http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2013:8663
Vindplaatsen
Uitspraak
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 27 september 2013, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het beroepschrift niet ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren met zoveel nodig bekrachtiging van de beschikking van 4 juni 2013.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 10 oktober 2013, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en de uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling in stand te laten.
13.
De strijd tussen de ouders woedt - ondanks de ondertoezichtstelling van
[kind] - onverminderd voort. BJZ
geeft zelf ook aan dat het hen niet lukt om de strijd tussen de ouders op te
lossen. Daarenboven is op grond van het dossier bij het hof de indruk ontstaan
dat de gezinsvoogd wordt ingezet door de ouders in hun eigen strijd en de
gezinsvoogd hier onvoldoende weerstand tegen heeft kunnen bieden wat juist voor
problemen rondom de omgangsregeling heeft gezorgd. Door de inzet van de macht
van de gezinsvoogd door met name de vader is er geen verbetering opgetreden,
eerder een verslechtering. In ieder geval heeft de ondertoezichtstelling de
ouders er niet toe aangezet om rechtstreeks met elkaar te communiceren. Ook
[kind] heeft in zijn brief aan het hof aangegeven dat de ondertoezichtstelling
hem gedurende de afgelopen periode meer problemen heeft bezorgd dan
oplossingen.
Instantie
Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12-11-2013
Datum publicatie
20-11-2013
Zaaknummer
CR 200.132.734-01
12-11-2013
Rechtsgebieden
Personen- en
familierecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
Beschikking d.d. 12 november 2013
Zaaknummer 200.132.734
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante, hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P.A.K. van Eck, kantoorhoudende te Groningen,
tegen Bureau Jeugdzorg Flevoland,
kantoorhoudend te Lelystad,
geïntimeerde, hierna te noemen: BJZ.
Belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],hierna te noemen: de vader,
advocaat mr M.E. Beeker, kantoorhoudende te Zwolle.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 4 juni 2013 (zaaknummer C/16/343560 / JL RK 13-359)
heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op
verzoek van BJZ de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige
[kind], geboren [in 1999], verlengd
voor de termijn van één jaar, ingaande op 22 juni 2013.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 26 augustus 2013, heeft
de moeder verzocht het inleidende verzoek van BJZ alsnog af te wijzen en, zelf
recht doende, te verstaan dat de ondertoezichtstelling over [kind] is beëindigd
per 21 juni 2013, althans zodanig te bepalen als het hof zal vermenen te
behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 27 september 2013, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het beroepschrift niet ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren met zoveel nodig bekrachtiging van de beschikking van 4 juni 2013.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 10 oktober 2013, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en de uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling in stand te laten.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een
brief van 6 september 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna:
de raad) en een brief van 12 september 2013 van mr. Beeker. De brief van 16
oktober 2013 met bijlagen van mr. Van Eck is buiten de termijn van artikel
1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven ingediend, maar de zich in de bijlage daarvan bevindende
stukken waren reeds eerder aan het hof ter beschikking gesteld, zodat daarvan
al kennis was genomen.
Van [kind] is op 22
oktober 2013 een brief binnengekomen waarin hij zijn mening heeft kenbaar
gemaakt.
Ter zitting van 22 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Eck;
- mr. Beeker namens de vader;
- mevrouw P. Brandenburg en mevrouw S. Veldhuis namens BJZ.
Mr. van Eck heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een
door haar overgelegde pleitnotitie.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1.
Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de vader en de moeder is
[kind] geboren. [kind] staat sinds 22 december 2010 onder toezicht van BJZ. De
moeder was aanvankelijk met het eenhoofdig gezag over [kind] belast. [kind] had
zijn hoofdverblijf bij de moeder.
2.
De moeder is op 15 februari 2011 met [kind] (en zijn halfzus) naar de
Verenigde Staten vertrokken, wetende dat de dag daarna een verzoek van BJZ tot
machtiging uithuisplaatsing van [kind] bij de kinderrechter zou worden
behandeld.
3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 februari 2011 het gezag van de
moeder over [kind] beëindigd, de vader met het eenhoofdig gezag over [kind]
belast en het hoofdverblijf van [kind] bij de vader bepaald. Het hof heeft deze
beschikking bekrachtigd bij beschikking van 2 februari 2012.
4.
[kind] is in juni 2011 weer teruggekeerd naar Nederland en woont sindsdien
bij de vader.
5.
Op grond van de beschikking van 8 juni 2012 is sprake van een
omgangsregeling tussen de moeder en [kind] van eenmaal per 14 dagen, telkens
van vrijdag na schooltijd tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder [kind] op
vrijdag ophaalt en de vader [kind] op zondag ophaalt, tweemaal per week
telefonisch contact, op dinsdagavond en op donderdagavond tussen 19.00 uur en
20.00 uur, zulks via de vaste telefoonlijn en de eerste helft van de
zomervakanties, met ingang van de zomervakantie 2013. Bij die beschikking is
eveneens bepaald dat de vader aan de moeder eenmaal per kwartaal per brief of
e-mail inlichtingen verschaft over belangrijke omstandigheden met betrekking
tot [kind], zoals zijn gezondheidssituatie, schoolprestaties en hobby's.
6.
Bij verzoekschrift van 7 maart 2013 heeft BJZ de kinderrechter verzocht om
de bij beschikking van 8 juni 2012 vastgestelde omgangsregeling tussen de
moeder en [kind] te wijzigen, in die zin dat Bureau Jeugdzorg de invulling van
de omgangsregeling tussen de moeder en [kind] met ingang van heden zelf kan
bepalen. De moeder heeft daartegen verweer gevoerd. Bij beschikking van 9 april
2013 heeft de kinderrechter het verzoek van BJZ afgewezen. De man heeft tegen
deze beslissing hoger beroep ingesteld. Op 5 december 2013 staat de mondelinge
behandeling van dit hoger beroep bij het hof gepland.
7.
BJZ heeft de kinderrechter bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij
de griffie van de rechtbank op 3 mei 2013, verzocht om de ondertoezichtstelling
van [kind] te verlengen voor de duur van zes maanden, ingaande 22 juni 2013.
8.
De moeder heeft daartegen verweer gevoerd bij verweerschrift van 3 juni
2013.
9.
De vader heeft bij brief van 3 juni 2013 aangegeven zich niet te verzetten
tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind], doch het in het
belang van [kind] te achten dat de ondertoezichtstelling met één jaar wordt
verlengd.
10.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kinderrechter beslist als
hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de
moeder richt zich tegen deze beslissing.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
11.
Voor het antwoord op de vraag of de duur van de ondertoezichtstelling van
de minderjarige moet worden verlengd, dient te worden beoordeeld of de
minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of
zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van
deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
12.
Het hof is - met de
moeder - van oordeel dat er ten aanzien van [kind] niet langer aan de gronden
voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. Uit de stukken en het verhandelde
ter zitting blijkt dat [kind] een positieve ontwikkeling doormaakt. Op school
gaat het goed met [kind] en in de thuissituatie bij de vader en [kind] is
Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) ingezet, hetgeen met positief resultaat
is afgesloten.
13.
Hoewel de vader en BJZ aangeven dat er wel degelijk zorgen zijn over
[kind], acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind]
niet langer gerechtvaardigd. Immers, [kind] heeft weliswaar last van
psychosomatische klachten in de vorm van buikpijn en soms hoofdpijn, doch deze
klachten zijn te wijten aan de conflicten tussen de ouders over de
omgangsregeling tussen de moeder en [kind]. [kind] staat vanwege deze situatie
reeds sinds 22 december 2010 onder toezicht en er zijn tot op heden geen
verbeteringen in de communicatie tussen de ouders waargenomen.
14.
Het hof is van oordeel dat de ouders in het belang van [kind] een manier
zullen moeten vinden om gelijkwaardig en met respect voor de andere ouder met
elkaar te overleggen over zaken aangaande hun kind. De ouders communiceren
thans enkel per e-mail of via hun advocaten. [kind] heeft er belang bij dat
zijn ouders op fatsoenlijke wijze met elkaar omgaan en communiceren. Dat vergt
van beide ouders inzet, ook van de moeder om de schade die ze met haar vertrek
met [kind] naar de Verenigde Staten in het vertrouwen van de vader heeft
veroorzaakt, te erkennen en te herstellen. De
vader zal de positie van de moeder moeten erkennen en respecteren. Van
volwassen ouders mag zoiets verwacht worden in het belang van hun kind. Zij
moeten ervoor zorgen dat [kind] zich vrij kan voelen om contact te hebben met
de andere ouder en zij dienen [kind] niet te belasten met hun onderlinge
conflicten over de (uitvoering van de) omgangsregeling.
15.
Ten overvloede wenst het
hof nog te benadrukken dat de vader - die weliswaar met het eenhoofdig gezag
over [kind] is belast - een wettelijke plicht heeft om de moeder te informeren
over zaken aangaande [kind]. De moeder dient op haar beurt de vader -
die met het eenhoofdig gezag is belast - te consulteren alvorens zij voornemens
is om met [kind] naar het buitenland af te reizen.
16.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek tot verlenging van de
ondertoezichtstelling van [kind] met ingang van de datum van deze beschikking
afwijzen.
Slotsom
17.
De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er
zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de verlenging van
de ondertoezichtstelling van [kind] betreft voor de periode met ingang van de
datum van deze beschikking;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst af het inleidend verzoek van BJZ tot verlenging van de termijn van
ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind], geboren [in 1999], met ingang
van de datum van deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Feunekes, mr. A.H. Garos en mr. D.J. Buijs en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof
van
12 november 2013 in bijzijn van de griffier.
Waren alle rechters maar zo wijs , als deze rechter.
BeantwoordenVerwijderenMaar het is een lichtpuntje in deze donkere dagen.
Een beschikking is een uitspraak van een gerechtelijke instantie in kortgeding of zoals in kortgeding, dan wel een onderzoeksmaatregel of bewarende matregel of een administratieve beslissing van een rechterlijke instantie.De correcte Franse term is "ordonnance".
BeantwoordenVerwijderenEen vonnis is een rechterlijke uitspraak gewezen door een lagere rechtbank op het niveau van een gerechtelijk arrondissement (rechtbank eerste aanleg, Arbeidsrechtbank, Rechtbank van Koophandel, Arrondissementsrechtbank, Correctionele rechtbank, Politierechtbank) of een kanton (Vrederechter).
Een mooi voorbeeld van de poppenkast bij de rechtbank.
BeantwoordenVerwijderenGelukkig zijn rechters en andere lieden die zich met dit soort zaken bezig houden, zo vriendelijk om hun kromme gedachtegang op papier te zetten.
ad 9: Of de vader hier het belang van het kind voor ogen heeft of zijn eigen belang, is niet duidelijk. Hij kan tevreden zijn met de omgangsregeling of vinden dat een in gang gezet traject goed werkt.
ad 11: Dit is de letterlijke tekst van BWR art. 254 lid 1.
Hier beweert men dat er ook kinderen opgroeien zonder enige bedreiging.
Voor de heren rechters. Een kind wordt altijd bedreigd. Dit is inherent aan het kind zijn.
ad 12: Dit is niks anders dan reclame maken voor de IPT. Jeugdzorg en reclame, niks bijzonders. Ook stelt men hier dat hetgeen onder 11 beweerd wordt, op dit kind niet meer van toepassing is.
ad 13; Het onderstreepte gedeelte behoeft weinig uitleg. Dit wisten we al. Dat BJZ iets niet lukt, is niet nieuw. Dat men zoiets ook toegeeft wel.
In het stukje daarvoor legt men uit: 1 waarom het kind OTS heeft gekregen. 2 Dat de OTS totaal niet werkt.3 Dat de oplossing is: OTS eraf.
Het ligt allemaal aan de ouders. Maar daar is nu juist een OTS voor.
ad 14 en 15. Hier vertellen de heren hoe fatsoenlijke en volwassen ouders zich hebben te gedragen. Zonder enige juridische kennis kan ik zeggen, juist zo is het.
Alleen, sommige ouders willen of kunnen dit niet. In die gevallen is OTS de oplossing.
Maar dat werkt niet. Waarom niet? Uiteraard ligt ook dat aan de ouders, maar misschien ook wel aan de zichzelf Professional noemende koekebakkers.
Onder aan de beslissing staat : ter OPENBARE TERECHTZITTING.
Familierecht vindt in eerste aanleg altijd plaats achter gesloten deuren. In het BELANG VAN HET KIND. Spelen hier andere belangen een rol?
Voor Yvonne: Er bestaan wijze rechters. In het familierecht kom je die echter niet tegen.
Nog iets. Een beschikking is geen vonnis. Juridisch gezien heeft dit nogal wat te betekenen.