Geacht college van B&W,
De gemeenten staan aan de vooravond om ‘zorg aan
jeugd’ te regelen en in te kopen n.a.v. de transit jeugdwet (voor eind 2014).
We benoemen een praktijkprobleem, geven een
rekenkundige afweging, en verstrekken een gezonder, goedkoper
alternatief.
Een probleem:
Wat de praktijk van
jeugdzorg de belastingbetaler heeft geleerd, is dat als men één
instantie of beroepsgroep de zorg geeft over twee taken, er nogal eens
opgemerkt wordt met het gezegde dat ‘de jeugdslager zijn eigen vlees keurt’.
De werkers van het niveau jeugdzorgwerker BJz en CJG
hebben de taken
A. ÈN gezinnen te indiceren
(nogwel mèt ‘kinderbeschermende ogen’),
B. ÈN de gezinsvoogdij-trajecten
te beheren.
Bij indiceren op dit niveau kunnen zwaardere
problemen over het hoofd gezien worden en onderbuikgevoelens gaan meespelen die
tot een foutief hulptraject leiden, soms te licht, vaak te zwaar (bevindingen
van wetenschappers RJ van der Gaag, Jo Hermanns, R. Hoksbergen, Junger-Tas, J.
van Acker, e.a., en rechters zoals raadsheer P. van Teeffelen - FJR
2010/92, en ombudsmannen en advocaten).
Indiceren is nog geen diagnosticeren
(beroepsbeëdigd en kwalitatief, met diagnostisch overzicht in de
anamnese, ook met betrekking op gevolgen van behandeltrajecten; het
gefinancierde toezicht bestaat daarbij al).
Maar bij de indicatie, met regelmatig te lage kennis,
ligt helaas reeds de ingang tot gedwongen, voor het kind psychisch-zware beschermingsmaatregelen.
Uit dossieronderzoek komt de indruk dat BJz een
Uithuisplaatsing als ‘therapie’ aanwees, zonder – bij gebrek aan diagnostische
kennis – de gevolgen in een kind af te wegen. Elke indicatie tot
Ondertoezichtstellen (OTS) en/of Uithuisplaatsen (UHP) heeft tot gevolg dat de kosten
hoog oplopen:
Even rekenen met feiten:
Een misverstand is dat kinderpsychiatrie
duur is. Kinderpsychiatrie is specialistisch zorg en specialistische zorg is
‘duur’, is de redenering. Feitelijk kost een kind een jaar in zorg in de
jeugd-GGZ gemiddeld € 4.000 (inclusief de heel dure zorgvormen), terwijl een
kind wat een jaar in de jeugdzorg in zorg is, kost € 24.000.
Goed om af te wegen:
Een gemiddeld GGZ-hulptraject duurt
minder dan 2 jaar, dus zijn daar de totale kosten: € 8.000,~-. Daar komt natuurlijk de
kleine kosten voor de doorverwijzing van een huisarts (diagnost) bij.
Daar tegenover staat dat een gemiddeld
JZ-traject ruim 4 jaar duurt, zodat daar de gemiddelde kosten ca. € 100.000,~ bedragen.
Ouders klagen over het gebrek aan diagnostiek, aan
“waarheidsvinding”[noot-1], over schadelijk gevolg-hebbende
‘beschermingsmaatregelen’ die de plank volkomen misslaan. (Het moge
onwaarschijnlijk zijn dat de Regeling Normbedragen Jeugdzorg een stimulans is
tot de aantallen ondertoezichtstellingen (OTS) en uithuisplaatsingen (UHP)).[noot-2]
De toegang tot gedwongen hulpverlening en
‘gezinsregie’ dient gebaseerd te zijn op diagnostieke afweging. Dat is
deskundiger en veiliger dan indiceren. Jeugdzorgwerkers zijn geen diagnosten.
Dwang is vaker (ca. 75%) niet goed rond een
ontvankelijke opgroeiende dan in de jeugdzorg gepraktiseerd.[noot-3] Het wordt als sfeerverpestend ervaren,
wat een kind in zijn vertrouwde omgeving belast.
Waar ouders de gediagnosticeerde hulptrajecten (als
therapie) begrijpen, ermee instemmen, werken deze effectiever dan dwang.
Het kind voelt de sfeer en voelt zich niet veilig
buiten zijn vertrouwde kring, waar jeugdzorg rept over “veiligstellen” buiten
de vertrouwdheid zonder diagnostieke gronden.
Het voorstel:
De gemeentes dienen de genoemde twee taken praktisch
te gaan scheiden:
- de gemeente neemt orthopedagogen-generalist,
GZ-psychologen en voorop huisartsen (de bekwame diagnosten) als
zelfstandigen in dienst van de gemeente, in bijvoorbeeld een alliantie van plaatselijke
diagnostieke deskundigen, en/of maken deze zelfstandigen declarabel.
- Deze bekwame diagnosten (1) geven een
diagnose (op hetzelfde niveau als bij volwassenen!) en de gemeente betaalt dan
de instelling en/of therapeut die op basis van de diagnose hulp gaat verlenen (2).
Er is een scheiding, ook financieel, tussen de gemeentelijke diagnosten en
vervolgtrajecten.
Het kan ook zijn dat uit de diagnose blijkt dat er
geen hulp nodig is, of geen dure dwang nodig is maar evt. een cursus of
therapie door een deskundige! Dat bespaart.
- Minimaal, afhankelijk van de diagnose en
doelverwachting, één maal per jaar komt de minderjarige terug bij de
'gemeentelijke' diagnost, die dan beoordeelt of het kind nog de externe
hulp nodig heeft (Zeker bij een gedwongen
maatregel).
- - In het huidige artikel[noot-4]
257 van BW1 staat benoemd hoe BJz hulp aan ouders mag geven. De gemeentelijke
diagnost dient ook ingevolge een dusdanige bepaling (die de gemeente in alle
vrijheid mag bepalen) hulp aan ouders voor te schrijven. Het behoort tot het
belang van het kind: ouderschap. En hulp[noot-5], zodat uithuisplaatsen wordt voorkomen en
ouders enthousiasmerend en positief (zonder dwanggevoel) betrokken worden en
zijn bij de opvoeding van hun kind(eren); dit uiteraard indien er daadwerkelijk
hulp is gediagnosticeerd.
Door de scheiding van de punten 1 en 2
(diagnose tegenover therapeutisch hulptraject), heeft de diagnost geen enkel
belang als hij meer of minder hulp diagnosticeert.
Zo heeft de gemeente een directe vinger in de
kwaliteit en mate van opgedrongen hulp. Tevens is het
kind-belang gediend, door hoogwaardige beroepscodes en de mogelijkheid van een
Regionaal Tuchtcollege (BIG) en het NIP/NVO-klachtrecht.
Indicatie en diagnostiek scheiden voorafgaand aan
dwang:
Dus iedere melding van een ZAT-team, van de politie,
of van een soort van AMK (Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk geweld) komt
bij de 'gemeentelijke' diagnost, die ingevolge zijn beroep diagnosticeert (of
doorverwijst naar specialist) of er wel of geen sprake is van
kindermishandeling en of er wel of niet (en hoe) ingegrepen dient te worden.[noot-6].
Het op positieve wijze betrekken van ouders bij
opvoeding en eventuele behandeling blijkt effectiever te werken dan een
pleegplaatsing, dat feitelijk geen therapie of pedagogisch traject is, en
daarvoor is primair diagnostiek afwegen nodig. Het
uithuisgeplaatst-zijn brengt een schadelijk gevoel en -werkzaamheid in het
kind, en dient serieus voorkomen te worden. Daartoe is het scheiden van stromen
in het beleid belangrijk. Ook financieel.
Diagnostische waarheidsvinding in het kindbelang is geen taak van een niet als diagnost academisch
opgeleide rechter. Waar ‘de rechter heeft beslist’ (tot een dwangtraject
dankzij een jeugdzorgwerker), heeft de gemeente maar te betalen.
Vandaar dat we dit diagnostisch alternatief
voorstellen.
De gemeente kan dit regelen door middel van afspraken
met de regionale deskundigen. Een gemeentelijke internet-portaal (als
alternatief) maakt een dusdanige keuze mogelijk, dat gezinnen dan uit een
deskundige kunnen kiezen waarin ze vertrouwen stellen en bij het mogelijke
probleem passend achten. Vertrouwen werkt efficiënt.
Met vriendelijke groet,
Ouder
Noten:
[1] Met waarheidsvinding, dat al een oudere behoefte van
de mens is dan het strafrecht bestaat, wordt bedoeld dat dit onderzoek op
diagnostisch niveau komt opdat ook de gevolgen van een behandeltraject,
waaronder mogelijk een zware beschermingsmaatregel, voor de ontwikkeling van
een kind diagnostisch worden meegewogen.
[2] Regeling Normbedragen Jeugdzorg hoofdstuk 2 met de
negatieve optie gefinancierd, niet op effectiviteit maar op aantallen zware
maatregelen en opgeplakte etiketten: http://wetten.overheid.nl/BWBR0026916/geldigheidsdatum_30-06-2013#Hoofdstuk2
.
[3] Wetenschappelijk rapport ‘909 zorgen’, N.W. Slot,
A. Theunissen, F.J. Esmeijer, Y. Duivenvoorden,
Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit der
Psychologie en Pedagogiek, afdeling Orthopedagogiek, 2002.
72% na 2 jaar OTS-‘hulp’ werd niet beter,
verslechterde vaak wel. Bij 28% wel vermindering van probleempunten. Prof. Jo
Hermanns vond dergelijke getallen rond effectievere zorgtrajecten via
thuis-situaties in Zeeland.
[4] BW1:257, lid 1. “De stichting BJz, bedoeld in artikel 1, onder f,
van de Wet op de jeugdzorg, houdt toezicht op de minderjarige en zorgt dat aan
de minderjarige en de met het gezag belaste ouder hulp en steun worden
geboden teneinde de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of
de gezondheid van de minderjarige af te wenden.” In
de Herziening van de maatregelen
van kinderbescherming (Wetsvoorstel 32 015) staat de parallelle
concepttekst BW1: “Artikel 262, lid 1. De stichting houdt toezicht op de
minderjarige en zorgt dat aan de minderjarige en de met het gezag belaste
ouders of ouder hulp en steun worden geboden opdat de concrete bedreigingen
in de ontwikkeling van de minderjarige, bedoeld in artikel 255concept,
vijfde lid, binnen de duur van de ondertoezichtstelling worden weggenomen. De
inspanningen van de stichting zijn erop gericht de ouders of de ouder zoveel
mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun
kinderen te laten dragen. 3. De stichting bevordert de gezinsband tussen
de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige.” http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm
(rechter kolom).
[5] IVRK, moreel artikel 24: Het kind heeft recht op de hoogst mogelijke mate
van gezondheid en daarbij horende gezondheidszorg. Waar wetenschappers
adviseren om tot zwaargewichten of specialisten in de ingang te komen, en
bevonden dat de reguliere jeugdzorg de kennis niet matcht bij de case, is
jeugdzorg in de ingang te laag.
[6] Zo nodig ligt er een goedkoper Jeugdbeschermingsplan op https://dl.dropbox.com/u/2479159/2012-Verkort%20Jeugdbeschermingsplan-JzBlH.pdf
(met name blz. 11 en 8) met een filterend diagnostisch onderzoekstraject bij
een opgewaardeerde RvdK+ voor eventuele bescherming.
Wilt u de adressen of faxnummers weten van de gemeenten rondom u? Vind op:
BeantwoordenVerwijderenhttp://www.overheidslinks.nl/gemeenten.htm