maandag 7 januari 2013

Jeugdzorg misbruikt de term hechtingsstoornis

Op Twitter las ik het volgende bericht van 1 november 2012:

Volgens Femmie Juffer hoort een kind niet in een tehuis. Zo snel mogelijk naar permanent pleeggezin. #hechting pic.twitter.com/GPNfK6lL 

daanwesterink Daan Westerink
Journalist | Rouwdeskundige | Docent HU - School voor Journalistiek en Minor Beroepsmatig omgaan met verlies | Trainer in de Uitvaart | Master Pedagogiek |
Utrecht, The Netherlands · http://www.daanwesterink.nl
Hierin het bericht dat professor Femmie Juffer geen crisisplaatsing wil bij hechtingsgestoordheid, maar directe vaste pleegzorg.... 
Er gaat wat vooraf: 
Omdat er bij deze stelling wat vooraf gaat, gaat daar ook mijn artikel in FJR 2012-11, nr. 95 over. 
De jeugdzorger stoeit met 'hechtingsstoornis'
In artikel 96 FJR, schreef F. Juffer iets bij mijn artikel, waaruit bleek -eigenlijk- dat ze niet duidelijk had dat, waar de kinderrechter nog een beslissing moet nemen, er dus sprake is van een OTS- of UHP-verzoek op 'gegevens' vanuit BJZ; en daarin naar de rechter de jeugdzorgwerker 'stoeit' met 'hechtingsstoornis' terwijl er nog geen sprake was van diagnose. Bureau Jeugdzorg (ook de WSG etc.) (=BJZ) 'beweert'.
Bij BJZ is dat woord 'hechtingsstoornis' geen diagnose maar een middel, een kreet, om de rechter te bespelen.
Juffer wil eigenlijk meteen onderscheid (uiteraard gaat ze uit van diagnostiek en niet van gebruikelijke laksheid in BJZ) tussen vormen van onveilige gehechtheid en de pathogene vorm van de stoornis, terwijl dat in BJZ nog helemaal niet ter sprake is, en dus is van dit onderscheid ook geen sprake in de beslissing bij de rechter. 
Bij de rechter -met BJZ als actor- is er dus sprake van ongediagnosticeerde 'hechtingsstoornis', waarbij de oorzaak niet eens bekeken is, laat staan dat BJZ leidt tot de juiste therapie.  
BJZ bevooroordeeld, terwijl de oorzaak en het diagnostisch-therapeutisch traject niet eens bekend is, en vraagt hierop reeds inzet met een dwingende maatregel aan de rechter. Dat is ongegronde inzet van uiterst zware middelen, waar urgentie niet geboden is, maar degelijker diagnostisch onderzoek, en een diagnostisch aanbevolen hulpverleningstraject (universitair niveau). 
BJZ kan dit niet uitleggen, zagen we in het artikel 92 in FJR-2010 van de hand van raadsheer Van Teeffelen, blz. 248-249, ook wel op deze site te Zoeken. Hij vroeg zich af of "het bureau jeugdzorg er was voor de cliënt of de cliënt voor BJZ"!
Een 'beschermingsmaatregel' bij hechtingsstoornis, zoals BJZ dat aangeeft, kan ongediagnosticeerd fataal zijn; kan ernstige onthechtende gevolgen hebben voor de  ontwikkeling van de opgroeiende. 
BJZ gebruikt hechtingsgestoordheid ongedifferentieerd  
Vandaar dat ik mij beperkte in mijn artikel bij het ongedifferentieerde, gebezigde woord "hechtingsstoornis" binnen BJZ, de jeugd'zorg', en de rechtsgang. Ik gaf aan welke middelen de rechter heeft om te controleren of de gronden tot OTS- en UHP-aanvraag vanuit de jeugdzorg valide waren. En welke belangen er ook op termijn meespelen bij het kind en afgewogen dienen te worden, zodat er t.a.v. de ontwikkeling rekening gehouden wordt met de eventueel te nemen maatregel, het besluit, het omgaan met het beweerde, door de rechter. 
Niet diagnostisch 
BJZ wil te standaard wegplaatsen naar pleegzorg onder hùn mandaat terwijl niet diagnostisch bekeken is of de bewering wel op waarheid berust in het hoge ontwikkelingsbelang van het kind, en of  uithuisplaatsing wel de juiste weg is. Het moge duidelijk zijn dat bij de adoptieve, de beweerde, en de prenatale vorm van enige mate van 'hechtingsstoornis' (of onveilige gehechtheid) een uithuisplaatsing (UHP) wel het laatste is wat het kind kan helpen. Er zijn goede therapievormen waar de ouders in meewerken.  
Uit mijn artikel 95 uit FJR-2012 (juristenmaandblad: bibliotheek!) blijkt dat het beter is (ook met oog op de latere behoeften van de opgroeiende) om via thuis, de ouders met begeleiding, te behandelen zo dit uit de echte diagnose komt. 
(Ik moet daarbij aan Zeeland denken waar reeds 50% minder met uithuisplaatsing effectiever geholpen kon worden. En er was sprake van het feit dat het zelfs teruggebracht kan worden naar 25%. Elders op deze site.)

Reactief hechtingsgestoord 
Er zijn dus diverse oorzaaksvormen die tot een mate van onveilige gehechtheid of hechtingsstoornis kunnen leiden, en één daarvan is pedagogische desinteresse vanuit de opvoedingsomgeving. Dat hoeven niet eens ouders te zijn, al beweert BJZ dat met een OTS-aanvraag. (Het memorandum van Juffer uit 2010 t.b.v. kinderrechters is te vinden op: http://media.leidenuniv.nl/legacy/researchmemorandum20106-beslissingenoverkindereninproblematischeopvoedingssituaties.pdf .
Het wordt regelmatig negatief uitgelegd door BJZ-werkers: alle stoornis zou reactief zijn, met ouders als oorzaak.)
F.Juffer (Twitterbericht) heeft zeker gelijk dat 'overplaatsingen' al helemaal niet goed zijn voor een kind, en geeft eigenlijk aan dat er eerst degelijk onderzoek dient te geschieden voor een overplaatsing (uit huis). Het gaat om gehechtheid, en daar werkt overplaatsen bepaalt niet aan mee, alhoewel BJZ dat anders doet suggereren naar de rechter.
Ook jeugdpsychiater Janssen-Breederveld onderkent dat uithuisplaatsen schadelijk is voor kinderen, en zeker meegewogen dient te worden, dus is onafhankelijke, hoogstaannde diagnostiek noodzakelijk.
Wel beperkte Juffer zich in haar artikel (waarnaar mijn artikel verwees op blz. 289) bij het juridisch handelen rond 'reàctief hechtingsgestoorde' kinderen, maar ook zij wil dat er evidence-based hulp  gegeven wordt. Dat doet BJZ veelal niet.
Pleegplaatsing is geen therapie!  
Natuurlijk dient de rechter eerst de juiste (diagnostische) informatie te krijgen, ook over oorzaak, vooraleer een kind uithuisgeplaatst wordt, want daar is geen urgent gevaar! Wel kunnen recalcitrante pubers met ee stoornis onhoudbaar worden, maar dan geven ouders dat zelf wel aan.
Femmie Juffer is professor op adoptiegebied, en geen jurist.
BJZ is een juridiserende institutie, en geen diagnost.
Het omgaan met onveilige gehechtheid dient niet overhaast te geschieden, doch met specialisme.  
Tj. W. Strubbe 

Het artikel uit FJR is via de meeste bibliotheken op te vragen. 

                   Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html



2 opmerkingen:

  1. Dat BJZ een dubieus middel is tot case-management en 'onderzoek' blijke reeds uit Research memoranda nr. 1 uit 2006, een onderzoek onder kinderrechters over BJZ-mate. (Te vinden op internet, Raad voor de Rechtspraak).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. BJZ slaat graag de fase over waar het kind nog bij de ouders zelf behandeld kan worden.... Zonder diagnostiek, zonder diagnostische waarheidsvinding wordt het wel met een UITHUISPLAATSING overgeplaatst, tegen de waarschuwing van Juffer is, maar BJZ misbruikt vervolgens Juffer wel om niet terug te plaatsen, met de smoes: 'het is niet goed om een kind over te plaatsen'.

    Het kind heet volgens BJZ een hechtingsstoornis of zo te hebben, maar dat is nooit bewezen, nooit d.m.v. een diagnostisch specialist in hechting onderzocht, en het kind krijgt meestal in de pleegplaatsing geen bijbehorende therapie, wat vaak ook niet in pleegsituaties goed kan, daar de ouders generatief de hechtingsfiguren zijn (naast een eventuele derde).

    Het is bedroevend dat rechters dit niet onderzoeken, wat wel kan d.m.v. LJN BD1113 (zie link van Nico Mul).
    Waarheidsvinding op diagnostiek gebied is immers in het belang van de ontwikkeling van het kind, en een kinderrecht (IVRK art. 24).

    BeantwoordenVerwijderen