http://www.socialevraagstukken.nl/site/2013/12/20/fouten-erkennen-jeugdzorg-kan-beter-redenen-van-onvrede-onder-ogen-zien/
Fouten
erkennen? Jeugdzorg kan beter redenen van onvrede onder ogen zien
Het publieke
debat over de jeugdzorg is niet altijd even constructief, schreven Erik Gerritsen en Jasper Zuure
recent. Het is moeilijk om het daarmee oneens te zijn. Wat echter
ontbreekt, is een reflectie op de oorzaken. We moeten dieper kijken
om de redenen van de onvrede te doorgronden.
Naar mijn
oordeel maken drie nauw samenhangende factoren de jeugdzorg bij uitstek
kwetsbaar. Ten eerste dat bureau jeugdzorgbestuurders te vaak pretenderen ‘de’
oplossing te kennen voor allerhande mediagenieke incidenten. Ten tweede dat
bureau jeugdzorg-medewerkers gewrongen zitten in een complex samenspel van
vrijwillige en verplichte zorg. En ten derde dat de opdracht en taken van
bureau jeugdzorg te vaag zijn.
Jeugdzorg-bestuurders
propageren maar al te vaak oplossingen van het kordate type. Zo pleitte Erik
Gerritsen van bureau Jeugdzorg Amsterdam een tijd terug voor gedwongen
anticonceptie bij risicomoeders en Jan-Dirk Sprokkereef, bestuurder van Bureau
Jeugdzorg in Utrecht, voor een psychologische test bij ouders in vechtscheiding
situaties.
Zo rolden de
voorbije jaren herhaald ‘oplossingen’ voor doorgaans acute en in de media breed
uitgemeten problemen over tafel. Vanuit een politiek oogpunt zeker
begrijpelijk.
Mediagenieke
oplossingen gaan voorbij aan de complexe praktijk
Echter, het
probleem is dat dergelijke voorstellen voorbij gaan aan de complexiteit van het
werk zelf. Wie met de voeten in de klei staat, weet dat er geen eenvoudige
oplossingen zijn voor deze problemen. Voordat een vrouw zwanger wordt accuraat inschatten of zij negen
maanden later inadequaat zal ouderen, is onmogelijk. Risico
inschatten kan immers enkel goed op de korte termijn. Een psychologische test
voor ouders in een vechtscheidingen? Het klinkt mooi, maar die is er gewoonweg niet.
Januskop
Jeugdzorgmedewerkers zijn niet geholpen bij dergelijke uitspraken. Waar het hen om gaat, is vertrouwen opbouwen. Zij moeten met beschadigde gezinnen een band weten te creëren zodat die tot oplossingen gestimuleerd worden. Dat kan enkel lukken als die gezinnen weten dat ze ruimte krijgen. Ruimte om de voor hen passende oplossing te kiezen, tegelijk ook ruimte om te falen. Daarbij hoort een hulpverlener die hen ruimte kan geven, niet één van wie verwacht wordt met kordate oplossingen te komen als het even tegenzit. (Januskop)
Jeugdzorgmedewerkers zijn niet geholpen bij dergelijke uitspraken. Waar het hen om gaat, is vertrouwen opbouwen. Zij moeten met beschadigde gezinnen een band weten te creëren zodat die tot oplossingen gestimuleerd worden. Dat kan enkel lukken als die gezinnen weten dat ze ruimte krijgen. Ruimte om de voor hen passende oplossing te kiezen, tegelijk ook ruimte om te falen. Daarbij hoort een hulpverlener die hen ruimte kan geven, niet één van wie verwacht wordt met kordate oplossingen te komen als het even tegenzit.
Hulpverlener
zit tussen vrijwillige en verplichte hulp
Vertrouwen
groeit het best binnen een vrijwillig kader. De jeugdzorghulpverlener zit
echter onvermijdelijk ook in de rol van ‘verplichte hulp’-verlener. Van hem of
haar wordt verwacht dat er ingegrepen wordt als het misgaat. Een gezin moet dus
vertrouwen opbouwen met iemand die, als het naar diens oordeel niet goed
gaat,naar de rechter kan stappen. De persoon waar je je helemaal aan
overlevert, kan ineens een arm van de wet worden. Omdat ouders dit
onvermijdelijk als druk ervaren, schuurt dit met de vertrouwensrelatie.
Jeugdzorgmedewerkers
bevinden zich hierdoor in een niet benijdenswaardige positie. Ze moeten en
willen helpen, maar zijn tegelijk ook verplicht om in te grijpen als het naar
hun oordeel niet goed gaat.
Door
incidenten uit het verleden is die verplichting niet vrijblijvend. Daarenboven
voeren ze een vak uit waar geen gedegen opleiding voor bestaat. Daarom is het
niet verwonderlijk dat de Kinderombudsman in zijn recente rapport over feitenonderzoek
in de jeugdzorg grote nadruk legt op professionalisering.
Jeugdzorghulpverleners moeten al doende leren.
Dat de media
met grote regelmaat over de jeugdzorg walst, is onvermijdelijk. De
jeugdzorghulpverlener kan het onmogelijk altijd goed doen. Naderhand beschouwd
heeft men altijd wel eens te snel gehandeld, is een kind ongeoorloofd uit huis
geplaatst. Of heeft men iets gemist en is er een incident geweest. Een
kwetsbaar weerloos kind is niet voldoende in bescherming genomen. Terwijl wordt
verwacht dat de hulpverlener zijn ‘verplichte’ kaart op exact het juiste moment
weet te trekken.
Taakomschrijving
jeugdzorgmedewerkers is onduidelijk
Jeugdzorghulpverleners
opereren op het snijvlak van vrijwillig-verplicht. Uit de huidige taakomschrijving
van bureau jeugdzorg is dat bij lange na niet duidelijk. Ondermeer omdat bureau
jeugdzorg ook indicatietaken uitvoert in het vrijwillige veld. Dit doet ze
naast taken in het strikt verplichte veld, zoals reclassering.
Deze
takenvariatie is verwarrend, voor medewerkers, maar meer nog voor gezinnen. Voor
deze laatste is het immers van cruciaal belang te weten wat de bevoegdheden
zijn van de hulpverleners waar ze mee te doen hebben.
De transitie
van de jeugdzorg naar gemeenten zal deze verwarrende situatie enkel maar
bestendigen, en wellicht nog versterken.
De
vrijwillige hulpverlening,ondermeer de GGZ, dreigt in deze onduidelijkheid te
worden meegezogen. Ondermeer omdat het beroepsgeheim onder druk staat.
Dat
beroepsgeheim garandeert thans dat ouders en kinderen hun informatie in
vertrouwelijkheid delen (Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst – WGBO).
De WGBO beschrijft ondermeer helder wie inzage heeft in dossiers en in welke
omstandigheden dit beroepsgeheim gebroken kan worden.
De nieuwe Jeugdwet
beoogt hierin verandering te brengen. Integrale hulp is een speerpunt van de
transitie. Men beoogt dit te bereiken door één toegangpoort te creëren, de
sociale wijkteams. Generalisten en specialisten moeten daar zoveel mogelijk in
samenwerken. Men droomt van één dossier. Eenieder die jeugdhulp biedt moet
informatie kunnen inzien. Die komt dus hoogstwaarschijnlijk ook terecht bij
medewerkers die geen omschreven beroepsgeheim kennen. Waardoor vrijwillig
bekomen informatie dreigt te worden gebruikt in het verplichte kader.
We moeten de
drie oorzaken van het probleem erkennen
Dat de media
overgevoelig is voor incidenten in de jeugdzorg is zeker waar. Dat de jeugdzorg
meer moet toegeven als er fouten zijn opgetreden, evenzeer. Dat zal echter niet
de oplossing brengen. De oplossing komt er pas als we de oorzaak van het
probleem erkennen, namelijk de uitingen van jeugdzorgbestuurders bij
incidenten,de verstrengeling van vrijwillige en verplichte zorg en de
onduidelijke opdracht van jeugdzorg.
Toekomstig
beleid moet erop gericht zijn dit weg te werken. Dat gebeurt helaas nu niet, de
Jeugdwet zal deze situatie op zijn best bestendigen. Onderscheid tussen
vrijwillige en verplichte zorg dreigt echter nog meer te verwateren. Het zal de
rechtspositie van gezinnen, ouders en kinderen, en de kwaliteit van zorg niet ten
goede komen. Temeer daar de regie meer dan voorheen bij de overheid, in de
toekomst dus de gemeenten, komt te liggen.
Prof.dr.
Robert Vermeiren is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie en directeur patiëntenzorg
bij Curium-LUMC en hoogleraar forensische kinder- en jeugdpsychiatrie aan het
VUMC.
Noot:
In België
regelt een nieuw decreet vanaf
januari 2014 integrale jeugdhulp. Aan deze verandering is geen jarenlang debat
voorafgegaan, en wordt ruim gedragen. De reden is simpel. Het gezin staat in
deze regelgeving echt centraal, jeugdhulp wordt helder gedefinieerd, en er wordt
duidelijker onderscheid gemaakt tussen vrijwillig en verplicht.
De
kinderpsychiatrie blijft bovendien in de zorgverzekering. Zelf heb ik in
Vlaanderen in een dergelijke positie vanuit de forensische jeugdpsychiatrie op
een goede wijze samengewerkt met de Vlaamse jeugdzorg. Het is een voorbeeld van
een inhoudelijk gestuurd gezinsgericht model.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten