maandag 30 september 2013

Het is allemaal niet pluis

Het feit dat veel gevallen van kindermishandeling niet worden gesignaleerd, blijkt uit de gegevens van de AD Ziekenhuis Top 100, die komende zaterdag verschijnt.  

Uit de data komt naar voren dat ziekenhuizen gemiddeld bij 1 op de 120 jonge patiënten een vermoeden van mishandeling hebben. Dat wordt gemeld bij een speciaal team. Een kwart van de ziekenhuizen haalt echter nog niet de helft van dit aantal. Enkele ziekenhuizen melden amper gevallen.  
 
 
Potdorie! Mijn vertrouwen in ziekenhuizen is de laatste tijd al gedaald, komt dit er ook nog eens bij. Ziekenhuizen  melden hun vermoedens niet! Niet te geloven! ‘Duizenden kinderen lopen de kans mis om gered te worden van verder onheil!’ aldus heilsprofeet Sprokkenreef van de Jeugdzorgkerk.  
 
Een lijvig rapport, vol cijfertjes en conclusies 

Ik vermoed, dus meld ik het hier maar, dat hij zijn geloof put uit een onderzoeksrapport van professor Lenneke Amelink. Dit onderzoek ‘De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen’  werd gedaan in opdracht van het ministerie van VWS. Het verscheen in augustus 2011.  Een rapport van 199 bladzijden.
 
Hoewel niet universitair geschoold, waag ik het toch wat vraagtekens te plaatsen. Bijvoorbeeld de wijze waarop de professor en haar onderzoeksgroep via informanten bij instanties aan gegevens is gekomen:  

De AMK’s en Raad voor de Kinderbescherming

Politie en rechtbank

Huisartsen, consultatiebureaus, spoedeisende hulp en aandachtsfunctionarissen van ziekenhuizen.

Basisscholen, en scholen voor Voortgezet Onderwijs

Kinderdagverblijven, gastouderopvang, peuterspeelzalen en vrouwenopvang. 

Gemakkelijk 

Via Jeugdzorg Nederland vroeg de professor alle 15  AMK’s medewerking te verlenen om data te verzamelen. Gedurende een vol jaar verkreeg zij toegang tot de databestanden van deze instellingen. 

Moeizaam! Vrijwillig? 

De scholen werden uitgenodigd om mee te werken aan het onderzoek. Er werd een brief naar de directies gestuurd. De verwachte respons bleef uit, hierna zijn ze telefonisch benaderd. Vervolgens zijn reservescholen per brief uitgenodigd. Bij deze uitnodiging zat tevens een aanbevelingsbrief van het ministerie van Jeugd en Gezin. Vanwege de hoge tijdsdruk en onvoldoende respons hebben de onderzoekers besloten nog meer scholen aan te schrijven. Per basisschool is één leerkracht per groep (1 – 8 ) aangewezen voor deelname aan het onderzoek.

De uitnodiging vond ook nauwelijks respons bij de scholen voor voortgezet onderwijs. Er is toen besloten om één mentor uit elk leerjaar van de leerjaren aan te wijzen voor deelname aan het onderzoek. 

Medewerking? 

De onderzoekers stellen vast: In totaal hebben 461 organisaties medewerking toegezegd aan het onderzoek. Organisaties waar de medewerking (op directieniveau) minder goed was dan gehoopt waren het voortgezet onderwijs, de politie, Spoed Eisende Hulp en de Raden voor de Kinderbescherming. De redenen waarom na eerder toezeggingen uiteindelijk toch niet mee werd gewerkt? De informant had verlof, was ziek tijdens de onderzoekperiode, was van baan veranderd, of had te weinig tijd naast zij/haar reguliere werkzaamheden. Tsja, je zou ook kunnen concluderen dat ze het onderzoek niet zo zagen zitten? Misschien er wel kritisch tegenover stonden?  

Informant 

De aangewezen informanten werd gevraagd een formulier in te vullen over kind(eren) waarvan zij het vermoeden hadden dat het met enige vorm van mishandeling te maken had. In de toelichtingsbrief op het registratieformulier (blz. 171) staat onder het kopje Gebruik van de formulieren een zeer opvallend zinnetje ter ondersteuning van de informant:

‘Het kind dat (mogelijk) met mishandeling te maken heeft, staat centraal in het formulier. Daarbij gaat het om uw eigen ‘niet pluis-gevoel’. Iedereen heeft zijn eigen normen en waarden. Stel uw eigen normen en waarden voorop. Als u het gevoel heeft dat de situatie niet pluis is, maar uw collega’s denken daar wellicht anders over, vragen wij u toch uw eigen gevoel hierin te volgen en een formulier in te vullen. Het geeft niet als dit betekent dat u wellicht eerder een formulier invult dan uw collega.’ 

Ter geruststelling 

Het in te vullen formulier Deel E. De informant:

Hier wordt naam en telefoonnummer van de informant gevraagd door de onderzoekers om indien daar aanleiding toe is contact met hem/haar op te nemen. Met grote letters de zin: 

DEZE PAGINA ZAL WORDEN VERWIJDERD EN VERNIETIGD BINNEN 10 DAGEN NA ONTVANGST. 

Elk kind dat mishandeld wordt is er een teveel, laat dat duidelijk zijn.

Maar in de begeleidende brief aan de informanten staan zoveel vormen van verwaarlozing en mishandeling, dat je denkt dat geen enkele ouder het goed kan doen. Alle ouders moeten aan de verplichte opvoedondersteuning. De meester- of juf informant moet wel haast het gevoel krijgen, zelf een kindermishandelaar/verwaarlozer te zijn. Dagelijks ontsnappen er wel kinderen aan haar/zijn aandacht.    

'We weten dat jaarlijks meer dan honderdduizend kinderen slachtoffer zijn van mishandeling. Via ziekenhuizen en huisartsen zijn nog vele gevallen op te sporen,' roept dhr. Sprokkenreef.  

De inspectie zegt: 'Ziekenhuizen die weinig melding maken van een verdenking van kindermishandeling, worden daar door de inspectie op aangesproken. Ziekenhuizen moeten een protocol volgen om het aantal meldingen van mogelijke kindermishandeling te vergroten.’  

Is dit het zoveelste staaltje van de aandacht van je eigen falen afleiden naar een ander?

Jeugdzorg die regelmatig afspraken met de inspectie niet nakomt en protocollen negeert.

Jeugdzorg die fout op fout maakt in verslagen naar de kinderrechter en het presteert rechterlijke uitspraken naast zich neer te leggen.  Jeugdzorg die zich niet laat controleren, corrigeren door wie dan ook.  

Artsen, psychiaters, psychologen, ziekenhuizen, maatschappelijk werkers, scholen weten al lang, en politici zouden kunnen weten hoe ouders en kinderen in de wurggreep van Jeugdzorg zitten.

Zij weten dat jaar in jaar uit duizenden ouders en kinderen slachtoffer worden van Jeugdzorg.
 
Komt daar ook een Meldcode voor? Of wordt daar over 25 jaar een onderzoek naar gedaan à la commissie Samson? ‘Duizenden ouders/kinderen lopen de kans mis, om gered te worden van verder onheil door Jeugdzorg!’ met dank aan dhr. Sprokkenreef.
 

YB

"Oeps"

Voor mijn werk ben ik regelmatig aanwezig bij voorlichtingsbijeenkomsten betreffende de nieuwe Jeugdwet.

Op al die voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe Jeugdwet, merk ik dat ouders en kinderen bijna niet worden 'gezien'. Ik was bij een voorlichtingsbijeenkomst op 19 september 2013 in Haarlem. 

In de Jeugdwet staat een artikel waarin wordt aangegeven dat ouders ook keuzevrijheid hebben en dat gemeenten dat moeten faciliteren (met een persoonlijk budget dat de Sociale Verzekerings Bank dan gaat uitbetalen aan de gekozen zorgaanbieder!?). 

http://www.cs-vng.nl/onze-diensten/hand-outs/voorlichtingsbijeenkomsten-nieuwe-jeugdwet.aspx

 
Geen bezwaar mogelijk 

Ouders moeten dan wel hun wens bij de gemeente toetsen die het ook kan afwijzen (geen bezwaar mogelijk).  

Ouders hebben dus het recht om een andere hulpaanbieder te kiezen. Dat kan een andere hulpaanbieder zijn dan diegene die de gemeente heeft ingekocht. De wens van ouders moet dan volgens de nieuwe Jeugdwet zoveel mogelijk gerespecteerd worden. De gemeente moet daar dan een budget voor toekennen.  Ouders moeten dan hun plan voorleggen aan de gemeente. Bijvoorbeeld dat ze liever zorg en ondersteuning van de Opvoedpoli willen of een andere instantie. De gemeente moet toetsten of de desbetreffende instantie een goede club is. Er komt dan wel of niet een beschikking van de gemeente.  

Hoe groot is uw kans? 

Hoe groot schat u uw kans dat de gemeente zo’n beschikking zal goedkeuren,  als ze al een langdurig contract hebben afgesloten met een hulpaanbieder? In Amsterdam sluit de gemeente al een drie-jarig contract af met BJAA (die onder verscherpt toezicht staat van de Inspectie Jeugdzorg). Hoe vaak zal de wens van ouders dan gerespecteerd worden? Je kunt je euro tenslotte maar één keer uitgeven.  

Waar blijft de werkgroep? 

Het is triest om te merken dat KING, een organisatie die werkt voor de Vereniging Nederlandse Gemeente daar nog een ‘werkgroepje’ voor moet instellen. En dat ze daar dus nog steeds niet over hebben nagedacht.  

Het valt mij al vaker op dat men bij de Transitie helemaal niet aan ouders denkt. Toen ik daarnaar vroeg zei de spreker van de VNG: “Oeps, ja, dat moeten we nog in een werkgroep uitzoeken.”    


Anoniem (naam bekend bij Dark horse)

zaterdag 28 september 2013

Het feestje van de Jeugdzorg Inspectie

http://www.jeugdinspecties.nl/_database/documenten/Uitnodiging%20symposium.pdf

Een teamlid van Jeugdzorg Dark horse was aanwezig bij de bijeenkomst 'Leren van calamiteiten' op 23 september 2013. Hieronder een impressie. Zo denken de Jeugdzorg-bobo’s en politici werkelijk over ouders!



Dit was dus een 'feestje' met betrekking tot 10 en 25 jaar inspectie Jeugdzorg en gezamenlijke inspecties, met hun ketenpartners. Wat een vermoeiende dag. Ik was in Utrecht (Inspectie Jeugdzorg), waar het ging over het tegengaan van calamiteiten.  

Meer melden, melden , melden! 

Er wordt vooral ingezet op de argumenten om minder ˊhandelingsverlegenˊ te zijn en meer te melden en kinderen door de mangel van jeugdzorg te halen. De boodschap was: alle ouders zijn hulpmijders en onbekwaam.
 
De jeugdzorg (en de inspecties) hebben niet door dat ze te ondeskundig zijn: waar ze faalden ligt het niet aan hen, denken ze. Dat er meer deskundige mensen bestaan komt niet in hen op.

Waar het niet goed ging, moet het maar gemakkelijker gemaakt worden om regels te (mogen) overtreden, maar dan wel in overleg met collegaˊs en dan met ‘toestemming’ van het team ‘opdat je gedekt wordt’. Het ging er hier om het privacy-schenden te verruimen...

Geen bescherming kind tegen onnodig ingrijpen
 

Om moe van te worden, zo dom. En dat om een paar calamiteiten tegen te gaan, waardoor vele kinderen lijden onder UHP op slappe gronden. PR-praat waarin ze geloven, zonder de gaten van het falende systeem te zien. Er werd niet gesproken over de mogelijkheid om zaken aan een diagnost over te laten. Het blijft hetzelfde en daarom gaat het volgens de Staatssecretaris van VWS  op 1 januari 2015 gewoon door, omdat de praktijk toch niet opeens verandert.  “Zucht”.

