Geachte volksvertegenwoordiger, ook van kinderen,
Kindermishandeling door gezinsvoogdij-handelen bestaat. Er kan dus BEZUINIGD worden op Bureaus Jeugdzorg, ook op gevolgschades door ondeskundig uithuisplaatsen.
Wanneer wetenschappers (onafhankelijk van de p.r.-praat van BJZ) tot de kernconclusie komen dat ‘BJZ niet de kennis matcht bij de case’, en er dus een deskundigere indicatie en zorg dient te geschieden, blijft de politiek doordenderen op het spoor dat strijdig is met het IVRK (kinderrechten).
Heeft u zich niet afgevraagd of de Wet op de jeugdzorg (en BW1:254 e.v.) wel geldig is wanneer de Grondwet artikel 94 stelt dat strijdige binnenlandse wetgeving tegenover internationaal recht geen toepassing behoort te gelden:
Grondwet 94: Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Brenninkmeijer en Van Zanten (Nationale Ombudsman) schreven in het juristenblad FJR, 2011/76, dat er onder juristen/rechters angst bestaat dat de diagnostieke weg via de sociaal werkers bij BJZ en RvdK tot een ernstige belasting zou leiden voor het te onderzoeken kind; ook waar het zou kunnen gaan om zo iets ernstigs als (mogelijk) seksueel misbruik na beschuldigingen van een gefrustreerde scheidend ouder.
Omdat speculatieve indicaties van het sociaal werk-niveau van BJZ/RvdK ook kunnen leiden tot ernstig belastende, verkeerde trajecten die schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind en diens toekomstige behoeftes (PAS = oudervervreemding[syndroom]; bijv. LJN BA7155), is ‘diagnostieke waarheidsvinding’ door middel van directe toegang tot de toegesneden specialist, die het kind deskundig en leuk kan opvangen, geboden. (dus niet via BJZ/RvdK).
Hoe minder “amateurs zonder beroepsethiek en tuchtrechtregels” in contact komen met zulk een kind, hoe beter voor dit kind.
De Wet op de jeugdzorg (en BW1) wordt tegenwoordig behoorlijk verzwakt voor een slappere ‘jeugdzorg’, waardoor deze meer en meer strijdig is met het IVRK. (Art. 4 t/m 24)
Onmiddellijke terugbrenging van het bemoeien van BJZ ligt in de lijn van behoorlijk bestuur.
Vele kinderen die nu uithuis zijn geplaatst, zijn dit op grond van speculaties (geen beroepsethiek, geen hoogwaardige beroepstuchtregels, geen beëdigde BJZ-werkers voor de rechter), en dit is schadelijk voor de ontwikkeling van het kind.
Het uithuisgeplaatst-zijn is een ernstige bedreiging voor het kind. Hier liggen bezuinigingsmogelijkheden!
Terugplaatsing* zonder vreemde langdurende eisen aan de gewone ouders zou veel besparen. Zo komen pleeggezinnen vrij voor de echt bedreigde kinderen, waar de ouders niet uithuis geplaatst kunnen worden. (Hoe snel kan een kind het huis uit gesleurd worden, en hoe onmogelijk wordt terugplaatsing gemaakt met smoesjes van BJZ?!!) .
Het kind heeft net zoals volwassenen recht op degelijke diagnose op niveau en -behandeling naar IVRK artikel 24. Niet speculatief op sociaal-werkers-niveau., dat tot schade leidt (72%).
Ik hoop dat u daarom snel de dure uithuisplaatsingen zònder diagnostiek stopt!
Dit is een bezuiniging waarop geen volksweerstand berust!
(De bezuinigingen gelden niet enkel onder de commissie jeugdzorg!)
T. S.
http://dl.dropbox.com/u/2479159/Jur.Gehechtheid-artik.TjS-Juffer%20%2BLAVA11.pdf .http://dl.dropbox.com/u/2479159/Smoesjes%2Bmisleidingen%20door%20BJZ.12.pdf .
*:
Rond het ‘terugplaats-beleid’ van BJZ herkent raadsheer mr. P. A. J. Th. van Teeffelen van het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch (juristenblad FJR, 10, 2010, p. 248) knelpunten. Hij somt 3 knelpunten op in de BJZ-inzet, die door de opbouw der stukken voor een rechtsgeleerde al een waar zoekplaatje oplevert, laat staan voor ouders:
“… Voor cliënten lijkt het in een aantal situaties dan ook een gevecht tegen windmolens in plaats van dat de hulp wordt verleend, waar het allemaal om begonnen is.
Het derde knelpunt heeft betrekking op de verantwoordingsplicht van Bureau Jeugdzorg. Het bureau heeft er jegens het hof nogal eens zichtbaar moeite mee zich te verantwoorden. Dat kan gemakkelijk leiden tot irritaties over en weer. Voor het hof is het de kunst om hoffelijk te blijven, ook al heb je soms grote problemen met de wijze waarop door het bureau in het verleden is gewerkt. Doordat er soms in een jaar weinig structureel aan een bepaalde zaak is gewerkt, ontstaat in het vraaggesprek nogal eens een pijnlijke situatie. Het bureau wil dan nogal eens een houding aannemen van: ‘wij weten het beter en u begrijpt niets van ons vak.’...
[Bij BJZ] is er weinig animo tot terugplaatsing. Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op onze vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd. Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd. … Onwillekeurig rijst dan de vraag nogal eens: ‘is het bureau er voor de cliënten of zijn de cliënten er voor het bureau?’” (Citaten)[1]
Prof.dr. R.A.C. Hoksbergen schrijft in zijn boek ‘Kinderen die niet konden blijven’, 2011, ISBN 978-94-6153-025-7, vanaf pagina 404 ook over Valkuilen bij opvang en behandeling van hechtingsgestoorde kinderen door de jeugdzorg. De professor, die IBAP in 2000 reeds voorstelde!
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html
Rechter vraagt in HB aan vertegenwoordigster RvK wát nou de wérkelijke grond is voor het verzoek verlenging OTS?,waarop vertegenwoordigster haar schouders optrekt en zegt: 'Ach,het is gewoon een gevoel...'
BeantwoordenVerwijderenVerzoek wordt afgewezen,maar in uitspraak staat in laatste alinea,dat het niet wegneemt dat er ooit wél gegronde redenen waren voor de OTS.Maar ook dat is nooit onderbouwd,en gebaseerd op vermeende tekortkomingen in het gezin,die hoogstwaarschijnlijk ook een gevoel waren.Einde verhaal,zonder enige rectificatie.