Jeugdzorg en de ‘negatieve Animus’ – Sven Snijer
Een dieptepsychologische analyse van een maatschappelijke nachtmerrie
Inleiding
In een gesprek dat mijn vrouw en ik enige maanden terug voerden (juli 2011) met een gezinsbegeleidster van Families First en een casemanager van Bureau Jeugdzorg (beide vrouwen) viel mij iets buitengewoons op, dat mij aanspoorde tot een verder onderzoek. Het betrof de ongelofelijke stelligheid waarmee de beide hulpverleners beweringen deden over een volstrekt denkbeeldige situatie.
Wat wilde het geval? Vanuit een doofpotaffaire rond pestgedrag, mishandeling en seksuele intimidatie op de school van onze jongste dochter, waren wij door een valse zorgmelding tegen ons gezin, terecht gekomen bij het AMK. Eenmaal ‘in de molen’ van de kinderbeschermingsorganisaties, volgt al gauw een vervolgtraject van Families First, een onderzoek door de Raad en zo mogelijk via de Raad weer terug naar Jeugdzorg. (Dit vermoedelijk omdat hulpverleners bang zijn dat ouders zich anders gaan vervelen)
Wij waren in het traject aangeland op het punt dat wij vanuit FF, met begeleiding van BJZ, overgedragen zouden worden aan de Raad voor de Kinderbescherming. Zoals ik al zei, betrof het een valse melding bij het AMK. En hoewel dat zelfde AMK, (goed opgestookt door de school), in haar eindrapport schreeuwde dat onze kinderen ‘ernstig bedreigd’ werden in de thuissituatie, kon FF daar niets van bevestigen. Wij waren gewoon een normaal gezin met leuke, intelligente ouders, die hun kinderen goed stimuleerden in hun ontwikkeling.
Een te groot verschil
Nu rees er een lastig probleem. Het verschil tussen wat het AMK en FF hadden geconstateerd was zo groot, dat het gat ertussen met iets opgevuld moest worden. Families First vond het te pijnlijk om aan het AMK duidelijk te maken dat ze voor niets vier weken lang bij het gezin hadden vertoefd. De gezinsbegeleidster wilde terugkoppelen naar het AMK, maar haar teamleidster vond dat geen goed idee. Het AMK-rapport was feitelijk een rioolrapport, vol aantoonbare leugens, insinuaties, en verdachtmakingen, gevoed door de persoonlijke nijd die de twee onderzoeksters hadden naar ons als ouders. Dit omdat AMK medewerksters er in het algemeen niet van houden op hun fouten te worden gewezen, met betrekking tot hun vooringenomenheid en het overtreden van hun eigen protocollen, door twee intelligente en weerbare ouders.
Nee, er moest iets op papier komen om de volkomen overbodige aanwezigheid van FF in ons gezin, te rechtvaardigen vanuit een kunstmatige hulpvraag. Er werd bedacht, dat onze zoon Stefan (13) zijn autonomie moest leren vergroten. Klaarblijkelijk moesten wij hem vaker laten meehelpen met afwassen, een boodschapje laten doen en hem zelf zijn vuile wasgoed in de wasmand laten deponeren. Met de juiste professionele begeleiding zou hij daar straks zelf toe in staat zijn! Onze zoon heeft PDD-NOS (autisme) maar functioneert al jaren uitstekend, zowel op school als binnen het gezin. Hij springt op school in het oog door zijn gehoorzaamheid, goede manieren, brede algemene ontwikkeling, kennis der natuur, politiek (kredietcrisis). Daarnaast is hij een enthousiaste duiker, en hij kan goed schaken.
