Hieronder een link naar een onderzoeksrapport met de bevindingen die zijn
opgetekend door de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Het is getiteld ‘Beter beslissen over
kindermishandeling’ - Onderzoek naar de effecten van gestructureerde oordeelsvorming middels
ORBA".
Alle AMK's werken inmiddels met ORBA (Onderzoek, Risicotaxatie en
Besluitvorming AMK's).
Hieronder treft u een korte samenvatting van hun bevindingen. Er staat nog
meer in het rapport zelf.
De selectie betreft slechts een samenvatting van de eerste 20 pagina's.
“Uitgangspunt van ORBA is dat door het systematiseren en expliciteren van
het besluitvormingsproces en het aanreiken van inhoudelijke criteria de nadelen
van subjectieve besluitvorming geminimaliseerd kunnen worden”.
“De kwaliteit van de besluitvorming en in het bijzonder de duidelijkheid
en onderbouwing van conclusies en besluiten is niet in alle casus consequent
hoog”.
“Uit het vignet-onderzoek blijkt dat AMK-medewerkers het redelijk eens
zijn over de ORBA kern-oordelen, maar over de besluiten slechts matig”.
“Dit vignet-onderzoek levert dus GEEN overtuigend bewijs dat
ORBA leidt tot meer uniformiteit in oordelen en besluiten. Op basis van de
onderzoeksresultaten concluderen de onderzoekers dat sinds de invoering van
ORBA de besluitvorming door het AMK in veel zaken inderdaad meer
systematisch en transparant is geworden”.
“Wat betreft de analyse van de verzamelde informatie valt op dat in ongeveer
de helft van de dossiers een expliciete risicotaxatie en verklaringen
voor de problematiek ontbreken. Dat suggereert dat de kwaliteit van de
besluitvorming nog niet in alle zaken op het gewenste niveau
ligt”.
“In hoeverre AMK-medewerkers de door ORBA aangereikte inhoudelijke
afwegingen en de ORBA-criteria voor de te nemen besluiten gebruiken, is niet
onderzocht. De verwachting dat de oordelen en besluiten van medewerkers
door deze afwegingen en criteria meer uniform worden, is in het
vignet-onderzoek niet bevestigd”.
“Een belangrijke implicatie van dit onderzoek is dat het structureren en
expliciteren van besluitvormingsprocessen inderdaad kan leiden tot een
kwalitatief beter besluitvormings-proces. Of dit daadwerkelijk leidt tot
betere oordelen en besluiten, zal in vervolgonderzoek nagegaan moeten worden”.
“Verwacht wordt dat een gestructureerde, empirisch onderbouwde
werkwijze uiteindelijk ook leidt tot meer efficiëntie in het
besluitvormingsproces”.
“Medewerkers van het AMK beslissen dagelijks over kinderen die mogelijk slachtoffer
zijn van kindermishandeling. Zij beoordelen of een kind zich in een bedreigende
opvoedingssituatie bevindt en beslissen over de noodzaak van hulp en
bescherming. Gezien het ingrijpende karakter van de te nemen beslissingen is
snelle, zorgvuldige besluitvorming een vereiste.
Daarnaast hebben kinderen en ouders recht op heldere en goed
onderbouwde beslissingen over belangrijke interventies in hun leven. De
besluitvorming is echter niet eenvoudig. Medewerkers beslissen op basis van
summiere, soms tegenstrijdige informatie, onder grote tijdsdruk en met een
gering aantal handelings-mogelijkheden die meestal geen van alle optimaal
zijn”.
“De besluitvorming wordt extra bemoeilijkt door het ontbreken van
gedeelde inhoudelijke criteria en een uniforme methodische werkwijze” (Inspectie
Jeugdzorg, 2005).
“In dergelijke complexe situaties ontstaan vertekeningen door
tekortkomingen in hetbeslisproces (bijvoorbeeld te weinig informatie meenemen en irrelevante
details teveelgewicht geven) en doordat meer wordt afgegaan op persoonlijke
ervaringen enopvattingen van de medewerker dan op empirische kennis” (Garb, 1998; 2005).
“Een systematische literatuur-search naar de besluitvorming door
hulpverleners in het kader van onderzoek en diagnostiek, laat zien dat de
kwaliteit van het besluitvormingsproces en de beslissingen die voortvloeien uit
ongestructureerde besluitvorming beperkt is. Hulpverleners spenderen
veel tijd aan het verzamelen van informatie zonder dat dit tot duidelijke en
systematische besluitvorming leidt”.
“De relatie tussen de verzamelde gegevens en de genomen beslissingen
blijkt mager. Vrijwelzonder uitzondering wordt het
besluitvormingsproces gekarakteriseerd als onduidelijk, onlogisch en weinig
efficiënt (Pijnenburg, 1996). En veelal blijft het beslisproces
onder het mom van ‘intuïtie’, ‘feeling’ of‘inzicht’ onuitgesproken. Een nadeel
van intuïtief beslissen is dat beslissingen vaak nauwelijks expliciet
onderbouwd zijn”. (Konijn et al., 2002; Munro,1999)
“Een buitenstaander, of zelfs de beslisser zelf, weet vaak niet
welke voorkeuren en gegevens uiteindelijk een rol hebben gespeeld bij het nemen
van de beslissing (Ten Berge, 1998; Eijgenraam, 2006; Hamburg, 1999; Mulvey
& Iselin, 2008) Hierdoor kunnen hulpverleners hun beslissingen niet
of nauwelijks verantwoorden tegenover cliënten, collega’s en
leidinggevenden”.
“Bij een dergelijke impliciete manier van beslissen spelen persoonlijke
kenmerken, ervaringen en beeldvorming van de persoon die de besluiten neemt een
grote rol. Onderzoek bevestigt dat hierdoor (soms grote) verschillen
in oordelen en beslissingen tussen medewerkers ontstaan”. (Berben, 2000; Ten
Berge, 1998; Van Montfoort, 2004; Munro, 2008)
“Eerder Nederlands onderzoek laat zien dat de besluitvorming bij de AMK’s weinig
transparant is (Bartelink, 2006; Inspectie Jeugdzorg, 2005) en vooral
gericht is op informatieverzameling in plaats van het construeren van een
helder beeld” (De Jong,2004)
“Van Gastel et al. (2009) voerden een secundaire analyse uit op het
Nederlands onderzoek naar de AMK’s tussen 2000 en 2009. Zij vonden drie
wetenschappelijke theses naar de kwaliteit van de besluitvorming en
bestudeerden onderzoek van de inspectie jeugdzorg bij alle AMK’s. Zij
concludeerden dat de besluitvorming weinig gestructureerd en inzichtelijk
verliep. Besluitvorming werd primair gestuurd door eigen inzichten van de medewerker,
niet door inhoudelijke criteria. Onderbouwing van besluiten
was zeer summier of ontbrak”.
“Naar de effecten van de ORBA-werkwijze is echter nog geen systematisch
wetenschappelijk onderzoek verricht”.
“Ook internationaal is onbekend of structurering en explicitering van
besluitvormingsprocessen in de jeugdzorg leidt tot betere besluitvorming.
Buitenlandse werkwijzen voor gestructureerde besluitvorming voor de
kinderbescherming zijn het Victorian Risk Framework (VRF) (Armitage et al.,
1999) uit Australië en het Structured Decision Making (SDM) model (Children’s
Research Center, 1999) uit de Verenigde Staten”.
“De principes van deze modellen zijn vergelijkbaar met ORBA. Er wordt
vanuit gegaan dat de besluitvorming uniformer en transparanter wordt als
het proces beter gestructureerd wordt en hulpverleners meer instructie hebben
over welke informatie nodig is om een beslissing te nemen. Onderzoek naar
het VRF is niet gevonden”.
“De besluitvorming in AMK’s is dus complex en gevoelig voor
vertekeningen”.
“Door het structureren en expliciteren van de te nemen stappen in het
proces beoogt ORBA deze besluitvorming meer systematisch, transparant en
uniform te laten verlopen. Deze studie onderzoekt nu ORBA in alle AMK’s
is geïmplementeerd in welke mate deze structurering en explicitering ook
werkelijk leidt tot kwaliteits-verbeteringen in het besluitvormingsproces”.
“Het ingrijpende karakter van de beslissingen en de potentiële gevolgen
voor kind en ouders vereisen zorgvuldige besluitvorming: systematisch,
transparant, goed onderbouwd. Een goede beoordeling van aard en ernst van de
problematiek en de noodzakelijke hulp of bescherming is essentieel om
kindermishandeling adequaat aan te pakken”.
“(Praktijk)onderzoek en review-studies naar de kwaliteit van diagnostische
oordeelsvorming en beslis-gedrag zijn in de internationale literatuur relatief
schaars”. (Garb, 1998, 2005; De Kwaadsteniet, 2009; Pijnenburg, 1996)
“Tal van auteurs (Garb, 1998, 2005; Pijnenburg et al., 1998) bepleiten
daarom praktijk-onderzoeknaar de mogelijkheid van ondersteuning van
klinische oordelen door‘decision support’-modellen en -procedures (zoals ORBA)
die het denken expliciteren en formaliseren.
Dergelijk praktijkonderzoek komt echter zoals gezegd nauwelijks voor. Dit maakt het
ORBA-effect-onderzoek voor de praktijk en theorievorming uitzonderlijk en
relevant.
Doel van dit onderzoek is na te gaan of ORBA leidt tot meer systematische,
transparante en uniforme besluitvorming door de AMK’s.
Systematisch betekent dat in het besluitvormingsproces een duidelijk onderscheid
wordtgemaakt tussen informatie verzamelen, ordenen, beoordelen (analyseren en
concluderen)en beslissen en dat belangrijke inhoudelijke aandachtspunten en overwegingen in de besluitvorming worden meegenomen.
Transparant betekent dat voor derden duidelijk is op grond van welke informatie de
medewerker tot bepaalde oordelen is gekomen, welke argumenten zijn
beschouwd, welke afwegingen zijn gemaakt en tot welke beslissing dit heeft
geleid.
Uniform betekent dat medewerkers op basis van dezelfde informatie tot
gelijke oordelen en beslissingen komen.
Daarnaast wordt nagegaan of de besluitvorming anno 2010 voldoet aan
de doelen en normen voor kwalitatief goede besluitvorming die met ORBA worden
beoogd. Een verbetering ten opzichte van het verleden betekent
immers niet automatisch dat de besluitvorming ook voldoet aan de doelen en
normen.
Normen voor systematisch werken:
* In elk onderzoek zijn de processtappen verzamelen, ordenen,
analyseren, concluderen en beslissen te onderscheiden.
* In elk onderzoek wordt de verzamelde informatie geordend naar aard (i.e. feit, mening, beleving), bron en inhoud (i.e. de ORBA domeinen).
* In elk onderzoek worden bij de analyse de volgende onderzoeksvragen expliciet
gesteld: huidige problematiek, verklaringen
daarvoor (oorzakelijke en in standhoudende factoren), risicotaxatie, noodzaak van hulp, mogelijkheden van
hulp in het vrijwillig kader.
* Voor elk onderzoek wordt een plan van aanpak opgesteld waarin tenminste
staan vermeld: de algemene (zie hierboven) en specifieke onderzoeksvragen, welke informatie nodig is om deze vragen te beantwoorden en welke informanten in
ieder geval benaderd worden.
* In de conclusie van elk onderzoek wordt antwoord geven op de
onderzoeksvragen uit het plan van aanpak.
Normen voor transparant werken:
* In elk onderzoek wordt in de verslaglegging een helder onderscheid
gemaakt tussen de verzamelde informatie, het professionele oordeel
van het AMK daarover en het genomen besluit.
* De verslaglegging van elk onderzoek bevat een expliciete onderbouwing
van conclusies en besluiten.
Normen voor uniformiteit:
* Uniformiteit in verzamelde informatie: in elk onderzoek wordt inhoudelijk
relevante informatie verzameld op de zes ORBA domeinen, aan de hand
van de ORBA aandachtspunten en checklists (zie paragraaf 1.1.2).
* Uniformiteit in oordeelsvorming: alle AMK-medewerkers werken met dezelfde inhoudelijke
afwegingen voor de analyse.
* Uniformiteit in besluiten: alle AMK-medewerkers maken gebruik van dezelfde
inhoudelijke afwegingen voor het te nemen besluit.
Deze normen gelden in het algemeen voor alle door het AMK te onderzoeken
zaken. In individuele casuïstiek kan het incidenteel voorkomen dat om gegronde
redenen wordt besloten hiervan af te wijken. Een dergelijk besluit wordt
altijd expliciet vastgelegd en onderbouwd.
Het onderzoek richt zich op de effecten van ORBA op de kwaliteit van het
besluitvormings-proces. De veronderstelling is dat een kwalitatief
goed besluitvormingsproces bijdraagt aan het uiteindelijke doel van ORBA, te
weten dat de kwaliteit van de oordelen en beslissingen (het product) verbetert.
Dit onderzoek gaat daar niet op in; niet op de validiteit van oordelen en
beslissingen, en ook niet op de psychometrische kwaliteiten van het voor ORBA
ontwikkelde risicotaxatie-instrument LIRIK of van de andere checklists, of de
vraag of ORBA ook leidt tot efficiencywinst (bijvoorbeeld een lagere sleutel-
en doorlooptijd). In een volgende fase (vervolgonderzoek) dient dergelijk
onderzoek zeker plaats te vinden. Tevens kan dan meer aandacht besteed
worden aan diversiteit in cliënten en medewerkers.
Subjectiviteit in besluitvorming over (vermoedens van) kindermishandeling is ongewenst.
Ouders en kinderen mogen verwachten dat de beslissingen die er over ze genomen
worden, niet afhangen van de medewerker waarmee ze te maken krijgen.
Er zitten echter grenzen aan de overeenstemming die te verwachten is op
basis van het gebruik van ORBA. Daar zijn twee redenen voor. In de eerste
plaats geeft ORBA niet aan hoeverschillende aspecten in een zaak in de
beoordeling gewogen moeten worden,welke factoren belangrijker zijn
dan andere en hoe zwaar dat belang weegt.
Gestandaardiseerde en gevalideerde instrumenten kunnen daarbij een
hulpmiddel zijn, maar er zijn weinig specifieke instrumenten voor de
besluitvorming over kindermishandeling.Meer algemene instrumenten zoals de
Child Behavior Checklist (CBCL) of de Standaard Taxatie Ernst van de
Problematiek (STEP) worden niet of nauwelijks gebruikt. Dat betekent dat
medewerkers hun eigen afwegingen maken op basis van de beschikbare informatie.
In de tweede plaats geeft ORBA alleen globale normen aan voor de beoordeling
of besluiten. Bijvoorbeeld: wanneer is er wel of niet sprake van
kindermishandeling?
Wanneer is er sprake van een ontwikkelingsbedreiging? Dat betekent dat
elke AMK medewerker daarin zijn eigen normen hanteert.
Elk kind is uniek, met
een unieke opvoeding, unieke ervaringen en een unieke schoolloopbaan. Ook elk
kind met sociale en emotionele problemen is uniek. Elk kind reageert anders op
zijn omgeving. Kinderen reageren anders op deprivatie, stress en verwaarlozing
Kinderen reageren anders op hun leerkracht en medeleerlingen. Met andere
woorden: Bij elk kind spelen andere beschermende en risicofactoren een rol.
(Jeninga, J. 2004, p.13 )
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg
Dark horse