Wetsvoorstel
EK 33.684,A ((Uitvoeringsbesluit Jeugdwet,
UvbJw))
Artikel 2.1 (t.a.v. Gemeenten)
1. Ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de wet, draagt het college {van B&W} zorg voor de beschikbaarheid van relevante deskundigheid met betrekking tot:
a. opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
b. opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden
bedreigd;
c. taal- en leerproblemen;
d. somatische aandoeningen;
e. lichamelijke of verstandelijke beperkingen; en
f. kindermishandeling en huiselijk geweld.
“Beschikbaarheid van relevante deskundigen” c.q. ‘specialisten’:
Specialistische zorg kan NIET decentraal worden geregeld! Een jeugdige die langs verschillende stappen of schijven telkens weer zijn verhaal moet doen en onnodige onderzoeken moet volgen om uiteindelijk, naar het hoopt, bij de toegesneden specialist te komen, zal eerder geneigd zijn af te haken dan bij de juiste specialist komend nog gemotiveerd te blijven voor eventueel nodige therapie.
De stappen via het niveau sociaal werk van jeugdzorg, dat door gemeenten wordt ingekocht, is te soft en niet passend bij psychologische of psychiatrische problematiek. Jeugdzorgwerkers zijn niet medisch-academisch opgeleid.
De problematiek kan eerst lijken op opvoedingsproblemen (ouders krijgen de schuld) of op een gedragsverandering die verontrust, maar waar nog geen specialistische hulpvraag bij ontwikkeld is; daar zal Eigen Kracht of dwangzorg worden ingezet, zonder diagnose. Gedragsstoornissen zijn niet met OTS (Ondertoezichtstelling) en uithuisplaatsen op te lossen, en gedragsveranderingen door somatische of infectueuze oorzaak zullen niet met passende medicatie worden behandeld door jeugdzorg. OTS of Eigen Kracht is geen antibioticum.
Drie op de vier kinderen die bij jeugdzorg in dwangzorg binnen geraken, passen daar niet, is een wetenschappelijke schatting op basis van de huidige jeugdzorg.
Veel “ouders met OTS” zijn bekwame, bezorgde ouders; er bevinden zich zelfs pedagogen onder hen, maar zij krijgen het stempel van ‘pedagogisch onbekwaam’ door onjuiste beweringen door jeugdzorgwerkers, zo bevestigt het onderzoeksrapport van de Kinderombudsman {in noot1: http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-is-de-zorg-gegrond/?id=325 }.
Voorbeeld: geadopteerde èn adoptiegezin vragen na weglopen om een adoptiedeskundig onderzoek en hulp; de jeugdzorg daarentegen vraagt uithuisplaatsing aan (beschuldigend) en geeft geen toegang tot een adoptiedeskundige, en zelfs geeft de gezinsvoogd geen juiste gegevens door aan een ingekochte algemene psychologe van BJZ, zodat het anderhalf jaar duurde voordat met een kort geding door de ouders alsnog het recht op passende diagnostiek werd opgelegd aan jeugdzorg. De geadopteerde (dan 18+) heeft inmiddels afgehaakt en ziet het adoptiegezin niet meer en raakte in de WAjong.
Artikel 3.1.1
1. Als certificerende instelling wordt aangewezen een instelling die:
a. rechtspersoonlijkheid heeft;
b. onafhankelijk is;
d. beschikt over voldoende deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;
Is een gecertificeerde instelling zoals Bureau jeugdzorg (in vervolg) “onafhankelijk” wanneer het een ingang, maar ook juridische gezinsvoogdij onder één dak heeft? Neen.
Kosten gestegen
Van 2005 tot 2012 zijn deze jeugdzorgkosten met 50% gestegen. De roep om ‘waarheidsvinding’, meer werken op diagnostiek niveau en met oog voor de gevolgen in de ervaringswereld van de opgroeiende onder dwangzorg is groot en de Kinderombudsman heeft fouten in de beweringenopzet van jeugdzorg-rapportages onderkend. Het “in veiligheid stellen van het kind” in de ogen van het sociaal beroepsniveau van jeugdzorg wordt door de jeugdige niet als ‘veilig’ ervaren, maar geeft een gevoel van ontheemd zijn.
Mary Dossier en anderen hebben bevonden dat pleegzorg gevaarlijke risico’s met zich meebrengt: https://www.dropbox.com/s/yl5dvblrrw3mvdi/GEHECHTHEID%2C%20diagnostiek%20en%20Jeugdhulp.pps . Joseph J. Doyle (2007, http://www.mit.edu/~jjdoyle/doyle_fosterlt_march07_aer.pdf) vond dat het kind beter passende hulp via thuis kan krijgen, effectiever, dan hetzelfde kind in pleegzorg, met alle risico’s van dien; pleegzorg geeft hogere kans op seksueel misbruik, criminaliteit, tienerouderschap, loyaliteitsproblematiek, secundaire onveilige gehechtheid (FJR 2012/95), verslavingen, en latere minderwaardigheidsbeleving.
Jo Hermanns
Ook prof. Jo Hermanns vond in Zeeland dat hulp in de thuissituatie effectiever werkte en de uithuisplaatsingen met meer dan 50% verminderd konden worden.
In hoeverre is een instelling met twee petten op, waaronder de juridiserende (BW1:254, 261, 266) gezinsvoogdij, “voldoende deskundig” en “toegerust om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen” wanneer er zoveel kritiek is over het onderzoeksniveau van het jeugdzorgwerk? Jeugdzorg voldoet niet aan de eisen.
Jeugdzorg zou, indien zij blijft voortbestaan, enkel mogen doorverwijzen naar meer deskundigheid. Zij zouden niet, zoals nu het geval is, de toegang tot dwangzorg mogen beheren door bij de rechter dwangmaatregelen aan te kunnen vragen zonder eerst degelijk, specialistisch onderzoek naar het kind, door een deskundig behandelaar of arts.
Dwang
Dwang in jeugdzorg werkt volgens prof. Carlo Schuengel contraproductief (https://www.dropbox.com/s/n4erkb54uf4lzbp/2013.PPS%20C.Schuengel%20-%20dwang-gevolgen.pdf).
Hoe kan de welhaast verzwegen overgang tot dwangzorg-aanvragen beveiligd worden door integrale en open diagnostieke deskundigheid, waar deskundigen niet af moeten gaan op gegevens verstrekt door het niveau jeugdzorg, maar dezen de cliënt en gezins-dyade zelf onderzoeken?
Behoren de ouders, waar jeugdzorg wil dat dwang zal worden ingezet, de onderzoeksvragen te ratificeren of in dit stuk met onderzoeksvragen (en niet er ergens achteraan geplakt als een zoekplaatje) zelf aanvullende onderzoeksvragen te mogen inleveren?
Moet de beroepseis (opleidingseis) niet minimaal op het niveau orthopedagogie liggen (medisch-academisch)? De antwoorden zouden “ja” dienen te zijn.
Hoeveel kinderen zullen al die tijd lijden wanneer de periode van certificering hard “vijf jaar” zal bedragen en er onvrede is met de kwaliteit?
Voorbeeld: Moeder en kind hebben last van jeuk; de invallend huisarts vindt niets en doet een AMK-melding dat moeder zeurt; ook al bleek na bouwkundig onderzoek dat glaswol voor jeuk zorgde (iets waar volgens de ARBO werknemers voor beschermd dienen te worden), het jonge kind werd uithuis geplaatst met de bewering alsof de (intelligente) moeder aan wanen zou lijden en een bedreiging zou vormen; de psychiatrische rapporten die het tegendeel aantoonden, werden door jeugdzorg onder tafel gewerkt; de kinderrechter accepteerde dat; het kind werd van het ene pleeggezin naar het volgende gestuurd alsof dat goed zou zijn. In één pleeggezin kwam het kind van 6 in aanraking met seksueel betasten. De rechter gaat af op wat Jeugdzorg adviseert, ook al is dat fout en onpedagogisch.
Artikel 3.1.5 (maar ook 3.1.6)
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister van Veiligheid en Justitie de certificerende instelling haar taak niet naar behoren vervult, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, worden niet eerder getroffen dan nadat de certificerende instelling in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te stellen termijn alsnog haar taken naar behoren uit te voeren.
Hoe vaak verstrekt jeugdzorg niet slechts een selectie uit het dossier aan de inspectie, en ziet de inspectie (namens de minister) wel individuele details, met diagnostische kennis beschouwend? De ervaring is dat ontlastende stukken worden weggehouden en de details niet worden onderkend door het toezicht. Het toezicht om falen te ontdekken faalt.
Ook de (dure) rechter als kwaliteitscontrole-mechanisme is te goedgelovig in de jeugdzorggegevens en -inzet; de rechter is immers geen diagnost èn op dit soort rechtszittingen achter gesloten deuren mogen geen getuigen, deskundigen of ondersteuners van het gezin in de rechtszaal hun verhaal doen. Jeugdzorg is tegenpartij (van ouders/verzorgers van het kind) en niet in de eerste plaats gezinsondersteuner.
Een tijdrovende klachtenprocedure is geen gevolg-hebbend controlemechanisme, en kan slechts met mondjesmaat een nietszeggend excuus opleveren. Al die tijd kan een kind lijden onder het mogelijk niet passende en te corrigeren dwangtraject.
Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de zorg en hulpverlening dient de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te gelden, ook ten aanzien van de hoofdstukken bezwaar en beroep en het klachtrecht, daar dit uitvoeriger en gedetailleerder aldaar beschreven staat dan in de jeugdwet. Per instelling dient het voor het gezin duidelijk te zijn waar welke verantwoordelijkheid ligt om een juist-gericht bezwaar of klacht te kunnen indienen.
Minimaal dient n.a.v. Beschikkingen, Wbp en WOB de Awb afdeling 2.1 (doorzendplicht, verbod op vooringenomenheid, geheimhoudingsplicht), art.3:45 (vermelding bezwaarmogelijkheden), afdeling 3.7 (art. 3:46–48: deugdelijke en herkenbare motiveringsplicht, spoed), Hoofdstuk 6 (bezwaar en beroep), 7 en 9 (klachtrecht) te gelden.
Termijnen ter correctie dienen korter te zijn dan vier weken, omdat wachten een kind te lang kan duren, zeker waar de hulpverlening verkeerd is afgestemd.
Voorbeeld: Ouders klagen dat de gezinsvoogd geen gehoor geeft op onderbouwde zorgen en motivatie van ouders; er wordt eerst verwezen naar een andere instelling; na maanden wordt het afgedaan alsof de ouders niet meewerkten; na ruim een jaar bleek de klacht niet officieel ingeschreven te zijn; de gezinsvoogd heeft de gedragsdeskundige weggehouden van de teambespreking en de eerste aanwijzingen van de deskundige naast zich neer gelegd. De passende zorg kwam te laat, met alle gevolgen vandien.
Artikel 4.2.1 en 4.2.2
1. De gecertificeerde instelling {met dwangzorg} wijst binnen vijf dagen nadat … ….
2. Deze mededeling vermeldt tevens: …. ….
Behoort de mededeling niet ook de rechten van het gezin te vermelden, voor het geval de dwangzorg naar inzicht der gezinsleden niet de passende zorg zou zijn? Ja. Zowel klachtrecht, melden naar inspectie als een mogelijke correctieve rechtsgang.
BW1:257 dient inhoudt te krijgen, en dient gesanctioneerd te worden tot nakoming.
Voorbeeld: De ouders vragen om het Plan van Aanpak, hulpverleningsplan (waar de inbreng van ouders was weggelaten) en inzage in het dossier. Na verstrijken van termijnen wil de gezinsvoogd eerst in gesprek gaan, maar zonder dat er een vertrouwenspersoon bij mag zijn; uiteindelijk is na driekwart jaar er een rechter bij nodig om jeugdzorg –ongesanctioneerd– aan te bevelen het gevraagde te verstrekken, wat nog eens een half jaar duurde. Het kind zat, zo bleek zoveel later, in een verkeerd behandeltraject. Ouders moeten het recht op BW1:247 behouden om de zorg te kunnen controleren.
Artikel 4.2.4
1. De gecertificeerde instelling stelt uiterlijk zes weken nadat de voogdij aan haar is opgedragen, de minderjarige onder haar toezicht is gesteld of zij is belast met een taak tot uitvoering van jeugdreclassering en zij hiervan in kennis is gesteld, een plan van aanpak vast.
2. Het plan van aanpak vermeldt welke jeugdhulp voor de jeugdige nodig is. …..
4. Zo vaak als noodzakelijk, doch ten minste één maal per jaar wordt bezien in hoeverre het plan van aanpak bijstelling behoeft.
...zes weken “nadat de (gezins)voogdij aan haar is opgedragen”….: De voogdij mag niet verward worden met de juridische gezinsvoogdij.
Het komt vaak voor dat het hulpverleningsplan vaag is en langer op zich laat wachten dan 6 weken. Een niet-diagnostisch plan is veelal te vaag tot gebruik ter verbetering van de hulpinzet. Overtreding van deze termijn is niet gesanctioneerd ten behoeve van de inzet van ouders.
Eigenlijk zouden de eerste termijnen niet langer mogen zijn dan 3 maanden, omdat er niet te lang doorgemodderd kan worden zonder diagnostieke inzet en therapie die daarop is gebaseerd. Vaak heeft jeugdzorg na een jaar nog geen therapie weten in te zetten. Dit mag als bedreiging door jeugdzorg voor de ontwikkeling van het kind gezien worden. Korte termijnen in het eerste jaar zorgt ervoor dat rechterlijke controle of de dwangmaatregel wel helpt, en tot passende hulp leidt.
Voorbeeld: Na lang wachten door ouders bleek het hulpverleningsplan/Plan van Aanpak, zogenaamd door een computerstoring, niet te zijn gemaakt binnen ruim 8 maanden. De ouders hebben er wel tijdig om gevraagd. We ontdekten uiteindelijk een uitdraai van 6 maanden oud, maar die was niet af. Ouders wordt informatie achtergehouden om de wil van de gezinsvoogd door te zetten, zonder dat de ouders kunnen procederen ter weging of de inzet steekhoudend is.
Artikel 5.1.1
1. Een gesloten accommodatie is geschikt om:
a. te voorkomen dat daar geplaatste jeugdigen zich ontrekken of onttrokken worden aan de jeugdhulp die nodig is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, en
b. daar geplaatste jeugdigen te doen verblijven in een veilige, beschermde omgeving, die geborgenheid en voldoende privacy biedt.
b. De eis tot “veilig verblijf” is te vaag, gezien bijvoorbeeld de bevindingen van psychiater dr. Theo Doreleijers waar 90% van de meisjes het naderhand slecht verging; het bleek dat ze geen zorg op diagnostisch niveau hebben verkregen. Toevoegen: “Een gesloten accommodatie is geschikt:
c. om de daar geplaatste jeugdige naar aanleiding van een diagnose de juiste therapeutische behandeling te doen leveren.”
Voorbeeld: Een gewone, lastige puber kreeg geen diagnose en geen behandeling daarop, en geraakte in de prostitutie. Volgens o.a. J.J. Doyle jr. is de kans daarop aanzienlijk door pleegsettingen.
Hoofdstuk 6 Gegevensverwerking, privacy en toestemming
De Wet bescherming persoonsgegevens dient te prevaleren.
Minimaal dient een instelling eerst de ouders te verzoeken om toestemming om gegevens te mogen opvragen.
Roddels binnen een gemeente kunnen snel gaan, en mensen beschadigen.
Ouders kunnen zo geënthousiasmeerd worden zelf deskundiger hulp in te roepen dan jeugdzorg en ronddwalen van informatie te voorkomen.
Een professional (betekent ‘broodverdiener’) is nog geen deskundige. Uithuisplaatsen is geen therapie.
Artikel 6.2.1
3. Een aansluiting als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt vermoed voldoende zorgvuldig en veilig te zijn als het voldoet aan de eisen zoals deze zijn uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut in de NTA 8023, Maatschappelijke zorg – Informatiearchitectuur in de jeugdsector – Deel 1 : Landelijke verwijsindex risicojongeren.
Dit lid 3 mag eisen in plaats van vermoeden. Met sanctionering!
Voorbeeld: Ouders trachtten te achterhalen of de opgedrongen hulp wel juist gegrond was; ze stuitten op te vage wetgeving om de jeugdzorg voor fouten aansprakelijk te stellen. De wet was te vrijblijvend.
Paragraaf 7.1 Ouderbijdrage
Het is reëler om de bijdragen inkomensafhankelijk te maken. Lage inkomens worden relatief meer gestraft door nominale bedragen.
Artikel 8.1 (§1)
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
Voor beleid en voor ouders dienen ook vast gelegd te worden, c.q. vermeld te worden:
- BIG-registratienummer van behandelaar (of opleidingsniveau bij sociaal werkers en lager),
Artikel 6.2
1. Het college draagt er zorg voor dat ten behoeve van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling voldoende deskundigheid beschikbaar is op gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hiervoor is in ieder geval een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling beschikbaar.
De “arts met deskundigheid…” moet wel zelf de cliënt onderzoeken, de beroepsethiek volgend. Deze arts dient zoals gewoon onder de beroepscode te werken en dus onder het tuchtrecht aansprakelijk gesteld te kunnen worden. De praktijk is dat er veel fouten worden gemaakt waardoor onnodig kinderen worden belast en getraumatiseerd. Onnodig oppakken wegens een uithuisplaatsing die de beslissing van deze AMHK-arts kan hebben, met politie en dwang, kan beschadigend werken, zo is vastgesteld.
De diagnostieke drempel is gewenst. Een lager niveau kan somatische en infectueuze oorzaken over het hoofd zien en te veel aan oorzaken bij ouders veronderstellen.
Tevens wil ik deze inbreng plaatsen onder het gestelde in https://www.dropbox.com/s/4khm6nj3fhnoxmw/2013.11.11%20EersteKamer%20Jwet-gaten.pdf .
Hierin wordt onder meer verwezen naar en genoemd enige wetenschappelijke bevindingen die adviseren om zeker de ingang tot dwang-maatregelen (jeugdzorg) te bewaken middels diagnostiek (de cliënt ziend en onbelastend deskundig onderzoekend), die het kind minder belast dan speculaties van sociaal werkers ofwel jeugdzorgwerkers.
Is het nu droevig of bevreemdend dat de Tweede Kamerleden liever op meningsvorming werken dan met onafhankelijke wetenschappelijke bevindingen?
Ook achten de kinderrechters de wet te ingewikkeld: http://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/kinderrechters-vinden-nieuwe-jeugdwet-te.48294.lynkx :
“Kinderrechters vinden de nieuwe Jeugdwet te ingewikkeld als het gaat om het regelen van gedwongen zorg voor jongeren. Volgens hen bestaat in de nieuwe wet bijvoorbeeld het risico dat jongeren in een gesloten inrichting worden opgenomen terwijl een andere vorm van uithuisplaatsing beter is. Dat meldt de Raad voor de Rechtspraak. De kinderrechters pleiten voor aanpassing van de nieuwe wet, zegt de raad.
Wetten sluiten niet aan:
Een van de bezwaren van de kinderrechters is dat de regels voor gedwongen zorg zowel in de nieuwe Jeugdwet zijn opgenomen als in het Burgerlijk Wetboek. Die regels sluiten niet goed op elkaar aan, vinden ze. Het kabinet is van plan de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015 in te voeren. Onderdeel van de wet is de overheveling van jeugdzorgtaken van de provincie naar de gemeenten.”
Uithuisplaatsingen blijken risicovoller dan jeugdzorg beweert. Zeker een gesloten plaatsing dient op diagnostieke gronden goed gewogen te worden. Wanneer duidelijk is dat de jeugdwet ondergeschikt is aan het Burgerlijk Wetboek 1, is het niet erg wanneer de jeugdwet BW1:261 aanvult wat gesloten plaatsing betreft.
Bij ‘vechtscheidingen’ ofwel omgangssabotage zou de bestuursrechter de scheiding en omgangsregeling zakelijk moeten uitspreken, zonder dat een ouder denkt zich te moeten verdedigen als ‘de beste ouder’ of hiervoor de kans krijgt door te weinig objectiviteit van de gezinsmanager. Het tegenwerken van gezamenlijk ouderschap, waar beide ouders anders dan de ene mogen zijn, omdat geen mens gelijk is en een kind deze differentiatie moet leren, is een vorm van kindermishandeling. Dit kan zakelijk vastgesteld worden. Zonder speculatief onderzoek door jeugdzorg (via de Raad voor de Kinderbescherming ingeroepen met een scheidings-OTS). Enkel nagaan van de papieren. Geen (escalerende) beschuldigingen dulden.
Voor strafrechtelijk ouderschap bestaan aangifte en het strafrecht.
Deze omgangszaken betreffen nu nog 30% van de ‘jeugdzorg’-zaken, een niveau dat bewezen heeft te kort te schieten (LJN AS6020 is een goed voorbeeld).
Mogelijk zegt OTS en UHP de juristen (Kamerleden) niet zoveel qua inlevingswaarde ten aanzien van de verdere ontwikkeling van opgroeienden, maar de gevolgen kunnen duur te staan komen met zicht op latere kosten door aanspraak op gezondheidszorg, (WAjong-)uitkeringen, of criminaliteitskosten en kosten wegens jeugdzorg aan baby’s die uit deze jongeren geboren worden. De verhoogde kans van pleegkinderen op suïcide is wel besparend, maar de vraag is of dat maatschappelijk gewenst is.
Bezuinigen op toegang tot passende en duur-genoemde zorg (wat men medicaliseren heeft genoemd in de p.r.) kan juist tot duurdere zorg leiden. Zogenaamd dure, maar passende zorg (diagnostiek, therapie, onder de WGBO) is bewezen effectiever en korter durend dan jeugdzorgtrajecten en heeft minder schadelijke gevolgen dan jeugdzorg in het latere leven van de opgegroeide.
Artikel 2.1 (t.a.v. Gemeenten)
1. Ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de wet, draagt het college {van B&W} zorg voor de beschikbaarheid van relevante deskundigheid met betrekking tot:
a. opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
b. opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden
bedreigd;
c. taal- en leerproblemen;
d. somatische aandoeningen;
e. lichamelijke of verstandelijke beperkingen; en
f. kindermishandeling en huiselijk geweld.
“Beschikbaarheid van relevante deskundigen” c.q. ‘specialisten’:
Specialistische zorg kan NIET decentraal worden geregeld! Een jeugdige die langs verschillende stappen of schijven telkens weer zijn verhaal moet doen en onnodige onderzoeken moet volgen om uiteindelijk, naar het hoopt, bij de toegesneden specialist te komen, zal eerder geneigd zijn af te haken dan bij de juiste specialist komend nog gemotiveerd te blijven voor eventueel nodige therapie.
De stappen via het niveau sociaal werk van jeugdzorg, dat door gemeenten wordt ingekocht, is te soft en niet passend bij psychologische of psychiatrische problematiek. Jeugdzorgwerkers zijn niet medisch-academisch opgeleid.
De problematiek kan eerst lijken op opvoedingsproblemen (ouders krijgen de schuld) of op een gedragsverandering die verontrust, maar waar nog geen specialistische hulpvraag bij ontwikkeld is; daar zal Eigen Kracht of dwangzorg worden ingezet, zonder diagnose. Gedragsstoornissen zijn niet met OTS (Ondertoezichtstelling) en uithuisplaatsen op te lossen, en gedragsveranderingen door somatische of infectueuze oorzaak zullen niet met passende medicatie worden behandeld door jeugdzorg. OTS of Eigen Kracht is geen antibioticum.
Drie op de vier kinderen die bij jeugdzorg in dwangzorg binnen geraken, passen daar niet, is een wetenschappelijke schatting op basis van de huidige jeugdzorg.
Veel “ouders met OTS” zijn bekwame, bezorgde ouders; er bevinden zich zelfs pedagogen onder hen, maar zij krijgen het stempel van ‘pedagogisch onbekwaam’ door onjuiste beweringen door jeugdzorgwerkers, zo bevestigt het onderzoeksrapport van de Kinderombudsman {in noot1: http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-is-de-zorg-gegrond/?id=325 }.
Voorbeeld: geadopteerde èn adoptiegezin vragen na weglopen om een adoptiedeskundig onderzoek en hulp; de jeugdzorg daarentegen vraagt uithuisplaatsing aan (beschuldigend) en geeft geen toegang tot een adoptiedeskundige, en zelfs geeft de gezinsvoogd geen juiste gegevens door aan een ingekochte algemene psychologe van BJZ, zodat het anderhalf jaar duurde voordat met een kort geding door de ouders alsnog het recht op passende diagnostiek werd opgelegd aan jeugdzorg. De geadopteerde (dan 18+) heeft inmiddels afgehaakt en ziet het adoptiegezin niet meer en raakte in de WAjong.
Artikel 3.1.1
1. Als certificerende instelling wordt aangewezen een instelling die:
a. rechtspersoonlijkheid heeft;
b. onafhankelijk is;
d. beschikt over voldoende deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;
Is een gecertificeerde instelling zoals Bureau jeugdzorg (in vervolg) “onafhankelijk” wanneer het een ingang, maar ook juridische gezinsvoogdij onder één dak heeft? Neen.
Kosten gestegen
Van 2005 tot 2012 zijn deze jeugdzorgkosten met 50% gestegen. De roep om ‘waarheidsvinding’, meer werken op diagnostiek niveau en met oog voor de gevolgen in de ervaringswereld van de opgroeiende onder dwangzorg is groot en de Kinderombudsman heeft fouten in de beweringenopzet van jeugdzorg-rapportages onderkend. Het “in veiligheid stellen van het kind” in de ogen van het sociaal beroepsniveau van jeugdzorg wordt door de jeugdige niet als ‘veilig’ ervaren, maar geeft een gevoel van ontheemd zijn.
Mary Dossier en anderen hebben bevonden dat pleegzorg gevaarlijke risico’s met zich meebrengt: https://www.dropbox.com/s/yl5dvblrrw3mvdi/GEHECHTHEID%2C%20diagnostiek%20en%20Jeugdhulp.pps . Joseph J. Doyle (2007, http://www.mit.edu/~jjdoyle/doyle_fosterlt_march07_aer.pdf) vond dat het kind beter passende hulp via thuis kan krijgen, effectiever, dan hetzelfde kind in pleegzorg, met alle risico’s van dien; pleegzorg geeft hogere kans op seksueel misbruik, criminaliteit, tienerouderschap, loyaliteitsproblematiek, secundaire onveilige gehechtheid (FJR 2012/95), verslavingen, en latere minderwaardigheidsbeleving.
Jo Hermanns
Ook prof. Jo Hermanns vond in Zeeland dat hulp in de thuissituatie effectiever werkte en de uithuisplaatsingen met meer dan 50% verminderd konden worden.
In hoeverre is een instelling met twee petten op, waaronder de juridiserende (BW1:254, 261, 266) gezinsvoogdij, “voldoende deskundig” en “toegerust om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen” wanneer er zoveel kritiek is over het onderzoeksniveau van het jeugdzorgwerk? Jeugdzorg voldoet niet aan de eisen.
Jeugdzorg zou, indien zij blijft voortbestaan, enkel mogen doorverwijzen naar meer deskundigheid. Zij zouden niet, zoals nu het geval is, de toegang tot dwangzorg mogen beheren door bij de rechter dwangmaatregelen aan te kunnen vragen zonder eerst degelijk, specialistisch onderzoek naar het kind, door een deskundig behandelaar of arts.
Dwang in jeugdzorg werkt volgens prof. Carlo Schuengel contraproductief (https://www.dropbox.com/s/n4erkb54uf4lzbp/2013.PPS%20C.Schuengel%20-%20dwang-gevolgen.pdf).
Hoe kan de welhaast verzwegen overgang tot dwangzorg-aanvragen beveiligd worden door integrale en open diagnostieke deskundigheid, waar deskundigen niet af moeten gaan op gegevens verstrekt door het niveau jeugdzorg, maar dezen de cliënt en gezins-dyade zelf onderzoeken?
Behoren de ouders, waar jeugdzorg wil dat dwang zal worden ingezet, de onderzoeksvragen te ratificeren of in dit stuk met onderzoeksvragen (en niet er ergens achteraan geplakt als een zoekplaatje) zelf aanvullende onderzoeksvragen te mogen inleveren?
Moet de beroepseis (opleidingseis) niet minimaal op het niveau orthopedagogie liggen (medisch-academisch)? De antwoorden zouden “ja” dienen te zijn.
Hoeveel kinderen zullen al die tijd lijden wanneer de periode van certificering hard “vijf jaar” zal bedragen en er onvrede is met de kwaliteit?
Voorbeeld: Moeder en kind hebben last van jeuk; de invallend huisarts vindt niets en doet een AMK-melding dat moeder zeurt; ook al bleek na bouwkundig onderzoek dat glaswol voor jeuk zorgde (iets waar volgens de ARBO werknemers voor beschermd dienen te worden), het jonge kind werd uithuis geplaatst met de bewering alsof de (intelligente) moeder aan wanen zou lijden en een bedreiging zou vormen; de psychiatrische rapporten die het tegendeel aantoonden, werden door jeugdzorg onder tafel gewerkt; de kinderrechter accepteerde dat; het kind werd van het ene pleeggezin naar het volgende gestuurd alsof dat goed zou zijn. In één pleeggezin kwam het kind van 6 in aanraking met seksueel betasten. De rechter gaat af op wat Jeugdzorg adviseert, ook al is dat fout en onpedagogisch.
Artikel 3.1.5 (maar ook 3.1.6)
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister van Veiligheid en Justitie de certificerende instelling haar taak niet naar behoren vervult, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, worden niet eerder getroffen dan nadat de certificerende instelling in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te stellen termijn alsnog haar taken naar behoren uit te voeren.
Hoe vaak verstrekt jeugdzorg niet slechts een selectie uit het dossier aan de inspectie, en ziet de inspectie (namens de minister) wel individuele details, met diagnostische kennis beschouwend? De ervaring is dat ontlastende stukken worden weggehouden en de details niet worden onderkend door het toezicht. Het toezicht om falen te ontdekken faalt.
Ook de (dure) rechter als kwaliteitscontrole-mechanisme is te goedgelovig in de jeugdzorggegevens en -inzet; de rechter is immers geen diagnost èn op dit soort rechtszittingen achter gesloten deuren mogen geen getuigen, deskundigen of ondersteuners van het gezin in de rechtszaal hun verhaal doen. Jeugdzorg is tegenpartij (van ouders/verzorgers van het kind) en niet in de eerste plaats gezinsondersteuner.
Een tijdrovende klachtenprocedure is geen gevolg-hebbend controlemechanisme, en kan slechts met mondjesmaat een nietszeggend excuus opleveren. Al die tijd kan een kind lijden onder het mogelijk niet passende en te corrigeren dwangtraject.
Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de zorg en hulpverlening dient de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te gelden, ook ten aanzien van de hoofdstukken bezwaar en beroep en het klachtrecht, daar dit uitvoeriger en gedetailleerder aldaar beschreven staat dan in de jeugdwet. Per instelling dient het voor het gezin duidelijk te zijn waar welke verantwoordelijkheid ligt om een juist-gericht bezwaar of klacht te kunnen indienen.
Minimaal dient n.a.v. Beschikkingen, Wbp en WOB de Awb afdeling 2.1 (doorzendplicht, verbod op vooringenomenheid, geheimhoudingsplicht), art.3:45 (vermelding bezwaarmogelijkheden), afdeling 3.7 (art. 3:46–48: deugdelijke en herkenbare motiveringsplicht, spoed), Hoofdstuk 6 (bezwaar en beroep), 7 en 9 (klachtrecht) te gelden.
Termijnen ter correctie dienen korter te zijn dan vier weken, omdat wachten een kind te lang kan duren, zeker waar de hulpverlening verkeerd is afgestemd.
Voorbeeld: Ouders klagen dat de gezinsvoogd geen gehoor geeft op onderbouwde zorgen en motivatie van ouders; er wordt eerst verwezen naar een andere instelling; na maanden wordt het afgedaan alsof de ouders niet meewerkten; na ruim een jaar bleek de klacht niet officieel ingeschreven te zijn; de gezinsvoogd heeft de gedragsdeskundige weggehouden van de teambespreking en de eerste aanwijzingen van de deskundige naast zich neer gelegd. De passende zorg kwam te laat, met alle gevolgen vandien.
Artikel 4.2.1 en 4.2.2
1. De gecertificeerde instelling {met dwangzorg} wijst binnen vijf dagen nadat … ….
2. Deze mededeling vermeldt tevens: …. ….
Behoort de mededeling niet ook de rechten van het gezin te vermelden, voor het geval de dwangzorg naar inzicht der gezinsleden niet de passende zorg zou zijn? Ja. Zowel klachtrecht, melden naar inspectie als een mogelijke correctieve rechtsgang.
BW1:257 dient inhoudt te krijgen, en dient gesanctioneerd te worden tot nakoming.
Voorbeeld: De ouders vragen om het Plan van Aanpak, hulpverleningsplan (waar de inbreng van ouders was weggelaten) en inzage in het dossier. Na verstrijken van termijnen wil de gezinsvoogd eerst in gesprek gaan, maar zonder dat er een vertrouwenspersoon bij mag zijn; uiteindelijk is na driekwart jaar er een rechter bij nodig om jeugdzorg –ongesanctioneerd– aan te bevelen het gevraagde te verstrekken, wat nog eens een half jaar duurde. Het kind zat, zo bleek zoveel later, in een verkeerd behandeltraject. Ouders moeten het recht op BW1:247 behouden om de zorg te kunnen controleren.
Artikel 4.2.4
1. De gecertificeerde instelling stelt uiterlijk zes weken nadat de voogdij aan haar is opgedragen, de minderjarige onder haar toezicht is gesteld of zij is belast met een taak tot uitvoering van jeugdreclassering en zij hiervan in kennis is gesteld, een plan van aanpak vast.
2. Het plan van aanpak vermeldt welke jeugdhulp voor de jeugdige nodig is. …..
4. Zo vaak als noodzakelijk, doch ten minste één maal per jaar wordt bezien in hoeverre het plan van aanpak bijstelling behoeft.
...zes weken “nadat de (gezins)voogdij aan haar is opgedragen”….: De voogdij mag niet verward worden met de juridische gezinsvoogdij.
Het komt vaak voor dat het hulpverleningsplan vaag is en langer op zich laat wachten dan 6 weken. Een niet-diagnostisch plan is veelal te vaag tot gebruik ter verbetering van de hulpinzet. Overtreding van deze termijn is niet gesanctioneerd ten behoeve van de inzet van ouders.
Eigenlijk zouden de eerste termijnen niet langer mogen zijn dan 3 maanden, omdat er niet te lang doorgemodderd kan worden zonder diagnostieke inzet en therapie die daarop is gebaseerd. Vaak heeft jeugdzorg na een jaar nog geen therapie weten in te zetten. Dit mag als bedreiging door jeugdzorg voor de ontwikkeling van het kind gezien worden. Korte termijnen in het eerste jaar zorgt ervoor dat rechterlijke controle of de dwangmaatregel wel helpt, en tot passende hulp leidt.
Voorbeeld: Na lang wachten door ouders bleek het hulpverleningsplan/Plan van Aanpak, zogenaamd door een computerstoring, niet te zijn gemaakt binnen ruim 8 maanden. De ouders hebben er wel tijdig om gevraagd. We ontdekten uiteindelijk een uitdraai van 6 maanden oud, maar die was niet af. Ouders wordt informatie achtergehouden om de wil van de gezinsvoogd door te zetten, zonder dat de ouders kunnen procederen ter weging of de inzet steekhoudend is.
Artikel 5.1.1
1. Een gesloten accommodatie is geschikt om:
a. te voorkomen dat daar geplaatste jeugdigen zich ontrekken of onttrokken worden aan de jeugdhulp die nodig is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, en
b. daar geplaatste jeugdigen te doen verblijven in een veilige, beschermde omgeving, die geborgenheid en voldoende privacy biedt.
b. De eis tot “veilig verblijf” is te vaag, gezien bijvoorbeeld de bevindingen van psychiater dr. Theo Doreleijers waar 90% van de meisjes het naderhand slecht verging; het bleek dat ze geen zorg op diagnostisch niveau hebben verkregen. Toevoegen: “Een gesloten accommodatie is geschikt:
c. om de daar geplaatste jeugdige naar aanleiding van een diagnose de juiste therapeutische behandeling te doen leveren.”
Voorbeeld: Een gewone, lastige puber kreeg geen diagnose en geen behandeling daarop, en geraakte in de prostitutie. Volgens o.a. J.J. Doyle jr. is de kans daarop aanzienlijk door pleegsettingen.
Hoofdstuk 6 Gegevensverwerking, privacy en toestemming
De Wet bescherming persoonsgegevens dient te prevaleren.
Minimaal dient een instelling eerst de ouders te verzoeken om toestemming om gegevens te mogen opvragen.
Roddels binnen een gemeente kunnen snel gaan, en mensen beschadigen.
Ouders kunnen zo geënthousiasmeerd worden zelf deskundiger hulp in te roepen dan jeugdzorg en ronddwalen van informatie te voorkomen.
Een professional (betekent ‘broodverdiener’) is nog geen deskundige. Uithuisplaatsen is geen therapie.
Artikel 6.2.1
3. Een aansluiting als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt vermoed voldoende zorgvuldig en veilig te zijn als het voldoet aan de eisen zoals deze zijn uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut in de NTA 8023, Maatschappelijke zorg – Informatiearchitectuur in de jeugdsector – Deel 1 : Landelijke verwijsindex risicojongeren.
Dit lid 3 mag eisen in plaats van vermoeden. Met sanctionering!
Voorbeeld: Ouders trachtten te achterhalen of de opgedrongen hulp wel juist gegrond was; ze stuitten op te vage wetgeving om de jeugdzorg voor fouten aansprakelijk te stellen. De wet was te vrijblijvend.
Paragraaf 7.1 Ouderbijdrage
Het is reëler om de bijdragen inkomensafhankelijk te maken. Lage inkomens worden relatief meer gestraft door nominale bedragen.
Artikel 8.1 (§1)
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
Voor beleid en voor ouders dienen ook vast gelegd te worden, c.q. vermeld te worden:
- BIG-registratienummer van behandelaar (of opleidingsniveau bij sociaal werkers en lager),
Artikel 6.2
1. Het college draagt er zorg voor dat ten behoeve van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling voldoende deskundigheid beschikbaar is op gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hiervoor is in ieder geval een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling beschikbaar.
De “arts met deskundigheid…” moet wel zelf de cliënt onderzoeken, de beroepsethiek volgend. Deze arts dient zoals gewoon onder de beroepscode te werken en dus onder het tuchtrecht aansprakelijk gesteld te kunnen worden. De praktijk is dat er veel fouten worden gemaakt waardoor onnodig kinderen worden belast en getraumatiseerd. Onnodig oppakken wegens een uithuisplaatsing die de beslissing van deze AMHK-arts kan hebben, met politie en dwang, kan beschadigend werken, zo is vastgesteld.
De diagnostieke drempel is gewenst. Een lager niveau kan somatische en infectueuze oorzaken over het hoofd zien en te veel aan oorzaken bij ouders veronderstellen.
Tevens wil ik deze inbreng plaatsen onder het gestelde in https://www.dropbox.com/s/4khm6nj3fhnoxmw/2013.11.11%20EersteKamer%20Jwet-gaten.pdf .
Hierin wordt onder meer verwezen naar en genoemd enige wetenschappelijke bevindingen die adviseren om zeker de ingang tot dwang-maatregelen (jeugdzorg) te bewaken middels diagnostiek (de cliënt ziend en onbelastend deskundig onderzoekend), die het kind minder belast dan speculaties van sociaal werkers ofwel jeugdzorgwerkers.
Is het nu droevig of bevreemdend dat de Tweede Kamerleden liever op meningsvorming werken dan met onafhankelijke wetenschappelijke bevindingen?
Ook achten de kinderrechters de wet te ingewikkeld: http://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/kinderrechters-vinden-nieuwe-jeugdwet-te.48294.lynkx :
“Kinderrechters vinden de nieuwe Jeugdwet te ingewikkeld als het gaat om het regelen van gedwongen zorg voor jongeren. Volgens hen bestaat in de nieuwe wet bijvoorbeeld het risico dat jongeren in een gesloten inrichting worden opgenomen terwijl een andere vorm van uithuisplaatsing beter is. Dat meldt de Raad voor de Rechtspraak. De kinderrechters pleiten voor aanpassing van de nieuwe wet, zegt de raad.
Wetten sluiten niet aan:
Een van de bezwaren van de kinderrechters is dat de regels voor gedwongen zorg zowel in de nieuwe Jeugdwet zijn opgenomen als in het Burgerlijk Wetboek. Die regels sluiten niet goed op elkaar aan, vinden ze. Het kabinet is van plan de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015 in te voeren. Onderdeel van de wet is de overheveling van jeugdzorgtaken van de provincie naar de gemeenten.”
Uithuisplaatsingen blijken risicovoller dan jeugdzorg beweert. Zeker een gesloten plaatsing dient op diagnostieke gronden goed gewogen te worden. Wanneer duidelijk is dat de jeugdwet ondergeschikt is aan het Burgerlijk Wetboek 1, is het niet erg wanneer de jeugdwet BW1:261 aanvult wat gesloten plaatsing betreft.
Bij ‘vechtscheidingen’ ofwel omgangssabotage zou de bestuursrechter de scheiding en omgangsregeling zakelijk moeten uitspreken, zonder dat een ouder denkt zich te moeten verdedigen als ‘de beste ouder’ of hiervoor de kans krijgt door te weinig objectiviteit van de gezinsmanager. Het tegenwerken van gezamenlijk ouderschap, waar beide ouders anders dan de ene mogen zijn, omdat geen mens gelijk is en een kind deze differentiatie moet leren, is een vorm van kindermishandeling. Dit kan zakelijk vastgesteld worden. Zonder speculatief onderzoek door jeugdzorg (via de Raad voor de Kinderbescherming ingeroepen met een scheidings-OTS). Enkel nagaan van de papieren. Geen (escalerende) beschuldigingen dulden.
Voor strafrechtelijk ouderschap bestaan aangifte en het strafrecht.
Deze omgangszaken betreffen nu nog 30% van de ‘jeugdzorg’-zaken, een niveau dat bewezen heeft te kort te schieten (LJN AS6020 is een goed voorbeeld).
Mogelijk zegt OTS en UHP de juristen (Kamerleden) niet zoveel qua inlevingswaarde ten aanzien van de verdere ontwikkeling van opgroeienden, maar de gevolgen kunnen duur te staan komen met zicht op latere kosten door aanspraak op gezondheidszorg, (WAjong-)uitkeringen, of criminaliteitskosten en kosten wegens jeugdzorg aan baby’s die uit deze jongeren geboren worden. De verhoogde kans van pleegkinderen op suïcide is wel besparend, maar de vraag is of dat maatschappelijk gewenst is.
Bezuinigen op toegang tot passende en duur-genoemde zorg (wat men medicaliseren heeft genoemd in de p.r.) kan juist tot duurdere zorg leiden. Zogenaamd dure, maar passende zorg (diagnostiek, therapie, onder de WGBO) is bewezen effectiever en korter durend dan jeugdzorgtrajecten en heeft minder schadelijke gevolgen dan jeugdzorg in het latere leven van de opgegroeide.
TS (teamlid JDH)
En toch zijn IPO VNG en Kabinet het eens over financiële garanties voor Bureaus Jeugdzorg. IPO.nl/files/8613/8755/9371/Brief_kabinet_over_continuteit_BJZ.pdf
BeantwoordenVerwijderenHet werkgelegenheidsbelang, onder de mooipreaat van de p.r. vanuit jeugdzorg, schijnt belangrijker te zijn, vanwege het feit dat politici werkgelegenheid beter snappen dan het schimmenspel van 'jeugdzorg', waar de wetenschappelijke bevindingen NIET gezien worden::
Verwijderenechte diagnostiek-therapeutische zorg is effectiever en uiteindelijk goedkoper dan jeugdzorg dat dwang op spectulatieve gronden in zich kent, en we zagen het: dwangzorg is contraproductief, en dus gevaarlijk voor kinderen.
Jeugdzorg is dus speculatief en risicovol, en het diagnostiek-therapeutische alternatief bestaat. Echt! ....
Probleem is echter dat deze meer hoogwaardige (diagnostische) weg tot echte zorg slechts zorgverzekerd zal zijn - vanaf 2015 - wanneer er toestemming is gegeven door het lage niveau van jeugdzorg.
Mooipraat werd en wordt dus beloond, gefinancierd, omdat men geen diagnostische kennis inhuurt, doch luistert naar mooipraat, belangenbehartiging van jeugdzorgwerkers en goedbetaalde jeugdzorg-bestuurders, luistert naar mooi-voorgestelde, experimentele trajecten zonder grond van evidence-based deskundigheid. Dat is dus speculatief of ondeskundig!!!
Ook het recht en het toezicht is niet diagnostisch om de mooipraat door te prikken, en dat recht is dus erg krom en schadelijk. Controlemechanismes in jeugdzorg haperen reeds decennia. Dat is zeer zorgelijk!
j-GGZ wordt wegbezuinigd en weg-geregeld door jeugdzorgniveau....
Dat betekent dat de specialistische kennis zal verwateren en verdwijnen.
Wanneer later blijkt dat jeugdzorg te slap heeft ingezet, dan zullen er wachtlijsten ontstaan bij de enkele specialisten die dan nog te vinden zullen zijn.
Dit is een onderbelicht risico van de aanstaande Jeugdwet.
Weinigen erkennen dit;
ja, er zijn wel door anderen verwijten alsof j-GGZ bang is voor hun inkomen, zonder te wegen dat jeugdzorg niet en j-GGZ wel ethisch onder de WGBO werkt.
j-GGZ is veelal be-edigd en werkend onder tuchtrecht; jeugdzorg niet!!!
OUDERS:
Men is blind door de mooipraat vanuit jeugdzorg voor de risico's van deze Jeugdwet. Weinig ouders die de risico's aankaarten bij Eerste-Kanerleden (e-adressen elders op deze blog).
Kennelijk zijn ouders niet doordrongen van het gevaar dat hun kind bedreigt. Kamerleden aanschrijven is een recht; het zijn "volksvertegenwoordigers", die mogen luisteren......
Op dit moment lukt het jeugdrechters niet om de huidige wetten, verdragen, normen en beginselen behoorlijk toe te passen ..
BeantwoordenVerwijderenIn het beste geval wordt het een ramp.