‘Glazen bol kijken’
Toch werden er voor onze zoon problemen voorzien. Met grote overtuiging werd ons door de hulpverleners duidelijk gemaakt dat er zich beslist moeilijkheden zouden gaan voordoen met onze zoon, want hij ‘werd immers ouder’…Wij wezen hen erop, dat Stefan er met het ouder worden, in zijn gedrag alleen maar op vooruit was gegaan, maar dat zagen wij verkeerd! De puberteit diende zich aan en na de zomervakantie zou hij naar een nieuwe school gaan. Hierdoor zou hij volkomen ontregeld raken en professionele hulp werd dringend aangeraden. Het autisme dat noch door ons, noch door onze zoon als een probleem wordt ervaren, werd opzettelijk geproblematiseerd en het advies luidde ‘langdurige structurele ondersteuning voor het gezin’.
In het gesprek met de gezinsbegeleidster en de casemanager probeerden wij nogmaals de problemen die voor onze zoon werden voorzien te relativeren, vooral gebaseerd op zijn succesvolle voorgeschiedenis, de goede band met zijn ouders, en ons eigen vermogen als ouders om met eventuele problemen te kunnen omgaan. Maar hiervoor was geen enkele ruimte. Het was een absoluut feit, dat Stefan in de puberteit in de problemen zou komen, zodanig dat wij als ouders daar geen raad mee zouden weten. De casemanager wist het zeker: “Puberteit, een nieuwe school en dan óók nog autisme!” Hij zou niet meer gaan luisteren naar zijn ouders, maar enkel nog naar de ‘peergroup’, stiekem gaan roken, te laat thuis komen, enz., enz. Wij wezen nog een keer op het vriendelijke en welwillende karakter van onze zoon, maar wat wij naar voren brachten was uitgesloten. Onherroepelijk kwamen er problemen en dat was juist goed! Kinderen ‘hoorden’ zich op die leeftijd aan elke vorm van gezag te onttrekken. Dat had de casemanager zelf ook gedaan toen ze een pubermeisje was en bij Stefan zou dat ook zo gaan. Zo orakelde ze nog een poosje door. Wij gingen er niet meer tegen in, omdat dat zinloos was. Eenmaal opgeschreven kan de tekst van een rapport immers niet meer veranderd worden. Het commentaar van ouders wordt ‘eraan vastgeniet’.
Wat de hele zaak bijzonder wrang maakte, was dat de FF gezinsbegeleidster persoonlijk aan mijn vrouw toevertrouwde: “Ze hebben jullie helemaal verkeerd behandeld”, maar dat schreef ze niet in het FF rapport en het werd ook niet teruggekoppeld naar het AMK. Het was veiliger voor Families First om ons met overbodige hulp op te zadelen. Ik zag aan het gezicht van de gezinsbegeleidster dat ze haar best deed zichzelf wijs te maken dat ze daar goed aan deed. En dat wij daar zelf later ook dankbaar voor zouden zijn. Op zich konden we het goed met haar vinden en we vonden haar als persoon sympathiek. Toch had ze onder druk van het systeem en de ‘grotere belangen’ net als veel anderen niet de moed om het juiste te doen. Ze had niet het vermogen om hardop te zeggen:”Wat een grote onzin. Wat een bedrog!”
Veel vrouwen
Het begon mij op te vallen dat er erg veel vrouwen werkzaam zijn bij het AMK en BJZ en dat een specifiek soort rigiditeit in hun behandeling van ouders steeds weer op de voorgrond treedt. Vooral wat betreft het niet kunnen luisteren naar inhoudelijke argumenten. Het gesprek met de twee hulpverleners, bracht mij in gedachten bij een boekje van de Zwitserse psychiater Carl Gustav.Jung, dat ik enige jaren terug had gelezen. Jung die vermaard is geworden door zijn kennis over het onbewuste, zowel van individuen als van groepen (collectief onbewuste) verschafte mij treffende inzichten in de toestand waar de kinderbeschermingscultuur in Nederland zich in bevindt.
Bewustzijn en het onbewuste
In het kort komt zijn theorie over het onbewuste er op neer, dat mannen en vrouwen een precies tegenovergestelde psyche hebben, waar het gaat om de verhouding tussen het bewuste en het onbewuste. De man heeft een vrouwelijk onbewuste (anima), en de vrouw heeft een mannelijk onbewuste (animus). De man is een bewuste denker, maar zoekt onbewust naar de ontwikkeling van zijn gevoelsleven. De vrouw is bewust een gevoelswezen, maar zoekt onbewust naar de ontwikkeling van haar rationeel vermogen. Wanneer een mens (man of vrouw) zich niet harmonieus kan ontwikkelen door een moeilijke jeugd of trauma’s, kan er een verstoring optreden in de vrije verbinding tussen het bewuste en het onbewuste. De beide polen maken geen goed contact meer met elkaar en er ontstaat in het onbewuste bij de man of de vrouw, respectievelijk een ‘negatieve Anima’ of ‘negatieve Animus’. Een niet goed ontwikkeld onbewuste, dat een storende uitwerking heeft op het normale bewustzijn. Bij mannen kenmerkt zich dat door een normaal verstand, dat af en toe vervalt tot humeurigheid / stemmingen (onvolwassen gevoelsleven) en bij de vrouwen tot een zachtaardige persoonlijkheid met daaronder zeer rigide meningen (onvolwassen verstand). Jung beschrijft heel gedetailleerd de inhouden van het mannelijke en vrouwelijke onbewuste, waarbij hij opmerkt dat de beschrijving van het vrouwelijke onbewuste veel moeilijker is.
Mannelijke en vrouwelijke waarden
Als we de verhouding tussen het bewuste en het onbewuste toepassen op Jeugdzorg als organisatie, en die organisatie vervolgens plaatsen in het maatschappelijke geheel, leidt dat tot verrassende conclusies. Het uitgangspunt voor mijn analyse van Jeugdzorg, is de vraag hoe het komt dat zo weinig mensen deze instantie associëren met ‘zorg’ en dat zo velen haar in verband brengen met dwang en machtsmisbruik. Jeugd –Zorg het woord zegt het al, zou moeten staan voor (vooral vrouwelijke) kwaliteiten van helpen, ondersteunen, verzorgen en liefdevol begrijpen. De aanvullende mannelijke kwaliteiten zouden gelegen moeten zijn in beschermen, onderwijzen en helpen om doelen te realiseren. Wat we sinds jaar en dag zien, is dat vooral de mannelijke component bij BJZ erg zichtbaar is (overmatig veel dwangmiddelen en te behalen doelstellingen) terwijl het werk vaak door vrouwen wordt uitgevoerd. In een maatschappij die is ingericht naar vooral mannelijke waarden van geld, macht en succes (voortdurende schaalvergroting) moet Jeugdzorg doelen bereiken. Niet het helpen van mensen staat centraal, maar het ‘wegwerken van wachtlijsten’. Tegelijkertijd zijn die wachtlijsten ook weer noodzakelijk voor de groei van Jeugdzorg. Zoals elk gezond bedrijf, willen ze uitbreiden! Met wachtlijsten kan er meer geld worden losgepeuterd in Den Haag en dat geld wordt dan weer geïnvesteerd. Niet in het helpen van gezinnen die dat echt nodig hebben, maar in
publiekscampagnes waarin burgers worden opgeroepen nog meer zorgmeldingen te doen.
De hulpverleningsindustrie
Er moeten zoveel mogelijk ondertoezichtstellingen worden uitgevaardigd, want daar zit het geld. Zorgvuldig onderzoek naar de juistheid van al die zorgmeldingen heeft uiteraard niet zo’n prioriteit. Een ‘vals alarm’ levert niets op. Door de definitie van wat er onder kindermishandeling moet worden verstaan een stukje op te rekken, is de melding al gauw ‘goedgekeurd’. En met een beetje gegoochel voor de kinderrechter (het aandragen van oude gegevens en die een ‘tweede leven’ schenken) kan er een OTS uitgesleept worden, die vaak zonder veel moeite met één of twee jaar verlengd kan worden, simpelweg door de verklaring van de gezinsvoogd dat de cliënt ‘erg tegen werkt’. Menig verzoek tot hoger beroep is op deze manier door de rechtbank afgewezen.
Hulpverlening in Nederland is een industrie geworden. Het wordt overheerst door mannelijke waarden van extreme nadruk op preventie, veel dwang en weinig begrip voor - of inzicht in - de gezinssituatie. Bovendien wordt één belangrijke positieve mannelijke eigenschap (Waarheid / Rede) niet gebruikt, door teveel eigenbelang (ego) van de hulpverlenende organisaties. [Er wordt bovendien een vreemdsoortige concurrentie tussen hen uitgelokt, door ze van overheidswege te belonen voor elk probleemgeval dat ze in de kaartenbak hebben, i.p.v. ze te belonen voor elk gezin dat door de juiste hulp weer op eigen benen komt te staan.] En wat gebeurt er nu met de vrouwelijke kant van deze zorgsector, die zo beheerst wordt door allerlei belangen buiten het welzijn van ouders en kinderen om?
Jung schrijft dat wanneer vrouwen zich niet positief kunnen ontwikkelen, zij beheerst worden door de negatieve Animus.
De negatieve Animus
Jung: “Uit de Anima ontstaan stemmingen en uit de Animus meningen en evenals de stemmingen van de man uit een duistere achtergrond te voorschijn komen, zo berusten de meningen der vrouw eveneens op onbewuste a-prioristische vooroordelen. De Animusmeningen hebben dikwijls het karakter van solide overtuigingen, die niet gemakkelijk aan het wankelen zijn te brengen of van principes, die ogenschijnlijk onaantastbaar zijn.”
Met andere woorden, er is geen discussie over mogelijk. Je kunt als ouders op je kop gaan staan om de feiten aan de BJZ medewerkster duidelijk te maken, maar haar innerlijke overtuiging overheerst alles. Het volgende citaat verklaart waarom dit zo is. De negatieve Animus is namelijk anti-persoonlijk. Zij beroept zich op vaststaande algemene ‘waarheden’, die geen uitzonderingen kennen.
Jung: “Animusmeningen zijn altijd collectief en storen zich niet aan individuen en individuele beoordeling…”
Dit is de reden waarom het functioneren van Bureau Jeugdzorg zo’n onpersoonlijk machinaal karakter heeft, dat de indruk geeft dat er productie gedraaid moet worden.
Ook verklaart Jung waarom er bij vrouwen die oppervlakkig gezien vaak zacht en meegaand zijn, er onderhuids een vreemdsoortige strengheid aanwezig kan zijn die veel ouders bijzonder goed kennen via hun contacten met gezinsvoogden.
Jung: “De animus verschijnt namelijk niet als één persoon, maar als een meervoud. Het ‘Hof van Geweten’. Deze veelvoud van veroordelende rechters, dus een soort rechtscollege, personifiëren de Animus. De Animus is zoiets als een verzameling van vaders en dergelijke autoriteiten, die ex cathedra een onaanvechtbaar ‘verstandig’ oordeel uitspreken. Op de keper beschouwd is dit aanmatigende oordeel hoofdzakelijk gevormd uit woorden en meningen, die van de kinderjaren af, misschien onbewust zijn verzameld en tot een canon vol doorsneewaarheden, juistheid en verstand zijn bijeengebracht; een schatkamer vol vooroordelen, die onmiddellijk als ergens een bewust en competent oordeel ontbreekt (wat maar al te dikwijls het geval is) met meningen te hulp komt.
Diskwalificeren van ouders
Hierbij zullen veel AMK / Jeugdzorg-ervaringsdeskundigen onmiddellijk de associatie maken met de talloze oordelen die onderzoekers en voogden uitspreken over de persoonlijkheid van ouders, zonder dat daar enige vorm van psychologisch of psychiatrisch onderzoek aan vooraf is gegaan. (‘vermoedelijk’ heeft de moeder een persoonlijkheidsstoornis) Deze niet onderbouwde kwalificaties worden zonder enig gewetensbezwaar in rapporten opgenomen en rechters ingewreven. Als ouders hier verontwaardigd op reageren, ‘bevestigt’ dit de persoonlijkheidsstoornis.
De negatieve Anima van de man laat ik in dit artikel buiten beschouwing, omdat de hulpverlening archetypisch gezien een vrouwelijke branche is. Zij wordt vervormd door de zakelijke, mannelijke waarden van de haar omringende maatschappij. Dit maakt haar kil en harteloos en geeft haar een schijn van alwetendheid en onaantastbaarheid, berooft als ze is van haar positieve vrouwelijke waarden. Het gevolg is dat zij haar onderdrukte gevoelspotentieel, gespiegeld ziet in de talloze hartverscheurende emotionele uitingen van ouders op het internet, die wanhopig proberen tot de instanties door te dringen vanuit hun menselijkheid en kwetsbaarheid. Vanuit datgene dus, waar de professionals zich bij voorkeur voor afsluiten.
Tegen elke Rede
Met de uitleg van Jung in gedachten kom ik tot het meest typerende voorbeeld van de negatieve Animus dat ik de laatste tijd heb mogen ervaren. Tijdens het afsluitgesprek met het AMK, waarbij op hun kantoor het rapport met eindconclusies aan ons werd voorgelezen, zaten wij aan een smalle tafel recht tegenover de onderzoekster en de (vrouwelijke) vertrouwensarts. Wij werden tegen alle waarschijnlijkheid en redelijkheid in, schuldig bevonden aan ‘pedagogische verwaarlozing’, hoewel we ons kind thuis hadden gehouden met toestemming van de leerplichtambtenaar, haar coördinator, en met medeweten van de wethouder van onderwijs. Wij hadden ons kind enige tijd thuis gehouden omdat ze vertelde op haar vorige school te worden mishandeld, uitgescholden en seksueel geïntimideerd. Binnen korte tijd had mijn vrouw een nieuwe school voor haar geregeld, nadat duidelijk was geworden dat de vertrouwensbreuk met de oude school definitief was. De indicatiestelling was dankzij mijn vrouw haar voortvarende aanpak snel rond, en ze kreeg daarvoor nog een compliment van de leerplichtambtenaar. Toen wij bij het afsluitgesprek vroegen wat de dames in godsnaam bezielde om ons pedagogische verwaarlozing in de schoenen te schuiven, zei de vertrouwensarts met zichtbaar genoegen en een sardonisch lachje om haar lippen:”Jullie hadden veel éérder een andere school kunnen zoeken”. Hier viel voor ons niets meer aan te doen. Het Hof van Geweten had gesproken. De kindermishandeling was een ‘feit’.
(* Wij werden maanden later door de Raad, van kindermishandeling vrijgesproken . Onze zoon had een probleemloze overgang naar zijn nieuwe school, waar hij al in de eerste weken opviel door zijn positieve houding.)
Bibliografie
C.G.Jung. ‘De banden tussen het Ik en het onbewuste.’
C.G.Jung ‘Psychologische Typen’
J.Jacobi ‘De psychologie van Jung
Update: december
2014
Stefan Snijer is inmiddels 16
en één van de betere leerlingen op zijn school. Hij is nog steeds een
enthousiast duiker. Hij heeft in een keer zijn brommer examen gehaald. Hij
volgt de opleiding voor Horeca-assistent en haalt goede cijfers. School is zeer
tevreden en wij als ouders ontzettend trots op onze zoon die het uitstekend
doet.
Update 25 juli
2015:
Stefan (17) is met een 8 geslaagd voor zijn Horeca-diploma en gaat nu de opleiding
voor bakker volgen.
Buitenduik juni 2015:
Stefan aan het werk in de bakkerij
Stefan tijdens diploma uitreiking bakkersopleiding -13 juli 2017:
Stefan, 22 jaar met een vast contract als bakker