Zoals wel vaker
met commentaren van jeugdzorgbestuurders in de krant, naar aanleiding van ernstige
klachten over het handelen van Bureau Jeugdzorg, is het ook met het commentaar
van bestuursvoorzitter Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie
Amsterdam in de Telegraaf van 24 augustus 2013 weer een kwestie van
afschermen, tegenstrijdige dingen zeggen en met willekeurige cijfers slingeren.
In
een kort stukje vallen een aantal merkwaardige dingen te lezen die zich op
meerdere manieren laten uitleggen, maar waarvan elke uitleg weer vragen
oproept. Vijfenzeventig procent van de jeugdzorgouders kan of wil niet
meewerken aan jeugdzorghulp volgens Gerritsen en dat zouden de ouders zijn die
hulp mijden en aangemeld worden door bijvoorbeeld huisartsen, politie of
scholen. Deze grote groep noemt hij een ongemotiveerde doelgroep. Daarnaast
zijn er volgens Gerritsen de multiprobleemgezinnen (zijn stokpaardje)
die hij vaak aanduidt als ‘kwetsbare’ gezinnen die wél gemotiveerd zijn om samen met jeugdzorg
hun situatie te verbeteren. Helaas spreekt hij zichzelf daar al meteen tegen,
omdat hij begint over de sociale wijkteams die eraan komen, waardoor volgens
Gerritsen het aantal zorgmeldingen met veertig procent naar beneden kan.
Vreemd, want hij stelt daarvoor net dat deze groep gemotiveerd was, dus waar
komen die zorgmeldingen dan vandaan?
De meeste
ondertoezichtstellingen en UHP’s
Ook
merkwaardig is, dat de groep van vijfenzeventig procent van tot samenwerking
met Bureau Jeugdzorg ongemotiveerde ouders, die voortkomt uit meldingen door
voornoemde instanties, leidt tot het grootste aantal ondertoezichtstellingen en
uithuisplaatsingen, terwijl je bij die groep juist spreekt over enkelvoudige of
tijdelijke problematiek. (Daarnaast verzuimt de bestuursvoorzitter te vermelden,
dat veel zorgmeldingen ook iedere substantiële onderbouwing missen en louter op
vermoedens en kwaadsprekerij gebaseerd zijn, aangezien de instanties die zeggen
kinderen te beschermen niet aan waarheidsvinding doen). We kunnen de vraag opwerpen
hoe het komt dat de grootste groep van ondertoezichtstellingen en
uithuisplaatsingen, verbonden is met mensen die juist een lichtere problematiek
kennen. Is het niet veel logischer dat een gezin met meervoudige problemen van
bijvoorbeeld relationele aard, opvoedingsproblemen, huiselijk geweld, schulden,
leerproblemen van de kinderen, etc, veel meer moeite hebben met een succesvolle
samenwerking met de hulpverlener? Als deze gezinnen zo bereid waren te leren,
zou de situatie ook niet zover hebben hoeven te escaleren. Een ouder met een
beetje hersens weet op zeker moment wanneer de problemen hem of haar boven het
hoofd groeien en schakelt hulp in.
Wat
we uit deze gegevens kunnen opmaken, is dat ouders met minder problematiek en
met meer hersens, minder zitten te wachten op hulp van jeugdzorg en daardoor
zwaarder in de problemen komen en sneller hun kind kwijt zijn. Ja, dat geloof
ik wel. Ik moest het stukje in de krant wel drie keer lezen, maar nu
begrijp ik hoe de vork in de steel zit. Alleen die mensen die totaal onmachtig
zijn en met hun problemen volledig aan de grond zitten, willen zich wel laten
helpen door Bureau Jeugdzorg. Dat is de kleinste groep en omdat de
problemen zo ernstig zijn, doe je het
als hulpverlener dan al gauw goed. En wat minder ontwikkelde mensen laten zich
natuurlijk ook beter sturen, reden waarom jeugdzorg bij echtscheiding vaak de
kant van de minst stabiele ouder kiest. Zodra de problemen wat complexer worden
en wat meer specialistische hulp vragen, dan weet jeugdzorg het niet zo goed
meer en ontstaat er een machtsstrijd tussen de hulpverlener die graag alles in
eigen hand wil houden om zelf te ‘dokteren’,
terwijl de ouder die wat meer ontwikkeld en zelfstandig is, zich dan niet
serieus genomen voelt. En dan komen er gedwongen maatregelen.
De nieuwe manier
van werken
Van
de ouders die meewerken met jeugdzorghulp en de ouders die daar niet van
gediend zijn, kom ik op een ander punt wat meteen opvalt bij het merkwaardige
cijfer van vijfenzeventig procent 'ongemotiveerde ouders'. De cliënttevredenheidscijfers
van BJAA. Het was zo’n jaar geleden een vraag van het Nederlands Jeugdinstituut
hoe het er met die tevredenheidscijfers voorstond in Amsterdam. Gerritsen deed
daar een beetje schimmig over en had het over een ‘gemiddelde tussen de vijf en
de zeven’. De kwaliteit van jeugdzorg kennende, dacht ik toen ik hiervan hoorde
meteen aan een 5,1, maar enige tijd later liet Gerritsen aan het publiek veel
positievere cijfers zien. In Amsterdam zou de cliënttevredenheid wel rond het
cijfer 7 liggen, want ze zaten in een opwaartse lijn bij BJAA, met hun nieuwe
manier van werken met één gezinsmanager per gezin, die de centrale regie heeft
over alle hulpverleners die in het spel zijn. De nieuwe manier van werken houdt
onder meer in dat er nu samen met ouders gekeken wordt naar wat het beste is
(waarom kon dat in al die jaren hiervoor dan niet?) en er kwam daarom een
steeds betere verstandhouding tussen BJAA en haar cliënten. En net als je dat
bijna dreigt te geloven, want de propaganda-machinie draait op volle toeren bij
BJAA, komt Gerritsen opeens met zijn
vijfenzeventig procent ongemotiveerde ouders. Tja, dan ga ik rekenen….
Clienttevredenheidcijfers
BJAA
Indien
de gemotiveerde groep ouders die vijfentwintig procent beslaat, een
tevredenheidheidsniveau zou aangeven van het cijfer 8 of 9, dan blijft er voor
de groep van onvrijwillige jeugdzorgcliënten die andere driekwart over. Als we
die groep verdelen in drie subcategorieën, van gematigd ontevreden ouders
(cijfer 5), behoorlijk ontevreden en geïrriteerde ouders (cijfer 4 of 3) en de
ouders die van mening zijn dat jeugdzorg hun leven verwoest heeft (cijfer 2 of 1),
dan komen we voor het totaal tot een optelsom van rond de 18 of 19 punten. Het
gemiddelde daarvan zou uitkomen op een 4,25 tot een 4,75 en op zijn hoogst een
5, maar dan ga ik uit van een extreem hoog tevredenheidcijfer
bij de gemotiveerde groep. Zelfs dat cijfer komt in de verste verte niet in de
buurt van de 7 waar Gerritsen het over heeft.
Sven Snijer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten