld, onafwendbaar tot meer en lichtvaardiger ondertoezichtstellingen in plaats van tot meer zorgvuldigheid.

Toen korte tijd later in de Maas een in stukken gesneden meisje werd gevonden mobiliseerde de Rotterdamse wethouder Geluk zijn collega's van de andere grote steden want, zo luidde zijn hysterische boodschap, in Rotterdam liepen wel zesduizend potentiële Maasmeisjes het gevaar om door hun vader in stukken gesneden in de Maas gegooid te worden. Geef ons meer macht! De Rotterdamse advocatenbrief is een reactie op de macht van de Jeugdzorglobby. Jeugdzorg weet uit elke kritiek over haar disfunctioneren munt te slaan, niet alleen klinkende munt (sinds Savanna weer honderden miljoenen, zonder enig blijvend effect op de wachtlijsten) maar ook meer ongecontroleerde macht, zoals de advocaten terecht signaleren in hun brandbrief aan de rechters. En waar niet gecontroleerd wordt is het met de beroepsethiek gedaan…
Maar wie mocht denken dat er iets nieuws onder de zon is vergist zich! Professionele hysterie en ambivalente volkswoede zijn al vanaf de opkomst van de professionele kinderbescherming de vaste begeleiders ervan. Nimmer vindt er een onbevangen reflectie plaats waarin de klachten van ouders serieus worden genomen. Steevast is het resultaat: meer repressie. Kinderbescherming heeft politiek, rechterlijke macht, academische instituties en publieke opinie (SIRE!) in een ijzeren greep.

• In de eerste helft van de vorige eeuw was de toenmalige Voogdijraad uitgegroeid tot een door ouders intens gehate institutie. De volksmond sprak van "Kinderdief". In 1954 heette het in de wet tot reorganisatie van de Voogdijraden, in parlementair understatement: "dat een wijziging van de naam wel wenselijk is, al ware het slechts, omdat de naam "voogdijraad" bij het publiek langzamerhand een minder gunstige klank gekregen heeft, hetgeen aan het werk van de raad niet ten goede komt". De cynische remedie: de naam ‘Voogdijraden' werd gewijzigd in ‘Raden voor de Kinderbescherming'. Politiek cynisme is nog altijd de kern van het probleem.

• Eind 80er jaren waren het de Raden voor de Kinderbescherming die getergde ouders er toe brachten een boekje open te doen over de praktijken van kinderbescherming en gezinsvoogdijinstellingen, over hun volstrekte rechteloosheid tegenover de "kinderdief” en diens willekeur waar zij, de ouders, aan waren overgeleverd, over de bevoegdhedenverstrengeling van kinderrechter en gezinsvoogd. In een opiniestuk in NRC Handelsblad eisten zij een parlementaire enquête. De Tweede Kamer stelde de Commissie Vliegenthart in. Enkele dagen later stelde de regering de Commissie Gijsbers in om de klachten van de ouders te onderzoeken. De ouders publiceerden "Een rechtsstaat voor het Kind” (Uitg. Annex, 1990, ISBN 9051740077). De kamercommissie vond een parlementaire enquête niet nodig, een parlementair onderzoek leek voldoende. Het rapport "Rechtzetten” was het resultaat. Staatssecretaris Kosto organiseerde een drietal congressen voor ouders en professionals. Het "resultaat” van dit alles: In 1993 diende Staatssecretaris Kosto de herzieningswet Ondertoezichtstelling in. In de Memorie van Toelichting erkende de regering de kritiek op de zogenaamde "dubbelfuncties” van de kinderrechter enerzijds leiding geven aan de gezinsvoogd en anderzijds het beslissen in geschillen tussen diezelfde gezinsvoogd en de ouders:

"De ontwikkeling in de richting van grote geprofessionaliseerde gezinsvoogdijinstellingen gaat gepaard met een groeiend gevoel van onvrede bij met name ouders (… ). Men lijkt de kinderrechter nogal eens te ervaren als een verlengstuk van de [gezinsvoogdij]instelling en ervaart de beslissingen die de kinderrechter neemt in geval van conflict niet altijd als onafhankelijke rechtspraak”.

In mei 1995 verscheen de wet tot herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling in het Staatsblad. Mijn eerste daad was een symbolische: ik eiste dat de gezinsvoogd ging staan als hij van het Hof in de rechtszaal het woord kreeg, en wel achter de andere katheder, als mijn wederpartij. En de eerste daad van de gezinsvoogdijinstellingen? De eerstvolgende studiemiddag van de Vereniging voor Familieen Jeugdrecht had als thema: er moest meer geld naar de Jeugdzorginstellingen. Dat geld kwam in overvloed…

De nieuwe wet, bedoeld om een nieuwe onafhankelijkheid in het leven te roepen tussen kinderrechter en Jeugdzorg, heeft alleen maar tot versterking van het bolwerk Jeugdzorg geleid en tot verdere uitholling van de rechtsbescherming van ouders tegen de hebzuchtige handen van de kinderdief. De protesten van de ouders, niet minder hevig dan in de 80er jaren, zijn gesmoord. Zij worden overstemd door het publicitaire kabaal zodra er weer een fataal ongeluk gebeurt onder de ambtelijke ogen van Jeugdzorg met een nieuwe claim om meer geld. De gezinsvoogdijinstellingen gingen op in een nieuwe bureaucratische schil: Bureau Jeugdzorg, in naam onafhankelijk van de rechter, geflankeerd door Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De maximumtermijnen voor uithuisplaatsing werden afgeschaft.

• In naam was Jeugdzorg nu los van de kinderrechter, maar in de beleving van de meeste kinderrechters veranderde er niets. De woede van de ouders bleef. Toen kwamen Savanna en het Maasmeisje. Jeugdzorg plengde krokodillentranen over hun zogenaamde onmacht tegenover zoveel "macht” van de ouders. "Kinderen eerst” werd hun sofistisch adagium. Rouvoet zette nieuwe fuiken: Centra voor Jeugd en Gezin, elektronisch kinddossier en verwijsindex. Alle artsen, leraren en onderwijzers, maatschappelijk werkers, vroedvrouwen, zij allemaal worden onbezoldigde opsporingsambtenaren: méér van hetzelfde. Gevolg: wachtlijsten, meer geld, meer wachtlijsten, nog meer geld enz.

Ook de Nationale Ombudsman heeft inmiddels – en niet voor het eerst – alarm geslagen. In het openbaar verklaarde hij op 7 december 2008 zich te schamen over Nederland, waarin op dat moment maar liefst 831 "probleem”kinderen onschuldig zijn opgesloten in jeugdgevangenissen. Ook de Nationale Ombudsman eist echter de verkeerde maatregel: méér inrichtingen. Maar dat is natuurlijk een ongerijmdheid: Wat is nu het verschil tussen een jeugdgevangenis en een gesloten inrichting. Maar vooral is de ongerijmdheid: aanbod schept vraag. Het systeem is gewoon verstopt door de massale lichtvaardige uithuisplaatsingen, en die zijn weer het gevolg van het door overheid en media gevoede, door volkshysterie bepaalde beleid met betrekking tot Jeugdzorg.
Het wordt nu echt tijd voor een kritische regeringscommissaris, niet voor de wachtlijsten, maar voor de rechtsstatelijkheid van de kinderbescherming. Een goede titel voor de discussiebijeenkomst die de advocatengroep wil organiseren zou wellicht kunnen zijn: "Een Rechtsstaat voor het kind”.] [10]

Vage klachten

De macht van Jeugdzorg, haar meldpunten en de Raad voor de Kinderbescherming groeit. Op de brandbrief van de familie- en jeugdadvocaten komt geen reactie. Jeugdzorg start zelfs nieuwe campagnes en er worden nieuwe vormen van ‘mishandelingen' aan het 'mishandelpakket' toegevoegd. Zo volgt er een campagne die onder andere grootouders oproept om mogelijke affectieve verwaarlozing van hun kleinkinderen te melden. Aan hoeveel knuffels of aaien-over-de-bol de Nederouder in het Utopia van Jeugdzorg moet voldoen vermeldt de campagne helaas niet. Het zorggedrocht blijft oproepen tot meldingen, hoopt de wachtlijsten voor inquisities op en slaat er klinkende munt uit. Er volgt een meldcode voor de medische beroepsgroepen en de geldtoevoer naar het gedrocht Jeugdzorg blijft groeien zonder dat er inzicht is in de resultaten of de gevolgen van de handelingen van de zorgentiteit.

Perverse prikkels in de Jeugdzorg

De groei van de vraag en het aantal doorverwijzingen naar de Jeugdzorg is de afgelopen jaren spectaculair geweest, zo stelt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in hun Briefadvies van april 2011. Wachtlijsten bij de Bureaus Jeugdzorg vormden met de regelmaat van de klok het hoofdpijndossier in het bestaan van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Zelfs de meest voorzichtige verwachtingen om de stijging een halt toe te roepen, verbleekten bij de praktijk van het zorggebruik (Hermanns 2009). Ook in het onderwijs baart de jaarlijkse groei van ruim 40% aan rugzakjes voor passend onderwijs zorgen en dreigt de zorgvoorziening inmiddels onbetaalbaar te worden (Wever 2011) (...).
Het directe ingrijpen van de overheid is natuurlijk wel verklaarbaar en wordt ook wel het Savanna-effect genoemd. Schrijnende gevallen van kinderverwaarlozing en incidenten waarbij de Jeugdzorg niet in staat was om de juiste hulp te bieden, creëerden de roep om eerder en effectiever in te grijpen. Veel van het landelijk en gemeentelijk jeugdbeleid is gebaseerd op de angst voor het optreden van (deze) incidenten. Maar dat gaat voorbij aan twee dingen:

Ten eerste – zo blijkt uit verschillende vergelijkende (inter)nationale studies – aan het feit dat het met de overgrote meerderheid van de Nederlandse kinderen goed gaat (hbsc 2009);

Ten tweede aan het feit dat er zo een beleid ontstaat dat niet zozeer gericht is op het ontdekken en stimuleren van positieve ontwikkelingen voor kinderen, als wel op het steeds vroeger en sneller signaleren van risico's en problemen. Ook in het huidige regeerakkoord gaat de aandacht vooral naar het (niet) functioneren van de Jeugdzorg. Dit staat symbool voor een dieperliggend probleem, namelijk dat te veel gewone problemen zijn verworden tot grootschalige zorgproblemen.

Een beleid dat niet gericht is op preventieve risicoanalyses, met een onherroepelijke route naar directe professionele interventies en daarmee naar lange wachtlijsten, maar een beleid dat gericht is op de sociale inbedding van gezinnen. Hiermee kan de overheid betrokken zijn en toch op afstand blijven. Hier ziet de rmo dan ook mogelijkheden binnen de huidige stelselherziening. Dit zal niet eenvoudig zijn gezien de vele betrokken instellingen en overheden. Momenteel hebben de vele financiers een eigen systematiek, die onvoldoende overeenkomt met de uitvoeringswerkelijkheid en bovendien gepaard gaat met diverse perverse prikkels (alleen al te zien aan de jaarlijkse groei van indicaties en uitgaven). Financiële ontschotting kan deze perversiteit doorbreken, maar heeft ook een gevaar in zich. Bundeling van geldstromen kan nieuwe monopolisten creëren en daarmee de neiging de jeugdhulp te strak te willen aansturen. Mede vanuit dit oogpunt is het van belang dat de stelselherziening gepaard gaat met een verandering in zorginhoudelijke visie. Monopolies en strakke aansturing zijn te voorkomen als gemeenten niet zelf de jeugdhulpverlening gaan vormgeven, maar dit overlaten aan de mensen zelf.] [11]

Stellingnames

De aanname van de Leerplichtweg van 1969 en het democratiseren van HBO's en Universiteiten heeft onherroepelijk geleid tot de teloorgang van een kwalitatief hoogstaand onderwijssysteem.

De inhoud van de Leerplichtwet van 1969 is moreel verwerpelijk en in strijd met de Universele Mensenrechten en de EVRM.

De inhoud van de Leerplichtwet van 1969 is zo verwerpelijk dat deze zelfs tegenstrijdig is  met zichzelf. Zo is een verklaring van ouders die vrijstelling van de Leerplichtwet onder artikel 5b (richtingsbezwaar) willen overleggen tegen een school of instelling, niet geldig indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit (artikel 8b).

Artikel 6 van die Leerplichtwet schrijft voor dat alle verklaringen omtrent richtingbezwaar voorafgaand aan het nieuwe schooljaar voor 1 juli moeten worden ingediend. Aangezien een schoolperiode nooit voor 1 juli eindigt, kan de ouder wiens kind in het voorgaande jaar schoolging onmogelijk aan deze wet voldoen. Noch kan de wetgever deze verklaring in die regel volgens haar eigen wet afkeuren.

De aanname van de Leerplichtwet 1969 waarmee de overheid impliciet de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor de zorg en opleiding van de Nederlandse kinderen op zich heeft genomen, heeft geleid tot een totalitair onderwijs- en zorginterventiesysteem dat in geen enkel opzicht deugde, deugt, of kan deugen, omdat er in een samenleving wel gemeenschappelijke grenzen zijn, maar er binnen die grenzen onbeperkte individualiteit heerst die onmogelijk (in een vierclustersysteem) gevat kan worden.

Een overheid die zich schuldig maakt aan rechtsongeldige gezinsinterventies op basis van risico-analyses en het niet-pluis-gevoel van een wetenschappelijk bewezen niet-functionerende, geldverslindende ‘zorgentiteit,' maakt stelselmatig inbreuk op de fundamentele rechten van haar burgers, daarmee blijkgevende van grenzeloze minachting voor deze burgers en een totale overschatting van de eigen kwaliteiten, haar bestuurskunde en haar invloed op de door haar zelf veroorzaakte problematiek die zij daarmee propageert te bestrijden.

Als een jongere preventief in een inrichting of jeugdinstelling wordt geplaatst om te voorkomen dat deze affectief door de ouders wordt verwaarloosd, is de remedie erger dan de kwaal.

Een lineair risicoanalysesysteem geeft geen enkele voorspellende garantie over het ingecalculeerde gedrag van de mogelijke pleger. Iedere poging tot beheersing van het dynamische humane in macro- meso of microperspectie, is ijdel.

Een misdaad is pas een misdaad wanneer deze is begaan.

Pleger uit huis. Niet kind uit huis.

Een land waarin misbruik van de noodrem in de trein strafbaar is, maar het volledig ontwrichten van een gezin door een valse, lasterlijke of loze melding bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling absoluut niet strafbaar is, noemt men in de regel een dictatuur en/of een bananenrepubliek.

Lijst met definities

(Zinloos) geweld: moedwillige lichamelijke of emotionele mishandeling van mensen. Ongeacht in welke vorm of mate.

Zinvol geweld:wanneer iemand zich uit noodweer, omwille van de eigen veiligheid, of het behoud van diens lichamelijke of emotionele integriteit, verzet tegen zinloos geweld. Ook: geweld omwille van de algemene veiligheid door wetsdienaren (resp. politie, veiligheidsambtenaren).

Lasterlijke melding: wanneer de melder een melding doet die volledig is gelogen, met als enige doel om het slachtoffer moedwillig leed aan te doen.

Valse melding: wanneer de melder een melding doet omdat deze een ander inzicht heeftin de levensovertuiging, opvoeding of omgangsvorm en vindt dat het slachtoffer zich aan deze inzichten moet conformeren.

Loze melding: Melding op basis van niet pluis gevoel, die na inquisitie ongefundeerd blijkt te zijn.


[1] Universele Rechten van de mens Nederlands (1) en Protocol EVRM Engels (2)

[2] Zie ook MvT, Kamerstukken II 1992-1993, 23012, nr 3, p. 35/36.

[3] Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2008-2009, 32015, nr 3, p. 2 en 7-8. Zie ook Rb. Zwolle 6 januari 2010, LJN: 
     BK7412 (Loverboy).

[4] Uit: ‘Moet jij niet naar school?' Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit
     Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief p. 19-20. Proefschrift Johanna Sperling 14 oktober 2010

[5] Uit: ‘Moet jij niet naar school?' Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit
     Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief p. 13. Proefschrift Johanna Sperling 14 oktober 2010.

[6] (Stevens 2002, p. 14)

[7]Onderwijsverslag 2002-2003

[8]Artikel Teloorgang van het Onderwijs. Uitkijk, 29 april 2007

[9]Bron: wikipedia

[10]Info oudervervreemding.nl / ouderverstoting.nl januari 2009 Bron: http://www.peterprinsen.nl/

[11]Bevrijdend kader voor de jeugdzorg april 2011, Briefadvies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling  http://www.rmo.nl/


                   
          Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse


2 opmerkingen:

  1. En zo is het precies meneer Snijer***

    Wél een boete krijgen voor je kapotte fietslampje,terwijl 3 deuren verder heel geraffineerd een kind wordt gestolen De onderwereld is als een zinkend schip... Hoe naïef om te denken dat wij ouders en kinderen,maar ook andere specialisten en ervaringsdeskundigen,dit zullen slikken. Hoe onverschillig en ronduit wreed om je kop in 't zand te steken, om maar niet het neveneffect te hoeven erkennen! Ik noem het staatsterreur,zoals wel meer aan de orde is overigens,in deze wereld.

    Het is HOOG TIJD voor een betere wereld voor onze kinderen. Wat dacht u van een groot schip,natuurlijk wel ver uit deze kusten natuurlijk,met daarop: "CHILD_SHEPHERD" of "CHILD-WARRIOR", of een CHILDRESCUE -BRGD,wat dacht u van "THE KFC-KNIGHTS FOR CHILDREN"" die je kan beepen,ook met een vaste lijn hoor, voor steun bij die roofrazzias. Als onze woorden niet meer genoeg zijn waarom dan wel die van anderen...? En al was ik een analfabeet,er zijn geen woorden voor nodig om überhaupt te begrijpen wat er eigenlijk aan de hand is. Mensenrechten worden geschonden, en de democratie loopt gevaar. Van het ene herzieningsstelsel naar het volgende,maar waar blijft het beoogde te bewerkstelligen resultaat/ideaal ? Een ouder die zijn kind verliest is al als zodanig getraumatiseerd voor de rest van zijn bestaan, dat het zelfs crimineel is om te denken dat dat goed zou zijn voor wie of wat dan ook. Ja,kunnen ze je weer lekker doorverwijzen,of misschien wel opsluiten. Is toch goed voor het systeem alleen. Houd die elite lekker draaiende! NU is het Tijd om SAMEN SCHOON SCHIP te MAKEN. Child Shepherd, Captain of Self-Dignity Dank voor uw helder schrijven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hulde, Jolanda Clement!
    Hart onder de riem voor alle mensen die te maken hebben met dit door de staat gelegitimeerde geweld. Hart onder de riem voor alle mensen, waarvan familie, kennissen, collega’s ‘luistermoe’ zijn geworden.
    Luistermoe van de verhalen over jeugdzorg, het niet meer aan kunnen horen! Het verkeerd vinden hoe je reageert, of juist niet reageert, of vinden dat je overdrijft! Mensen die vol ongeloof zeggen: ‘maar zoiets kan toch niet zomaar in Nederland!’
    Kwalijk nemen kan ik ze het nauwelijks. Vier jaar geleden wist ook ik niet beter.
    Ondanks alle shit die je in dit stuk onder woorden brengt, put ik er weer energie uit.
    Zo verwoord, geeft het kracht aan het verzet tegen die stille, sluipende geestelijk moord, die dagelijks gepleegd wordt door de jeugdzorgketen op ouders, kinderen en familie.

    BeantwoordenVerwijderen