Allemaal erg eenzijdig, naar gemakzucht zoekend en de andere kinderen niet beschermend tegen te veel ingrijpen. Er waren geen ouders, alleen  Gemeenten, CJGˊs, BJZˊs, één psycholoog, één school, twee politieagenten, inspecties. Er waren géén artsen, geen ouderondersteuners, wel 1 BMC. Het leek allemaal mooi, die plannen, maar gevaarlijk voor gewone gezinnen.

 


 


De onderstaande bijlage geeft een impressie van de 4 achtereenvolgende tafelgesprekgroepjes.  

Meldingsverlegenheid en heksenjacht

Het ging voornamelijk over het overwinnen van de meldingsverlegenheid, om maar veel meldingen binnen te krijgen, opdat alle mishandelaars geëlimineerd kunnen worden. Géén woord over het tegengaan van verkeerde signalen (false positives) en het belasten van kinderen die niet passen in deze heksenjacht.

Ouders zijn bijna per definitie hulpmijders, liegen over of ze wel de hulp aanvaarden, of dat ze naar de hulpverlener gaan. Ouders zijn schijn-toezeggers en moeten gecontroleerd worden. Straks zullen hulpmijders verhuizen naar telkens een andere regio (van de 41) zodat er geen zicht is op het gezin. 
 

Ouders hebben een geheime agenda 

Ouders hebben een geheime agenda. Lastig is dat ouders vaak willen weten wie heeft gemeld. En dat kost veel 'onnodige energie'.

Als de hulpverlener/professional wat voelt in de onderbuik moet er ruimte zijn en zo nodig buiten grenzen getreden worden.

Dat kan door eerst met gelijke collega's te overleggen en het dan door de directeur te laten melden om buiten schot te blijven. De relatie met de ouders voor 'openheid' moet bewaakt worden en was een drempel om te melden.

(Ik vroeg me af waarom professionals zich willen afdekken als ze deskundig genoeg zijn?! Kennelijk hebben ze die deskundigheid niet en zoeken ze voor oplossingen schuld bij een ander. Ze gaven voorbeelden waar het fout ging, zonder te denken aan meer deskundigheid erbij halen, zoals die gezinsvoogd die vermageren niet zag en dus onschuldig was voor de rechter (Savanna).)
 

ZAT - team

In ZAT-overleg wil men liever wel met de ouders erbij praten (intimidatie?). Veiligheidsplannen zijn leidend. In Utrecht zijn het safe-teams. Er zijn 41 regio's bovenlokaal. CJG's zijn overal verschillend ingedeeld, zodat landelijk beleid nauwelijks kan (Dat is ook handig tegen burgerlijk verzet).  

Scholen zouden in ZAT veel afwezig zijn. De Verwijzingsindex (V.I.Risicojongeren, inclusief baby's) is een instrument. Meer bellen met de registrerende instanties! Ook AMK daarnaast.

Als er een verwisseling is van een hulpverlener waar meer hulpverleners aan huis komen, dan moet dat gemeld worden omdat (dan) de "verantwoordelijkheid bij de ouders ligt". (Zicht op gezin heeft dan een gat). 
 

GGZ meldt te weinig 

 
GGZ geeft nu te weinig melding of info aan BJZ en dat acht jeugdzorg zorgelijk. Men moet controleren of ouders de hulp nakomen. Bijvoorbeeld: Wie past op kind als ouder(s) naar de diagnost gaan? (Dat moet je toch weten als jeugdzorgwerker als alle ouders multiproblem-hulpmijders en verdachten zijn?!)

Probleem: er wordt eerst lichte hulpinzet gegeven en dan kan het voorkomen dat daarna opeens zware inzet moet volgen (-maar jeugdzorg ziet niet dat ze dan kennelijk te ondeskundig geen juiste hulpverwijzing hebben gegeven naar bijv. een diagnost).  

Melden zonder na te denken 

Handelingsverlegenheid moet doorbroken worden. Net zo als meldingsverlegenheid. (Men moet dus eigenlijk altijd elk kind melden en niet zelf nadenken).
Info moet gedeeld worden en daarvoor moet de overheid de mogelijkheid in wet geven.

Toon lef, want een gesprek met ouders is lastig. De veiligheid thuis is lastig te beoordelen (en kennelijk is veiligheid vanuit de volwassen mens gezien belang van het kind en niet de psyche van het kind, de ervaringen, de ontwikkeling).
Sprokkereef: leer van rechterlijke uitspraken als die 'tegen BJZ' zijn en volgende keer beter.... (Want BJZ doet het (toch) goed).
Alcohol, een andere hulpverlener, drugs en suïcide, e.d.  zijn "ernstige signalen"  (Ouders zouden dus alle alcohol buitenshuis moeten verstoppen, nooit naar een dokter gaan, zich netjes gedragen en geen emoties tonen; veel alcohol, drugs e.d. zijn natuurlijk wel gevaarlijk).
Tilburg 

In Tilburg mag al van het handelingsprotocol afgeweken worden, maar dit wel aanvragen bij de leiding.
(Tip: ouders mogen niet dreigen als ze bedreigd worden door jeugdzorg of school! Altijd dus netjes zijn! Dus schriftelijk zaken afwikkelen, want dan kan men het in de hand houden, zakelijk blijvend. Ouders mogen niet emotioneel worden als ze met klachten afgewimpeld worden of verkeerd verwezen of getipt worden, ook als professionals fout bleken te handelen.)

Voorkom interne roddel, dus meld! Ook in ziekenhuizen.
Onderwijs haakt niet goed aan in de nieuwe jeugdwet en soms te veel. (geen evenwichtigheid).

Vroegsignalering

Vroegsignalering moet net als brandoefeningen getraind worden.

Sprokkereef: “Dat moet veel meer! Kogelvrij glas is nodig in BJZ, vanwege dreigende ouders”..

Men zou (volgens jeugdzorg) geen personen maar gezinnen moeten registreren in de VIR. (Als een vader geregistreerd wordt, of een kind, en een andere keer de moeder, dan matcht het niet).
 

Men denkt dat slechts enkel op scholen een kind gemist wordt en scholen dus belangrijk zijn voor de VIR. Het bestuur van BJZ staat te los van de werkvloer is een klacht; jeugdzorgwerkers maken zich zorgen over de jeugdwet/decentralisatie; het ontmoedigt hun inzet. Baanonzekerheid. (Ja, er moet veel gesolliciteerd worden naar gemeentelijk niveau).

Voor gemeenten is 15% bezuinigen een probleem. De privacywetgeving staat nog in de weg en het gaat weer over handelingsverlegenheid.

Teeven (VVD): Het is menselijk dat men aan 'terugtrekgedrag' doet, dat gebeurt ook op Ministerie van Justitie. Dat is een drempel om te melden. 

Van Rijn (PvdA): Feiten zijn vaak nog onbekend en waarheid is lastig te zien om tot handelen te komen. 

T: Hulp kan soms te vroeg en soms te laat zijn...

Info wordt (regelmatig) niet goed bij elkaar gelegd en dat komt soms door de Wbp. Doelbinding info verruimen is nodig voor de jeugdwet. Dat moet beter gaan door goed te overleggen, ook met de ouders (dreigen??) en leg het vast.

Sprokkerreef: Er kan toch ambtshalve veel om info te verkrijgen. (Misleiden??)

T: Strafrechtelijke zaken zijn ook goede info voor de kinderbescherming, maar ook als er geen straf was, dan toch denken aan ZSP (Zo spoedig mogelijk) en aan veiligheid voor kinderen (UHP) {Dus niet aan psyche of diagnostiek}. Jeugdzorg moet evenwicht zoeken. 

vR: Decentralisatie geeft kans op betere randvoorwaarden, maar het blijft mensenwerk.  

T: Er zijn 41 regio's straks, dat is zwaar, te veel om schijnmeewerkende ouders te controleren en daar moet een oplossing voor komen (zijn zorg).

vR: invoering op 1-1-15 zal gewoon doorgaan omdat de praktijk met de experimentele vrijheid toch niet veel voor verandering zal zorgen, al is men niet klaar door de transitie.

T: De transitie zal minder effectief zijn, vooreerst, omdat door baanonzekerheid de inzet wat minder is. Ook in de maanden voor 1 januari 2015. (Niets over het plan van JN om minder te verwijzen naar j-GGZ, niet naar diagnostieke waarheidsvinding of het geven van specifieke deskundigheid). 

vR: Het terug melden na een melding zal betrouwbaarder moeten worden om uitnodigend te zijn om te melden. Veel wordt overgelaten aan de wethouders (alsof die diagnosten zijn).  

T: Zware hulp moet in samenwerking (bovenlokaal) (Daar behoort BJZ ook toe!: UHP, Oz)

vR: Al is er versnippering in 41 regio's, de inspectie is landelijk voor het overzicht (zonder woord over het nauwelijks individueel en in detail inspecteren).  

K: Jeugdzorg is als een Virtueel Sociaal Hospitaal: keukentafelkijken met bureaucratische competentie. We horen wel: gezin moet van € 80/week rondkomen en dan wordt door jeugdzorg verweten dat ouders niet kunnen omgaan met geld. (Ik denk: er wordt dan duur hulp ingezet met het niveau jeugdzorg:).

K: Er wordt een ton (100.000) per jaar in een gezin wegens gezinsproblematiek gestoken en dan is 15% bezuinigen voor gemeenten wel lastig. Dus moet er nu integraler aangepakt worden (ik denk: € 80/week iets verhogen en een cursus aan die arme ouders zou minder zijn dan 1/10e van die ton.)
Vroeger zocht Inspectie Jeugdzorg fouten, maar nu is het leerzamer. {??}
Weer werd het beeld geschetst alsof alle ouders in Jeugdzorg probleemouders zijn, clichématig, en het geeft een vals beeld. Het is wel zielig dat de gemeente zo breed veel moet gaan regelen (AWBZ, Wmo, Huur, schuldsanering, hulp, ....
Verwacht niet te veel van melden. Wijkteams zullen meer bekend zijn bij de burgers; er zal dan meer in vertrouwen bekend zijn (geroddeld), privacy zaken worden meer gedeeld, maar houdt het vertrouwd! Toon lef; 'professioneel', al is het systeem wat strijdig met de Wbp. Jeugdzorg werkt tegen het systeem (i.p.v. tegen het gezin?). Wetten waterdicht maken kan niet, dus integraal werken met gemeenten. En protocollen werken ook niet altijd, dus wees soepel.  

Door vR en T werd er met geen woord gerept tegen het voornemen om in collegiaal overleg privacy-informatie desnoods manipulerend te verkrijgen. En geen woord over het afdekken door leiding daarvan. Geen woord over diagnostische waarheidsvinding... 

(Teamlid JDH)


VNG wil wet voor informatiehuishouding rond decentralisaties 

Eén gezin, één plan’ wordt lastig als de betreffende informatie onder verschillende wetten valt. De VNG wil dat regelgevingsprobleem graag opgelost zien. 

Doorslaggevend

Daarom moet er bovenop de nieuwe wetten voor jeugdzorg, langdurige zorg en arbeidsmarktbeleid ‘één wetgevend kader’ komen die de informatiehuishouding integraal regelt. Volgens VNG-directeur Jantine Kriens hangt daar het succes van de decentralisaties vanaf. Dat meldt SC online.

Onduidelijk wat mag

Het aanpakken van meerdere problemen tegelijk - één van de uitgangspunten van de decentralisaties - met een ‘regisseur’ als eerste aanspreekpunt, is met de dreigende verkokering niet mogelijk, stelt de VNG. Het is voor die regisseur met de huidige wetgeving onduidelijk welke informatie hij wel en niet mag inzien en wat daar dan mee mag gebeuren.

Al bezig

Goede informatie uitwisseling en privacybescherming moet daarom integraal worden geregeld. De VNG baseert zich op een advies dat KING heeft opgesteld. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou inmiddels hebben laten weten met het vraagstuk bezig te zijn.

donderdag 26 september 2013

Hysterisch Dagblad – Leiden 25/9/2013

Van onze correspondent Sven Snijer 

Spoedeisendehulp-posten van Nederlandse ziekenhuizen slagen er nog in onvoldoende mate in om Münchausen by Proxy-ouders te signaleren, borderliners, laag-opgeleiden, alleenstaande moeders,  externaliserende ouders, alsook Russisch sprekende ouders, heksen, zigeuners en communisten. 


Artsen zouden zich teveel blind staren op het medische aspect van hun werk en de nationale veiligheid uit het oog verliezen. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Nationaal Gevaren Instituut in Leiden. Het onderzoek toont eveneens aan dat het goed mogelijk is dat er in middelgrote gemeenten als bijvoorbeeld Almere, in iedere vinexwijk minstens één broedplaats bestaat van radicale kabouters met afgeplatte puntmutsen, die plannen ontwikkelen om speeltuinen te gijzelen. Ouders, leerkrachten en buurtverenigingen zouden hier meer alert op moeten zijn, volgens de onderzoekers.  

Bureau Jeugdzorg

Een ander onderzoek van het Kinder Uitmelk Instituut in Groningen, komt met de opmerkelijke bevinding dat één op de zeven kinderen in Nederland eigenlijk een buitenaards wezen is. Door het drukke bestaan van moderne ouders met allerlei beroepsmatige en sociale verplichtingen, zijn vaders en moeders niet vaak genoeg thuis om de omruiling van hun kind met een buitenaards wezen te bemerken. Volgens een woordvoerder van Bureau Jeugdzorg, strookt de inhoud van het onderzoek met praktijkervaringen van jeugdzorgwerkers. Het zou regelmatig voorkomen dat wanneer jeugdzorg op huisbezoek komt, het desbetreffende kind opeens vanuit de achtertuin ‘opgestraald’ wordt, waarna de jeugdwerker het nakijken heeft. 

Een bijzonderheid hierbij, is dat van alle kinderen waarvan nooit ontdekt werd dat ze buitenaards zijn, een opvallend groot percentage later bij jeugdzorg blijkt te werken. Dit zou verklaren waarom sommige gezinsvoogden raadselachtig lachen, wanneer ze van ouders te horen krijgen of ‘ze soms van een andere planeet zijn?’
 
Aliens

Overigens zijn de meeste ouders, nadat hen verteld wordt dat hun kind mogelijk woont in een zonnestelsel 100 miljoen lichtjaren van de aarde, blij dat het kind tenminste niet in een residentiële jeugdzorginstelling zit. “Mijn omgangsregeling kunnen de Aliens tenminste niet strafkorten als ik de media benader met mijn verhaal over het misstand”, aldus een vader waarvan de dochter geplaatst is op de planeet Eurotron. Andere ouders doen hun uiterste best om hun kind toch terug te krijgen op de planeet aarde, of tenminste ergens binnen het eigen zonnestelsel. Maar de meeste boodschappen die de ruimte worden ingestuurd, worden niet beantwoord of ouders worden verwezen naar een klachtencommissie op Jupiter. 

dinsdag 24 september 2013

De 'goede bedoelingen' van Jeugdzorg

Soms treedt er bij mij het verschijnsel op van vermoeidheid en irritatie, bij het voor de zoveelste keer moeten benoemen van de leugens en het machtsmisbruik van Bureau Jeugdzorg. Niet alleen is het onfris om iedere dag van je leven te besteden aan dit onrecht, door de onvermijdelijke consequentie dat er veel schoonheid, liefde en hoopgevende initiatieven van goede mensen aan je gezichtsveld worden onttrokken, maar zelfs binnen de grenzen van het onderwerp ‘jeugdzorg’ is het wel eens de eenzijdigheid die me benauwd. Zijn er dan helemaal geen goede gezinsvoogden? Azen ze echt alleen maar op kinderen?

Leven ze voor geen ander doel dan gezinnen terroriseren en uit elkaar rukken? Nee, dat is niet het standaard beleid en het is ook niet een gedrag waar de beginnende gezinsvoogd mee van start gaat, aan het begin van zijn/haar jeugdzorgloopbaan. In een discussieprogramma van een paar maanden terug, sprak een Gezinshuis-ouder die werkte met criminele jongeren.

Hij had het erover dat het nodig is om meer duidelijkheid te scheppen naar jongeren toe (grenzen stellen) en niet alleen maar op de ‘softe toer’ te blijven. Hij vertelde dat hij best een aantal gezinsvoogden bij jeugdzorg kende, die wel professioneel waren en die wel durfden ‘door te pakken’ (iets in die geest) wat klaarblijkelijk over de hele linie niet gebeurt in deze sector. 
 

Hoewel ik mijn negatieve standpunt over jeugdzorg reeds bepaald heb, kon ik me er toch niet aan onttrekken na te denken over hoe dat er dan uitziet; de professionele en betrokken gezinsvoogd, die het echt goed met jongeren voor heeft. En volgend daaruit, hoe vervelend het wel niet moet zijn om al die negatieve berichtgeving over jeugdzorg te lezen in kranten en op het internet, als je werkelijk met hart en ziel probeert gezinnen te helpen. Er zijn tenslotte toch die 27% jeugdzorgcliënten die wel verbetering ervaren door bemoeienis van BJZ.

Toevalstreffer

Ik ben er laatst zelf nog eentje tegen gekomen. Nota bene mijn ex buurman, die tot mijn grote ontzetting vertelde dat hij van plan was om jeugdzorg nog een keer te bellen, omdat de vorige keer hem goed was bevallen! Mijn vrouw en ik hebben hem voor de zekerheid natuurlijk ook maar even attent gemaakt op Jeugdzorg Dark horse, met de suggestie dat deze BJz-medewerker een toevalstreffer kan zijn geweest. Aan de andere kant is het ook niet ondenkbaar, dat wanneer iemand met een positieve verwachting Bureau Jeugdzorg binnenloopt, hij door zijn open houding de jeugdzorgmedewerker het gevoel geeft nuttig en belangrijk te zijn, waardoor er per abuis een heel werkbare relatie ontstaat. Die dingen komen natuurlijk voor.
 

Maar waarom hebben de meeste mensen die jeugdzorg uit eigen ervaring kennen dan zulke negatieve associaties bij deze instantie? Ik houdt het er toch maar op dat de opzettelijk vervaagde grens tussen hulpverlening en bestraffing, waardoor de therapeutische openheid van de cliënt wordt misbruikt in het justitiële kader, de wortel is waar al het wantrouwen mee verbonden is. Deze vage grens, die bedoeld is om kindermishandeling in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen, zorgt er voor dat de hulpverlener met twee petten op naar de cliënt kijkt en dat geeft een onveilig gevoel. Kijkt de BJz-medewerker met de ogen van VWS (helpen) of met de ogen van Justitie (je kind afpakken)? De jeugdbeschermer/ hulpverlener zal als een blije geit roepen ‘een beetje van allebei’, maar die beseft niet hoe dat voelt voor degene aan de andere kant van de streep.

De realiteit van Jeugdzorg
 

Deze dubbelzinnigheid verkracht het vertrouwen. Je kunt ook niet je vrouw ‘een beetje bedriegen’ en ‘een beetje trouw’ zijn. Je kunt niet je vriend een beetje steunen en hem een beetje verraden. Je wilt dus ook niet met een hulpvraag bij een instantie komen, als de mogelijkheid bestaat dat die instantie de hulpvraag omkeert in een beschuldiging. Je gaat ook niet naar de psycholoog om therapeutisch advies, als die je met één telefoontje kan laten opsluiten in een gesticht.  

Je verwacht dat je, hoewel je een hulpvraag hebt, over het geheel genomen als mens gerespecteerd wordt in je autonomie. Je hebt hulp nodig (voor een deel van je leven) maar je bent niet gek. Bij Bureau Jeugdzorg gelden echter heel andere regels. Of je autonomie als mens zal worden gerespecteerd is altijd de vraag (vaak wordt ouders psychische stoornissen verweten zonder onderzoek) en het kind dat gebaat is bij hulp en ondersteuning (voor zijn ouders), kan opeens een object worden dat op de lijst komt voor een onteigeningsprocedure. Want dat is de realiteit van jeugdzorg.

Het gaat bij een normale therapeut om de vraag hoe je als cliënt dingen beleeft en die beleving strookt niet altijd met de werkelijkheid. De therapeut probeert jouw beleving van dingen beter te laten aansluiten op de werkelijkheid waarin je leeft, zodat je  er beter tegen opgewassen bent en ook meer kansen ziet voor jezelf om er invloed op uit te oefenen. Bij jeugdzorg is het andersom. Zij hebben een bepaalde beleving en die staat vaak ver af van de feitelijke situatie. Nu zien ze het als hun taak, om de feiten zodanig om te buigen dat ze beter passen bij hun eigen beleving. Hierdoor zijn ze beter tegen de protesterende cliënt opgewassen en het geeft ze bij de kinderrechter veel meer mogelijkheden om invloed uit te oefenen.

Protesterende ouders zijn 'moeilijke mensen'
 

In hoeveel van de gevallen is de welwillende houding van jeugdzorg, die zo begaan is met kwetsbare kinderen niet een schijnvertoning? Mensen die het echt goed met kinderen voor hebben (en hun gezinnen) houden het bij jeugdzorg meestal niet zo lang vol. Een belangrijke klacht van BJz-medewerkers was bijvoorbeeld dat er door het management niet gekeken wordt naar case-zwaarte.

Dat betekent dat er voor de lichte gevallen net zo veel (weinig) tijd beschikbaar is als voor gezinnen met een ingewikkelde problematiek. Hierdoor zijn inschattingsfouten haast niet te vermijden en we weten allemaal hoe goed jeugdzorg kan omgaan met haar eigen fouten. Is het oordeel over een gezin eenmaal geveld, op grond van feiten of verzinsels dan zullen ze net zo lang hun zin doordrijven tot ze de hele boel onder hun controle hebben. Protesterende ouders zijn per definitie ‘moeilijke mensen’ die hun kinderen in gevaar brengen door niet met het juridiserende monster te willen ‘samenwerken’.  

Een mooi voorbeeld van de valsheid van jeugdzorg, was het optreden van  Sprokkereef, Bestuursvoorzitter van Bureau Jeugdzorg Utrecht, in een programma over de klachten van pleegouders (over jeugdzorg). Hij presteerde het om in die uitzending wel twee maal nadrukkelijk te verklaren dat kinderen het beste af zijn bij hun eigen ouders en dat daarom de gezinsvoogd wel eens tegen de wensen van pleegouders moet ingaan. Het gaat immers toch om het ‘belang van het kind’.

Nu is het leuke dat ouders van wie het kind is afgenomen, precies hetzelfde te horen krijgen, maar dan in omgekeerde richting. ‘Het gaat allemaal om het belang van het kind’ wordt hen gezegd en in de meeste gevallen waarin jeugdzorg ingrijpt, zijn de kinderen ‘veel beter af in het veilige en pedagogisch verantwoorde pleeggezin’. Het is maar net van welke kant de klachten komen, hoe jeugdzorg haar keuze bepaald over de vraag waar kinderen het beste af zijn. Klagen de biologische ouders, dan zijn pleeggezinnen veel beter. Klagen de pleegouders over de tegenwerking van jeugdzorg en het beschadigen van het belang van het (uit huis geplaatste) kind, dan heeft terugplaatsing bij de eigen ouders opeens de voorkeur. Erg geloofwaardig is dat niet, maar per crisis neemt jeugdzorg de voor haar meest voordelige positie in.

Schokkende willekeurigheid

Als de rechter oordeelt in het voordeel van de biologische ouders, kan jeugdzorg het oordeel van de rechter naast zich neerleggen (want als pedagogen weten zij het toch beter), maar als jeugdzorg wordt aangevallen op haar ondeskundigheid en onjuiste maatregelen, verschuilt ze zich achter het oordeel van diezelfde kinderrechter die ‘het nu eenmaal heeft besloten”. Een schokkend voorbeeld van die willekeurigheid was de zaak van het uit huis geplaatste kind dat in het pleeggezin werd misbruikt. Toen ten lange leste dit misbruik toch bekend raakte, werd het kind in paniek door jeugdzorg teruggeplaatst bij de biologische ouders. Zo ‘gevaarlijk’ waren de biologische ouders dus en zo veilig was het pleeggezin!
 

Een ander belangrijk punt dat de geloofwaardigheid van jeugdzorg ondermijnt, is de eenzijdige nadruk op de preventie en het ontbreken van evaluatie bij het eigen handelen.  Het onterecht uit huis plaatsen van kinderen wordt stelselmatig verdedigd met ‘zorgen om de veiligheid’, waarbij het criterium is dat je beter een kind uit huis kan plaatsen waar naderhand niets mee aan de hand bleek te zijn, dan dat je een kind thuis laat in een twijfelachtige situatie, om later te zien gebeuren dat het kind zwaar wordt mishandeld of zelfs gedood.

Dat zou in principe een juiste gedachte zijn, ware het niet dat op de eerste plaats een uithuisplaatsing zelf niet zonder (ernstig) gevaar is en ten tweede dat achteraf in veel gevallen helemaal nooit duidelijk wordt dat de uithuisplaatsing onterecht was, omdat jeugdzorg in die gevallen de aandacht vaak snel weet af te leiden naar ’andere zorgen’ om het kind. Ze gaan futiliteiten uitvergroten, of verzinsels in de strijd gooien om te maskeren dat er onjuist is gehandeld. Een onderzoek achteraf binnen een redelijke termijn, naar de noodzaak van de uithuisplaatsing op basis van acute zorg komt er vaak niet, want er zijn genoeg andere mogelijkheden om een kind vast te houden, als men er in eerste instantie flink naast zat.

Protocollen en signaleringsmethoden
 

Volgens mij spelen er voortdurend twee principes die in de jeugdzorg tegen elkaar inwerken en waar ouders en kinderen de dupe van worden. Aan de ene kant werken er bij jeugdzorg gezinsvoogden die graag een goede band met hun cliënt hebben en die (ook door jeugdigheid en te weinig levenservaring) bepaalde problemen onderschatten of niet durven door te pakken bij concrete bedreiging voor een kind. En aan de andere kant is er de groep die met alle mogelijke middelen de handelingsverlegenheid van hun collega’s proberen te overwinnen, door ze te overladen met protocollen en signaleringsmethoden en door om de haverklap te roepen dat er in iedere klas twee, tot drie mishandelde kinderen zijn.

Gevolg hiervan is dat de meer menselijke hulpverleners het gevoel hebben dat ze tekort schieten en geweldig gaan overcompenseren (‘zo is het mij gezegd, zo moet ik het doen’) terwijl de havikken in de sector zichzelf iedere dag kunnen opgeilen met weer de zoveelste opsporings- of signaleringsmethode, wetende dat ze het politieke klimaat mee hebben. En wat de oorspronkelijke bedoeling was van de hulpverlener, doet er ook eigenlijk niet zoveel meer toe als de monsterlijke machine eenmaal in beweging is. Als er te weinig ‘checks and balances’ zijn ingebouwd (ze spreken er wel over, maar waar zijn ze dan?) zullen we nooit weten of de goede bedoelingen hun doel hebben bereikt. 
 

De filosoof Henk Oosterling zei het in een tv-debat heel mooi: ”Relaties worden uiteindelijk bevraagd op hun verantwoordelijkheid om grenzen te stellen aan hun bestaan.” Hij bedoelde daarmee dat er in onze samenleving een chronisch gebrek is aan het vermogen van mensen om dingen nog in de juiste verhoudingen te zien. Voornamelijk omdat we in een virtuele wereld zijn gaan leven en geen fysiek contact meer hebben met de werkelijkheid.

Waar is de proportionaliteit?

Jongeren weten vaak niet meer waar iets vandaan komt, wie het gemaakt heeft, hoeveel moeite en toewijding ergens in gestoken is en hoe je iets kunt opbouwen, cultiveren en onderhouden voor een uiteindelijk mooi resultaat. Dingen bestaan niet zomaar, maar kennen een hele ontwikkelingsweg en daar zijn werkelijk bestaande mensen verantwoordelijk voor. Als kinderen dat niet vroeg wordt bijgebracht is zijn visie, dan voelen ze zich ook niet verbonden met de hen omringende wereld. En als ze zelf niet op verschillende manier deelnemen aan dat proces en de verschillende fazen ervan leren kennen, kunnen ze ook nooit goed bepalen wat ze willen en waar ze in hun leven invulling aan willen geven. 
 

Het gaat om het daadwerkelijke contact, om het ervaren van grenzen. Dat geeft het vermogen om dingen in de juiste verhouding te zien.

En waar is de proportionaliteit, dat zien van de juiste verhoudingen, binnen de jeugdzorg? Zorgen om het kind staan niet in verhouding tot wat dan ook. Hysterisch wordt door de ene jeugdzorgwerker meteen gedacht aan het allerergste scenario en de andere vindt dat er in een soortgelijke situatie ‘niets aan de hand’ is. ‘Wetenschappelijk getoetste’ instrumenten als het ‘niet-pluisgevoel’, ‘onderbuikgevoel’ en het ‘vermoeden’ geven vaak de doorslag. Nog belangrijker dan de theoretische zorgen, is het ontbreken van concrete toetsing van wat men denkt te hebben waargenomen. De juridische macht van jeugdzorg, door de suggestie van professionaliteit, voorkomt dat dit soort onderzoeken plaatst vinden.  

‘Geen gelijk, dan toch gelijk’. Behalve wanneer er eens een wakkere rechter tussen zit, die het doorheeft wanneer jeugdzorg het wel heel bont maakt met haar ongefundeerde beschuldigingen. Bijzonder storend is dat de macht van jeugdzorg ertoe leidt dat de statistieken vervalst raken, doordat men met opgelegde hulptrajecten (‘drang’: anders kindje kwijt) het lijkt alsof er in al die gevallen ‘iets aan de hand was’ enkel en alleen omdat de ouders met de chantage hebben ingestemd. Het accepteren van het hulptraject, om te voorkomen dat het kind uit huis wordt geplaatst, levert statistisch het geven op dat er iets aan de hand was, ook als het geheel en al op ingebeelde zorgen berustte. Zo kun je politici wel voor je karretje spannen.

Niet veel
 

Dit alles gezegd hebbende, kom ik weer tot mijn oorspronkelijke vraag ‘Hoeveel sympathie zou ik moeten hebben voor de gezinsvoogden of AMK-medewerkers die het wél goed bedoelen?’ Antwoord: Niet veel, want dat ze zich met hart en ziel inzetten voor ouders en kinderen, laat onverlet dat de kans te groot is voor mensen die bij jeugdzorg aankloppen met een hulpvraag of die er onvrijwillig mee te maken krijgen via een melding, dat ze de verkeerde tegen het lijf lopen. Zo’n onvolwassen stumper die doet wat hem/haar opgedragen wordt zonder rekening te houden met de concrete situatie , of iemand die bij therapeutische weerstand van de cliënt de verleiding niet kan weerstaan om misbruik te maken van de eigen positie. (Het niet begrijpen van de dynamiek in het hulpverleningsproces, of het niet hoeven te begrijpen juist omdat de hulpvraag ook geherformuleerd kan worden tot een risico-vraag!)  

Het blijft voor mij onduidelijk waarom er niet een striktere scheiding komt tussen hulpverlening en mishandelingpreventie, zodat de hulpvrager niet langer gecriminaliseerd kan worden en de mishandelaar niet teveel sympathie krijgt als zijnde ‘patiënt’. Als het zo gegroeid is dat AMK/BJz veel van de taken van de Raad voor de Kinderbescherming hebben overgenomen, waardoor deze laatste haar controlerende taak verliest, schaf haar dan niet af. Breng de Raad terug naar haar kerntaak van mishandeling opsporen en laat jeugdzorg meer hulp bieden. Dan is er en een betere scheiding tussen aan de ene kant crimineel gedrag van ouders en aan de andere kant opvoedingsvragen (+ kindeigen problematiek) en kan er op den duur meer vertrouwen komen in de hulpverlening, terwijl het voor echt bedreigde kinderen veiliger wordt.

Schijnvertoning

Het inbouwen van een zelfcontrolerende functie binnen een nieuwe jeugdzorg is natuurlijk een schijnvertoning. Je kunt de jeugdbeschermers net zo goed meteen een blanco check geven…Maar de overmatige subjectiviteit bij het beschermen van jeugdigen, die het onvermijdelijke gevolg is van de weigering van BJz en de Raad om de hypothetische ontwikkelingsbedreiging materieel te toetsen, maken deze scheiding natuurlijk onmogelijk. Ze zijn beiden even subjectief en ‘schuld’ of ‘onschuld’ van ouders zijn in de praktijk vaak beiden niet gefundeerd. 

Het is in het licht van de criminalisering van ouders  opmerkelijk te noemen, dat bij het afwijzen van verzoeken om goed diagnostisch onderzoek te doen bij het kind, vaak gebrekkige financiën als motief genoemd worden door BJz. Terwijl datzelfde BJz wel het voorstel doet om standaard ouders psychiatrisch te laten onderzoeken, bij mishandelingvermoeden. Want dat kost natuurlijk geen geld! Het patroon dat we hierbij ontwaren is dat er om meer kinderen binnen te harken, kosten noch moeite gespaard worden, maar bij het hulp bieden aan kinderen krijgen we categorisch te maken met wachtlijsten. (Die ze weer kunnen gebruiken om meer geld uit politici te persen)

Weigering om eigen ongelijk toe te geven
 

Nee, ik heb geen sympathie voor jeugdzorg, ook al gaan er wel eens dingen goed. Een goede chirurg is ook niet iemand die ‘wel eens’ iemand goed opereert. Een goede loodgieter installeert ook niet ‘zo af een toe’ een goede leiding. De bakker heeft niet ook een paar goede  broden, tussen de aangebrande rotzooi.

Er gaat teveel mis in de jeugdzorg om zich te mogen voorstaan op de professionaliteit, waar ze vaker hoog over opgeven uit zelfbescherming, dan vanwege de feitelijke gesteldheid ervan. Zeer ergerlijk aan BJz is de pertinente weigering om het eigen ongelijk toe te geven en de veroorzaakte schade te herstellen. Want dan, meent jeugdzorg, zal de wereld vergaan. Dan verliest zij al haar geloofwaardigheid. Niet tegenover haar cliëntenbestand, maar tegenover de buitenwereld die nog niet de toevallige pech heeft gehad in het AMK-vizier te zijn gekomen.  Bij de eigen cliënten vindt BJz vanzelfsprekend geen krediet, maar dat is ook niet nodig.

Het is de kunst om die ‘bozige mensen’ voor hen die nog niet met jeugdzorg bekend zijn, af te schilderen als een beetje instabiele rare mensen, die (helaas) niet weten wat voor hun eigen kind het beste is. Dat zulke ouders ook bestaan, maakt het makkelijk om de normale ouders die serieuze klachten hebben onschadelijk te maken, door ze met de ‘psychiatrische gevallen’ te associëren. Dat is de lafheid en de smerigheid van jeugdzorg. 
 

Hoeveel goede bedoelingen sommige van hen ook schijnen te hebben, het blijft een feit dat dit soort praktijken maar doorgaan. Niet alleen komen er iedere keer weer van die ten hemel schreiende gevallen bij, ook de oude zaken worden maar niet tot een oplossing gebracht. En dat is de enige weg om werkelijk vooruit te komen. Niet door nog een keer te gaan nadenken over hoe het jeugdzorgimago te verbeteren is in de media, maar door schade te herstellen. Door te stoppen met de vlucht naar voren.  

Door rekenschap af te leggen over wat je fout hebt gedaan en niet te blijven mekkeren dat je het ‘ook nooit goed doet’ net alsof de eigen psychische gesteldheid belangrijker is dan het resultaat van je handelingen. Bij mijn weten krijgen studenten nog steeds geen diploma’s voor goede bedoelingen en bij de meeste bedrijven krijgen werknemers er ook niet voor betaald.
 

Sven Snijer