zaterdag 14 september 2013

Ontwricht, ontworteld, ontvreemd en ontheemd

In september 1944, komt een aantal samenwerkende ondergrondse groepen voor het kinderwerk bij elkaar. Zij zijn actief geweest met de bescherming en het onderbrengen in pleeggezinnen van joodse kinderen. Men verwacht een ‘spoedige’ bevrijding van Nederland en men wil de positie van kinderen, pleegouders en ouders na de bevrijding gaan regelen. Doel van de bijeenkomst is een wetsontwerp opstellen.

Zij bedenken het volgende: alle joodse ouders die hun kind hebben laten onderduiken zullen in eerste aanleg bij wet uit de ouderlijke macht ontzet worden. De voogdij over de kinderen zal  in handen komen van de Voogdijcommissie Oorlogspleegkinderen (OPK). De bevrijding laat nog even op zich wachten en in februari 1945 wordt het wetsontwerp verstuurd aan de minister van justitie in Londen. 

De bevrijding

Na de bevrijding, half augustus 1945, wordt door koninklijke ondertekening de wet Oorlogspleegkinderen rechtsgeldig. Dit betekent dat de joodse ouders/familie de zeggenschap verliezen over hun kinderen. In het belang van het kind vindt men dit kennelijk beter. De commissie die dit gaat regelen staat onder voorzitterschap van Gezina van der Molen. Ondanks haar goede werk voor de kinderen tijdens de oorlogsjaren, wordt haar overheersende rol en inbreng ‘in het belang van de kinderen’ na de oorlog zeer bedenkelijk en omstreden. Sommige ouders/families zien hun kinderen nooit meer terug. Kinderen blijven bij de pleeggezinnen of in kindertehuizen.

Redenen: de kinderen herkennen hun eigen ouder(s) of familie niet meer. De kinderen zijn al zo gehecht geraakt aan de pleegouders. Biologische ouders zijn niet in staat om materieel voor de kinderen te zorgen, enz., enz. Na al het onrecht en leed dat hen tijdens de  oorlogsjaren al is aangedaan, is dit voor teruggekeerde ouders en familie de start van nieuw onrecht en veel leed in de eerste jaren in bevrijd Nederland.   

Dit stukje Nederlandse geschiedenis is beschreven in het boek ‘Om het joodse kind’ van Elma Verhey. Veel kinderen zijn tijdens de oorlog door joodse ouders zelf of m.b.v. illegale verzetsgroepen ondergebracht bij (veelal) christelijke gezinnen. Een moedige beslissing van wanhopige ouders, een moedige daad van gezinnen die de kinderen opnemen, en moedig van de verzetsmensen die hierbij betrokken zijn. Van ouders/familie is het echter nooit de bedoeling geweest hun kinderen af te staan. Nooit is hun doel geweest de kinderen te vervreemden van hun eigen milieu of geloofsovertuiging.  
 
Frankrijk

In 1952 speelt in Frankrijk een rechtszaak. Het gaat over de twee joodse broertjes Finaly. Hun ouders zijn Oostenrijk ontvlucht na de Anschluβ. Voor de veiligheid hebben zij de jongens ondergebracht bij madame Brun, die katholiek is. Vader en moeder Finaly worden in 1944 gedeporteerd en vermoord. In 1945 als Frankrijk is bevrijd eisen twee zussen van de vader hun neefjes op. Madame Brun wil dit niet en laat de jongens in 1948 ook nog dopen. De rechter beslist in 1952 dat de jongens aan hun familie moeten worden teruggegeven. Brun verstopt de jongens voorzien van valse naam met behulp van anderen in diverse kloosters. Kerkelijke autoriteiten geven uiteindelijk toe aan de uitspraak van de rechter en in 1953 komen de kinderen bij hun familie. 

Naar aanleiding van de Franse zaak, komt de belangstelling en steun voor de joodse visie in ons land pas in 1953 op gang. Journalisten gaan zich verdiepen in de joodse voogdij-drama's. Erg veel aandacht krijgt de zaak Anneke Beekman en Rebecca Meljado. Beide zijn joodse meisjes, waarvan de ouders gedeporteerd zijn en vermoord. De rechter oordeelt bij beide dat het beter is als ze weer in hun oorspronkelijke milieu en bij hun eigen bloedverwanten terugkeren.
 
Beide meisjes zijn bij katholieke families ondergebracht die hen vervolgens niet willen afstaan aan hun joodse familie. Beide worden door de pleegouders op onbekende adressen ondergebracht. Anneke wordt in 1949 gedoopt. Rebecca wordt in 1954 opgespoord. Beide blijken ondergebracht te zijn in Belgische kloosters. De uitspraak van de rechter, de twee meisjes naar hun familie terug te brengen, legt men eenvoudig naast zich neer. Anneke duikt pas op als ze meerderjarig is in 1961. 

Zo is het in die tijd gegaan met veel joodse kinderen en hun familie. Een triest en beschamend stukje geschiedenis. Terug te lezen in het boek van Elma Verhey.  Nog meer informatie op de volgende site: 


Verhalen, levensgeschiedenissen over ontwrichting, ontworteling, onthechting. Daarover gaat het o.m. in de documentaireKind in twee werelden, drieluik over joodse oorlogspleegkinderen’ uit 1993 van Willy Lindwer.
 
Joodse kinderen

Vijf joodse kinderen, twee zusjes, twee broers en een meisje worden tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergebracht in verschillende pleegezinnen. De vijf zijn tussen de 51 en 62 jaar ten tijde van de documentaire  en vertellen over hun ervaringen, gevoelens en identiteit. Een van de zusjes vertelt dat voor haar de bevrijding ruim vijftien jaar na 1945 komt als ze in Amsterdam is en 'als jodin, openlijk, de synagoge kon binnengaan.' Niet onder de naam die ze tijdens de oorlog heeft gekregen en nadien op aandringen van haar pleegouders heeft behouden maar onder haar eigen, joodse naam.


Opgroeien in een pleeggezin. Bewust plaatsten joodse ouders in oorlogstijd hun kinderen ‘vrijwillig’ in niet joodse pleeggezinnen, maar met de bedoeling na de oorlog weer als gezin/familie herenigd te worden. Het doel van pleegplaatsing is toch terugplaatsing in het eigen gezin, eigen familie? 

Hoe is het gesteld met dat doel van pleegplaatsing in 2013? Terugdenkend aan Yunus.

http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2013/03/de-zaak-yunus-de-feiten.html

Wordt er bij plaatsing in een pleeggezin rekening gehouden met afkomst, milieu? Is er iets geleerd van alle verhalen over ontwrichte, ontwortelde, ontvreemde en ontheemde kinderen? Volgt men nu wel rechterlijke uitspraken op? 

Y.B.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten