vrijdag 25 november 2011

Commentaar op 'Geen kind buiten spel'

Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buitenspel’
d.d. 8 november 2011

Van de Staatssecretarissen drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mr. F. Teeven, Veiligheid en Justitie.

Doel: decentralisatie van de zorg voor jeugd; veranderingen op lokaal niveau 2011-2015.

Beleidsbrief: raamwerk nieuw jeugdstelsel. Het moet gemakkelijker, eenvoudiger en een eerdere ondersteuning mogelijk maken. Het jeugdstelsel moet snel, goed en op maat functioneren ter ondersteuning van jeugdigen en een betere samenwerking rond jeugdigen en gezinnen bewerkstelligen.
De gemeente is/wordt verantwoordelijke en legt verantwoording af voor beleidsprioriteiten aan lokale samenleving en niet aan het Rijk.
                                                                                                                
Commentaar d.d. 14 november 2011 van een ouder die relatief ‘kort’ in het veld heeft verkeerd, maar veel misstanden heeft gezien (februari 2010-mei 2011).

Als staatsburger ben ik enorm geschrokken. Derhalve heb ik mij verdiept in de materie. Hierbij mijn commentaar op de beleidsbrief van de staatssecretarissen.
Vooropgesteld: er staat nog veel open in deze beleidsbrief en er moet nog veel worden uitgewerkt. Daardoor blijft er veel onduidelijk. Toch wordt het systeem al snel ingevoerd.
In hoeverre is er ruimte voor kritiek, en, wordt deze kritiek meegenomen in de uitwerking? Of zijn kritische tegenwerpingen bij voorbaat ‘te laat’?

De doorontwikkeling van het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) ziet men als zeer belangrijk.
Op pg 16 staat dat het advies van 6 beroepsverenigingen is ontvangen en dit wordt betrokken bij de uitwerking van de belangrijke nieuwe taak van het CJG: het inschakelen van zorg door professionals van het CJG.

Wat mij als eerste opvalt is dat het CJG een centrale rol gaat spelen en een spil wordt naar verschillende instanties toe: scholen, kinderopvang, GGD, maatschappelijke dienstverlening , consultatiebureaus.

Op pg 3:  ondersteuning op school; pg 16: samenwerking tussen zorg en scholen wordt nog belangrijker; ondersteuning leraren betekent het CJG in de school. Op pg 15 wordt helder gesteld hoe men het toekomstig CJG ziet: als de “poortwachter”, één frontoffice voor alle zorg voor jeugdigen en ouders.

Het mogelijke gevaar van vrije ondersteuning (zoals bij het huidige Bjz) naar de dwang van OTS blijft dus bestaan!  Sterker, het gevaar lijkt nog dichterbij te komen.

Het CJG lijkt de functie te hebben van ‘Big Brother is watching you’. Er verandert dus in feite niets, behalve dat de mogelijke greep van CJG/Bjz op ouders wordt verstevigd zonder reden en zonder dat men er erg in heeft. Daarbij wordt de privacy van mensen aangetast!

Dit werkt, op den duur, wantrouwen in de hand. Ik mis een goede privacyvisie in de beleidsbrief. Waarborgen?

Het is en blijft onduidelijk wat de opleiding is van de medewerkers van het CJG. Indien het maatschappelijk werkers zijn dan valt opnieuw te vrezen voor vele misstanden binnen Jeugdzorg.
Er wordt door de staatssecretarissen gesproken over een verandering / verbetering van Jeugdzorg. De verbetering op dit terrein valt nergens uit af te leiden. Er komt een beroepsregistratie voor jeugdzorg-werkers, gedragwetenschappers en gezinsvoogden. Daarmee komt men eindelijk tegemoet aan de vraag van diverse critici.

Tuchtrecht
Op pg 13: invoering van registratie en tuchtrecht.
Geldt dit ook voor medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming? Zo niet dan is die aanbeveling hard nodig. Op pg 26 is sprake van de huidige schaarse deskundigheid. Dat is op zijn minst een sneue constatering gedaan door de staatssecretarissen t.a.v. de huidige stand van zaken binnen de Jeugdzorg.

Vogelvrij
Nergens lees ik dat men op een andere, betere manier gaat werken en er een toename is van kwaliteit. Eerder lijkt er van een verslechtering sprake: minder administratieve rompslomp betekent minder afleggen van verantwoording in bijvoorbeeld een contactjournaal. Dat betekent een minder doorzichtig proces waardoor de cliënt nog meer vogelvrij is. Op pg 3 stelt men: ‘Er moet ruimte zijn voor professionele autonomie en de administratieve lasten moeten minimaal zijn’.

Werken op gevoel?
Men mag werken op ‘gevoel’. Pg 16: antennes en een ‘neus’ voor problemen bij jeugdzorg-medewerkers/maatschappelijk werkers is belangrijk volgens de staatssecretarissen. Het grote belang van de waarheidsvinding wordt opnieuw niet gestimuleerd. Deze ontwikkeling draagt er aan bij dat ouders opnieuw in de beklaagdenbank komen zonder dat er reden voor behoeft te zijn. Indien een medewerker aan zijn theewater voelt dat er iets mis is, is de ouder de klos. Dat zou nu juist moeten veranderen bij deze ingrijpende stelselwijziging: er behoort met feiten gewerkt te worden.
Het grote gevaar van een mogelijke kokervisie bij jeugdzorgwerkers op grond van hun ‘ervaring’ en/of opleiding, is opnieuw sterk aanwezig.
Het belang van het kind is vervangen door het belang van de jeugdige. Met deze nieuwe terminologie komt de discussie over het belang van het kind, minder snel aan de orde en dat is slim! Het is mij opgevallen dat in de onderzoeksperiode naar het kind nauwelijks geluisterd wordt. Het lijkt alsof men luistert, maar onderzoekers gaan vervolgens geheel hun eigen gang (zogenaamd in het belang van het kind) door hun eenzijdige visie op het belang van het kind/de jeugdige.  Zij stellen zich op als advocaat van het kind zonder dat dit kind hierom gevraagd heeft. Kinderen zijn op deze wijze de dupe van de visie van een (raads)onderzoeker en het team (bestaande uit een teamleider en evt. gedragswetenschapper, ook wel ‘multidisciplinair overleg’ genoemd).

Het onafhankelijk advies van de Raad aan de Kinderrechter blijft (pg 23). De continuïteit is, aldus de staatssecretarissen, nodig bij decentralisatie. Door deze behoefte blijft alles gelijk bij de Raad voor de Kinderbescherming. De nodige veranderingen m.b.t. de ‘toegang’ Bjz, het AMK, de onderzoekers en de Raad voor de Kinderbescherming, komen niet aan bod. Er is geen sprake van renovatie van de Raad voor de Kinderbescherming en er is geen ruimte geschapen voor kritiek op de Raad.

Klakkeloos
Men neemt klakkeloos aan dat het AMK en de Raad goed werk doen en dat dit zo moet blijven.
Enkel wordt gesproken over het tegengaan van mogelijke overlapping tussen beide instanties.
De misstanden binnen deze instanties blijven hiermee ook bestaan. Van de nodige verandering / verbetering binnen de gehele jeugdzorg is dus geen sprake. De Raad behoudt zijn heiligheidsaureool waardoor burgers het idee hebben dat zij rustig kunnen gaan slapen want de Raad ‘waakt’ over en beschermt kinderen. Het belangrijke onderwerp ‘waarheidsvinding’ komt opnieuw niet aan de orde. Er komt een nieuw programmavoorstel: effectief werken in de jeugdsector (pg 12). Opnieuw blijft de Raad buiten schot.

Een positieve ontwikkeling komt aan de orde in 3.1: Positie ouders en jeugdigen. Op pg 9 wordt gesteld dat het Kabinet vindt, in zijn kritiek op de huidige toestand, dat ouders en jeugdigen MEER DAN NU betrokken worden bij hun eigen ondersteuningsproces en daar zelf meer aan doen.
De kracht van mensen en eigen verantwoordelijkheid zet men hiermee centraal. Deze ontwikkeling is zeer toe te juichen, indien de sociale omgeving (familie etc.) hierbij betrokken wordt. Indien dit niet het geval is, is het een ordinaire bezuinigingsmaatregel, die zowel positief als negatief kan uitpakken. Wanneer er werkelijk goede hulp nodig is, kan men zich in de kou voelen staan door dit uitgangspunt. Goed ouderschap gaat erom dat een ouder zichzelf overbodig maakt. Dat geldt in principe ook voor Jeugdzorg. Jeugdzorg behoort verantwoordelijkheid niet over te nemen maar te ondersteunen. Hierdoor zullen er minder uithuisplaatsingen zijn en is er een flinke bezuiniging mogelijk die aan beide kanten goed kan uitwerken.

Vrijwillige hulpverleningHet blijft echter de vraag waarom er niet meer aandacht is voor het feit dat mensen zich via de huisarts kunnen laten doorverwijzen naar ‘vrijwillige’ gecertificeerde hulpverlening. Ook zou het beter kunnen zijn dat Jeugdhulp bij gezondheidscentra in kwam (vb. proef  Enschede). Er is dan een gezond contact mogelijk tussen jeugdmaatschappelijk werkers en goed opgeleide huisartsen. Het CJG zou enkel op een school mogen rondlopen indien een huisarts hiervoor toestemming geeft. Hiermee gaat men het ‘Big Brother gevaar’ tegen.

Huisartsen zien over het algemeen veel in hun praktijk en kunnen zowel hulp inroepen als kritisch begeleider zijn van Jeugdhulp/zorg.
Een andere positieve ontwikkeling: er moet niet langer over ouders/kinderen maar met hen worden gesproken (pg 9). Hierin uit het Kabinet kritiek op het huidige systeem. Men wil in het vervolg betrokkenheid van cliënten.  Hoe is men van plan dit vorm te gaan geven? Gaat men nu ‘luisteren’ naar ouders én kinderen zoals dat voorheen blijkbaar niet of in mindere mate gebeurde. Deze opmerking van het kabinet is een opsteker voor de critici...   

Pg 29: Er is een nieuwe landelijke overlegstructuur ingericht met o.a. vertegenwoordigers van ouders en kinderen. Het verdient aanbeveling om onafhankelijke stichtingen als KOG, maar ook geluiden van bezorgde moeders en dwaze vaders en andere kritische ouderorganisaties, ‘te horen’ en aanwezig te laten zijn. Allen zeggen in feite hetzelfde: Jeugdzorg doet zijn werk niet (altijd even-) goed, met alle gevolgen van dien. Er zou geïnventariseerd kunnen worden waar de problemen/knelpunten liggen, wat de kansen en de risico’s zijn, wat de gevolgen zijn van ingrijpen in gezinnen door Jeugdzorg etc. Welke beleidsveranderingen zijn er nodig in de visie van critici? Renovatie Jeugdzorg betekent reeds nu betrokkenheid  (pg 9, betrokkenheid van ouder, kinderen is cruciaal) te uiten door in gesprek te gaan met verschillende ouders/kinderen, en niet enkel  cliëntenraden. Indien men stelt dat de verantwoordelijkheid voor een positief opvoed- en opgroei klimaat belangrijk is (pg 6) behoort er ook ruimte te zijn om misstanden aan de kaak te stellen, zodat deze niet worden weggeredeneerd of weggestopt in het gedwongen kader. Publicatie is vrijwel onmogelijk vanwege ‘het belang van het kind’ (privacy bescherming kind) en omdat de raadsonderzoeker geen weerwoord kan geven in het openbaar. Er blijkt sprake van enige censuur op dit gebied in Nederland.

Op pg 12 stelt men dat er een landelijke kennisinfrastructuur in stand moet blijven welke informatie biedt over (wetenschappelijke) ontwikkelingen over de interventies in de jeugdzorg. Er komt op den duur (2013) een nieuw op te richten Kwaliteitsinstituut ‘goede zorg’. Ook dit lijkt een goede en positieve ontwikkeling. Het is opnieuw de vraag of kritische ouderorganisaties hierbij betrokken worden of dat er enkel binnen de organisaties met elkaar contact is. Het Savanna effect en de gevolgen daarvan zouden door dit instituut onderzocht kunnen worden. Dat wordt hoog tijd! Vanwege de vele slachtoffers die onnodig gemaakt worden vanwege de angsten bij jeugdhulpverleners en de daaraan gekoppelde juridische verantwoordelijkheid.

Nuchterheid
3.2.1: In ‘ruimte voor professionals’ noemt men de waardealsof het je eigen kind is’… Dit vind ik een doodenge ontwikkeling. Het lijkt een prachtig mooi ideaal en uitgangspunt. Het is echter onmogelijk: de meeste kinderen hebben al ouders. Hulp aan gezinnen heeft een professionele insteek nodig. Daarbij behoort afstand zodat de professional zijn werk goed kan doen. Een hulpverlener mag het nooit over (gaan) nemen. Dan houden we de oude toestanden en verandert er in feite niets. Op pg 5 staat ‘dat gunnen wij elk kind’. Het gevaar bestaat dat men met dergelijke prachtige idealen, zichzelf goed praat en andermans kinderen afneemt vanwege redderidealen die niet goed overdacht zijn. Nuchterheid is geboden, juist omdat het om de meest wezenlijke en emotionele band gaat: die tussen ouders en kinderen. Jeugdzorg behoort verantwoorde Jeugdzorg te zijn: voor de echte noodgevallen en niet ‘voor de zekerheid’.

Privacy
Het is de vraag of, vanwege aanstaande renovatie en bezuinigingen, bij Bjz nieuw opgedane kennis (cursussen ed.) en expertise in de vuilnisbak verdwijnt vanwege de komende renovatie en bezuinigingen. Is er sprake van kapitaalvernietiging? Blijft de Delta methode? Indien deze wordt gehanteerd, is het één van de minst slechte methoden.
Indien het CJG ‘professionals’ zoals onderwijzers steeds meer gaat ondersteunen, is het de vraag hoe de privacy is geregeld. Ik zie dat nergens terug in de brief. Ik ben daar zeer van geschrokken.
Mede vanwege mijn recente ervaringen. Een gevaar kan zijn dat leraren en CJG een front vormen tegen ouders. Vertrouwen kan geschaad worden vanwege het geven van onjuiste informatie, of vertellen van onwaarheden. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling. Het kan goed uitwerken maar ook zeer slecht. Onderlinge verhoudingen komen onder druk te staan. Als er hierdoor een schoolwisseling is: het kind is dan het kind van de rekening. Het CJG zal men echter op de nieuwe school opnieuw tegenkomen. Er is geen ontsnappen meer aan…

Valse meldingen
Het VIR (Verwijs index risicojongeren) heeft digitaal al veel gekoppeld. Al bij de aankondiging van een dwangmaatregel wordt men geregistreerd. Ook daar: er is geen ontkomen meer aan.
Ad 3.3.3.: Opvallend is de zin over het AMK, (bovenlokaal) m.b.t. kindermishandeling: “als hulp op vrijwillige basis de uitkomst is…” dan gaat dit via het CJG. Hier verraadt men zichzelf: CJG, AMK, gedwongen hulp zijn alle aan elkaar gelieerd. Als hulp op vrijwillige basis niet de uitkomst is bestaat de mogelijkheid dat er hulp in gedwongen kader komt… Daar ligt het grote gevaar dat nog steeds niet is bezworen en dat in de toekomst blijkbaar weer opnieuw bezworen moet worden. Er verandert in feite niets. Valse meldingen bij AMK/Raad blijven zonder represailles, met alle gevolgen van dien…
De staatsbemoeienis blijft een zorgenkindje… Er lijkt weinig te veranderen.

Pg 21: Ouders hebben de plicht tot goed opvoeden … Gedwongen ingrijpen is een laatste redmiddel, een ultimum remedium. Dit betekent dat Jeugdbeschermingsmaatregelen, gehanteerd als dwangmiddelen, nog steeds als ‘stok achter de deur’ van de Kinderrechter mogen worden gebruikt. Het is zeer de vraag of deze dwangmiddelen mogen worden gebruikt bij echtscheiding.
Ik mis de reflectie aangaande dit belangrijke onderwerp, over de wel of niet bestaande omgangs- OTS. Het gaat bij de reguliere OTS (ondertoezichtstelling) en UHP(uithuisplaatsing)  om  ‘Meervoudige problematiek bij deze gezinnen’. Dit is vaak niet het geval bij de echtscheidings-problematiek*. Er kunnen zaken verzonnen worden door de Raad om deze status van meervoudige problematiek te bereiken. Het is de vraag of de mogelijk toekomstige OTS light nu gaat gelden voor de huidige zogenaamde omgangs-OTS . Het schijnt dat de omgangs-OTS  in 50% van de gevallen niet werkt. Binnen de Jeugdzorg is men niet enthousiast over deze mogelijkheid omdat de geëigende problematiek, waarvoor men is opgeleid, niet aanwezig is bij dit soort gezinnen. Verplichte mediaton zou een betere optie zijn dan kinderen met een OTS te belasten .
Op pg 28 is er sprake van een mogelijke eigen bijdrage. Betekent dit dat ouders wier kinderen tegen hun wil een OTS krijgen opgelegd, moeten gaan betalen voor de soms rampzalige hulp van Bjz en/of het toekomstige CJG?

Onder de ‘Waarborgen voor kwaliteit en ruimte voor professionals’ o.a. genoemd op pg 12 (3.2) moet waarschijnlijk verstaan worden de ‘garantie’ voor kwaliteit en zorg. Het is een term die veelvuldig wordt gebruikt (10 x in het pdf) en rechten van deze en gene zou moeten beschrijven.
Op pg 13 meldt men de waarborgen cliënt bij het ingrijpen door de overheid. Waar die waarborgen uit bestaan blijft vooralsnog onduidelijk. Dat komt nog, aldus de staatssecretarissen. Men wil aansluiten bij wet ‘cliënten zorgrecht’ en dat lijkt een positieve ontwikkeling.

Staatsbemoeienis
Ik vrees de nieuwe wet met de algemene zorgplicht van gemeenten m.b.t. opvoed- en opgroei-ondersteuning. De nieuwe gemeentebemoeienis is in feite nog steeds de oude staatsbemoeienis, in een ander jasje en wel door gemeenteambtenaren. Het toezicht  voor een deel van Jeugdzorg  (o.a. jeugdreclassering en het gedwongen kader) blijft bij het Rijk ( 3.2.4). De huidige Inspectie (overheid) blijft bestaan, naar het er uitziet.
Pg 3: Ingrijpen door de staat als ouders niet in staat zijn hun rol als opvoeder ‘goed’ te vervullen. Het blijft de vraag: wie bepaalt of ouders dat wel of niet goed kunnen? De Raad? Bjz? CJG? Er is een enorme diskwalificatie van ouders bij rechterlijk ingrijpen. Nergens zie ik enig reflectie of vernieuwend denken aangaande dit onderwerp.

Juridische bijstand voor ouders
Gratis juridische bijstand zou aan ouders behoren te worden toegewezen. Ouders worden enorm op kosten gejaagd door instanties die voldoende geld hebben om juridisch in hun recht te (blijven) staan. Dit is een enorme rechtsongelijkheid! Het is in de toekomst waarschijnlijk niet meer te betalen!  De staatssecretarissen zien een ‘rechtsgelijkheid’ wat betreft het uitbrengen van een onafhankelijk advies van de Raad aan de Rechter (pg 23). Er kan pas sprake zijn van rechtsgelijkheid wanneer ouders in hun feitelijk verweer serieus worden genomen en het binnen het ‘recht’ om waarheidsvinding gaat. Rechters hebben bovendien helaas weinig tijd per rechtszaak.

De verhouding ‘Rechterlijke uitspraak’ en ‘Rechtspositie overheid’ blijft onduidelijk (pg 9).
De Rechtspositie van ouders wordt nog uitgewerkt? Kwaliteitseisen worden nog onderzocht.
Gezien het belang van dit onderwerp is men hier laat mee. Het ingrijpen van de staat is een uitermate belangrijk onderwerp gezien het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van ouders en (hun) kinderen. Men heeft nog tijd: Jeugdbescherming wordt pas tegen 2015 overgeheveld.
Momenteel wordt veel wegbezuinigd door het Rijk. Ook de lichtere ondersteuning (pg 8) en veiligheidshuizen? Loopt deze beleidsbrief al achter?

Indien ‘de wettelijke taak van Bjz m.b.t. indicering komt te vervallen’ (pg 3), is het de vraag hoe de taak van Bjz in de toekomst eruit ziet. Wordt het huidige Bjz vervangen/opgeslokt door het CJG?
Is er sprake van een naamswijziging waardoor dezelfde instanties, onder het mom van preventie, meer invloed op de samenleving kunnen doen gelden? Is het nemen van de hooggeprezen eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid te rijmen met het onderbrengen van alle jeugdhulp bij één instantie: Jeugdzorg? Is het denkbaar dat het Centrum voor Jeugd en Gezin het monopolie krijgt op de zorg voor onze jeugd en de privacy van gezinnen? Het is, gezien ervaringen en censuur, eerder een schrikbeeld dan een geruststelling.

*PDF: Gezinsbegeleiding in vrijwillig en gedwongen kader, eindrapportage, april 2010, van de DSP-groep
Wie werken er bij het CJG en hoe is de organisatie geregeld?

Allereerst: ‘dè CJG medewerker bestaat niet’. Het CJG is de spil van veel organisaties/partners. Daardoor is er ontzettend veel informatie beschikbaar. Het CJG verwijst door naar of wijst op andere organisaties. De coördinatie van het CJG lijkt te liggen bij de jeugdverpleegkundigen, GGD.

Belangrijk voor KOG is de schakel met Bjz/AMK en de wijze waarop de preventie is geregeld.
Het CJG heeft heel duidelijk een signaleringsfunctie. Daar zit het grote gevaar. De brug naar Bjz is niet doorgesneden maar verplicht! Er worden cursussen gegeven aan professionals hoe jongeren en gezinnen zo goed mogelijk in de gaten te houden bij opvoedsituaties en te registreren...

Bij crises: direct door naar Bjz en/of AMK. Het lijkt erop dat de overheid jeugdigen lange tijd goed in de gaten wenst te houden. VIR is hier een duidelijk voorbeeld van. Het sneller en effectiever werken heeft voordelen, maar ook nadelen: de privacy en het effect van onjuiste beeldvorming, gegevens die bewaard blijven en waar verscheidene professionals uit mogen putten. In het Plan van Aanpak Bjz staat dit expliciet vermeld. Een Raadsrapport, vol met indrukken en onjuiste gegevens/feiten, waar Bjz vanuit gaat, komt op 'vertaalde' wijze (middels het Plan van aanpak) beschikbaar voor professionals in andere branches.

Citaat Kwaliteitskader 2009, pg 23, Raad voor de Kinderbescherming: ‘raadsrapporten zijn niet geschikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij gemaakt zijn’. Men gaat er te gemakkelijk vanuit dat de privacy, bij wet, goed is geregeld.
Ik heb daar geen enkel vertrouwen meer in.

Ik hoop dat het CJG ook een goede uitwerking heeft en mensen daadwerkelijk kan helpen! Er werken meerdere disciplines samenwaardoor men niet meer geheel afhankelijk is van Bjz! Op zich is dit een positieve ontwikkeling. GGD/CJG is reeds werkzaam op sommige basisscholen.

In de brochure ‘Professionals in het CJG’’, april 2010, van voormalig minister Rouvoet staat dat onder jeugdigen wordt verstaan de leeftijdsgroep van 0 tot 23 jaar. Een behoorlijke verbreding/uitbreiding van de doelgroep (gaat verder dan 'kinderen').  In sommige regio’s blijkt dat het CJG (oude jeugdgezondheidszorg, JGZ) bestaat uit jeugdverpleegkundigen.

Het CJG bestaat uit:
- jeugdverpleegkundigen
- jeugdartsen
- doktersassistenten
- consultatiebureau-assistenten
- (school)maatschappelijkwerkers
- gedragswetenschappers (psychologen, (ortho)pedagogen en psychologen)
Verplichte schakel met Bjz en ZAT (zorg en advies team, scholen); jeugdzorg- of onderwijsinstelling
Professionals zijn werkzaam in thuisorganisaties, GGD, welzijnsinstelling of een instelling voor maatschappelijke dienstverlening.


Specifiek Lelystad:
Eén aanspreekpunt
In het Centrum Jeugd en Gezin werken allerlei organisaties samen, zoals: de GGD, Icare jeugdgezondheidszorg, MDF, de gemeente Lelystad, Servicecentrum Flevolandse bibliotheken, Bureau Jeugdzorg, MEE, IJsselgroep, buurtcentra, peuterspeelzalen en basisscholen. Je wordt dus nooit meer van het kastje naar de muur gestuurd.
Vanaf nu heb je voor al je vragen over opvoeding en opgroeien één vast aanspreekpunt!


Informatie waaruit ik heb geput: 

Jeugdgezondheidszorg biedt een stevige basis in het CJG
PDF document | 5 pagina's | 87 KB
Toespraak | 14-04-2010 | VWS


over signaleren en handelen bij zorgwekkende opvoedingssituaties


http://zorgoog.vcjg.nl/client/1/?websiteid=1&contentid=2&pagetitle=Signalering
Zorgoog verbindt de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de Verwijsindex Risicojeugd en de samenwerkingsafspraken in het CJG met elkaar. Het is een praktisch instrument voor signaleren en handelen bij zorgelijke opvoedsituaties. Het eenvoudige stappenplan begeleidt jou als professional door de te nemen interventies. Ook wanneer dit niet speelt raden wij je aan Zorgoog eens te bekijken.
Voor iedereen die werkt met kinderen van -9 maanden tot 23 jaar


1 opmerking: