Pagina's

dinsdag 27 november 2012

'Beter beslissen over kindermishandeling'


Hieronder een link naar een onderzoeksrapport met de bevindingen die zijn opgetekend door de Radboud Universiteit te Nijmegen. 


Het is getiteld ‘Beter beslissen over kindermishandeling’ - Onderzoek naar de effecten van gestructureerde oordeelsvorming middels ORBA". 

Alle AMK's werken inmiddels met ORBA (Onderzoek, Risicotaxatie en Besluitvorming AMK's). 

Hieronder treft u een korte samenvatting van hun bevindingen. Er staat nog meer in het rapport zelf.

De selectie betreft slechts een samenvatting van de eerste 20 pagina's.  

“Uitgangspunt van ORBA is dat door het systematiseren en expliciteren van het besluitvormingsproces en het aanreiken van inhoudelijke criteria de nadelen van subjectieve besluitvorming geminimaliseerd kunnen worden”.
De kwaliteit van de besluitvorming en in het bijzonder de duidelijkheid en onderbouwing van conclusies en besluiten is niet in alle casus consequent hoog”.
“Uit het vignet-onderzoek blijkt dat AMK-medewerkers het redelijk eens zijn over de ORBA kern-oordelen, maar over de besluiten slechts matig”.
“Dit vignet-onderzoek levert dus GEEN overtuigend bewijs dat ORBA leidt tot meer uniformiteit in oordelen en besluiten. Op basis van de onderzoeksresultaten concluderen de onderzoekers dat sinds de invoering van ORBA de besluitvorming door het AMK in veel zaken inderdaad meer systematisch en transparant is geworden”.
“Wat betreft de analyse van de verzamelde informatie valt op dat in ongeveer de helft van de dossiers een expliciete risicotaxatie en verklaringen voor de problematiek ontbreken. Dat suggereert dat de kwaliteit van de besluitvorming nog niet in alle zaken op het gewenste niveau ligt”.
“In hoeverre AMK-medewerkers de door ORBA aangereikte inhoudelijke afwegingen en de ORBA-criteria voor de te nemen besluiten gebruiken, is niet onderzocht. De verwachting dat de oordelen en besluiten van medewerkers door deze afwegingen en criteria meer uniform worden, is in het vignet-onderzoek niet bevestigd”.
“Een belangrijke implicatie van dit onderzoek is dat het structureren en expliciteren van besluitvormingsprocessen inderdaad kan leiden tot een kwalitatief beter besluitvormings-proces. Of dit daadwerkelijk leidt tot betere oordelen en besluiten, zal in vervolgonderzoek nagegaan moeten worden”.
“Verwacht wordt dat een gestructureerde, empirisch onderbouwde werkwijze uiteindelijk ook leidt tot meer efficiëntie in het besluitvormingsproces”.
“Medewerkers van het AMK beslissen dagelijks over kinderen die mogelijk slachtoffer zijn van kindermishandeling. Zij beoordelen of een kind zich in een bedreigende opvoedingssituatie bevindt en beslissen over de noodzaak van hulp en bescherming. Gezien het ingrijpende karakter van de te nemen beslissingen is snelle, zorgvuldige besluitvorming een vereiste.
Daarnaast hebben kinderen en ouders recht op heldere en goed onderbouwde beslissingen over belangrijke interventies in hun leven. De besluitvorming is echter niet eenvoudig. Medewerkers beslissen op basis van summiere, soms tegenstrijdige informatie, onder grote tijdsdruk en met een gering aantal handelings-mogelijkheden die meestal geen van alle optimaal zijn”.
“De besluitvorming wordt extra bemoeilijkt door het ontbreken van gedeelde inhoudelijke criteria en een uniforme methodische werkwijze” (Inspectie Jeugdzorg, 2005).
“In dergelijke complexe situaties ontstaan vertekeningen door tekortkomingen in hetbeslisproces (bijvoorbeeld te weinig informatie meenemen en irrelevante details teveelgewicht geven) en doordat meer wordt afgegaan op persoonlijke ervaringen enopvattingen van de medewerker dan op empirische kennis” (Garb, 1998; 2005).
“Een systematische literatuur-search naar de besluitvorming door hulpverleners in het kader van onderzoek en diagnostiek, laat zien dat de kwaliteit van het besluitvormingsproces en de beslissingen die voortvloeien uit ongestructureerde besluitvorming beperkt is. Hulpverleners spenderen veel tijd aan het verzamelen van informatie zonder dat dit tot duidelijke en systematische besluitvorming leidt”.
“De relatie tussen de verzamelde gegevens en de genomen beslissingen blijkt mager. Vrijwelzonder uitzondering wordt het besluitvormingsproces gekarakteriseerd als onduidelijk, onlogisch en weinig efficiënt (Pijnenburg, 1996). En veelal blijft het beslisproces onder het mom van ‘intuïtie’, ‘feeling’ of‘inzicht’ onuitgesproken. Een nadeel van intuïtief beslissen is dat beslissingen vaak nauwelijks expliciet onderbouwd zijn”. (Konijn et al., 2002; Munro,1999)
“Een buitenstaander, of zelfs de beslisser zelf, weet vaak niet welke voorkeuren en gegevens uiteindelijk een rol hebben gespeeld bij het nemen van de beslissing (Ten Berge, 1998; Eijgenraam, 2006; Hamburg, 1999; Mulvey & Iselin, 2008) Hierdoor kunnen hulpverleners hun beslissingen niet of nauwelijks verantwoorden tegenover cliënten, collega’s en leidinggevenden”.
“Bij een dergelijke impliciete manier van beslissen spelen persoonlijke kenmerken, ervaringen en beeldvorming van de persoon die de besluiten neemt een grote rol. Onderzoek bevestigt dat hierdoor (soms grote) verschillen in oordelen en beslissingen tussen medewerkers ontstaan”. (Berben, 2000; Ten Berge, 1998; Van Montfoort, 2004; Munro, 2008)
“Eerder Nederlands onderzoek laat zien dat de besluitvorming bij de AMK’s weinig transparant is (Bartelink, 2006; Inspectie Jeugdzorg, 2005) en vooral gericht is op informatieverzameling in plaats van het construeren van een helder beeld” (De Jong,2004)
“Van Gastel et al. (2009) voerden een secundaire analyse uit op het Nederlands onderzoek naar de AMK’s tussen 2000 en 2009. Zij vonden drie wetenschappelijke theses naar de kwaliteit van de besluitvorming en bestudeerden onderzoek van de inspectie jeugdzorg bij alle AMK’s. Zij concludeerden dat de besluitvorming weinig gestructureerd en inzichtelijk verliep. Besluitvorming werd primair gestuurd door eigen inzichten van de medewerker, niet door inhoudelijke criteria. Onderbouwing van besluiten was zeer summier of ontbrak”.
“Naar de effecten van de ORBA-werkwijze is echter nog geen systematisch wetenschappelijk onderzoek verricht”.
“Ook internationaal is onbekend of structurering en explicitering van besluitvormingsprocessen in de jeugdzorg leidt tot betere besluitvorming. Buitenlandse werkwijzen voor gestructureerde besluitvorming voor de kinderbescherming zijn het Victorian Risk Framework (VRF) (Armitage et al., 1999) uit Australië en het Structured Decision Making (SDM) model (Children’s Research Center, 1999) uit de Verenigde Staten”.
“De principes van deze modellen zijn vergelijkbaar met ORBA. Er wordt vanuit gegaan dat de besluitvorming uniformer en transparanter wordt als het proces beter gestructureerd wordt en hulpverleners meer instructie hebben over welke informatie nodig is om een beslissing te nemen. Onderzoek naar het VRF is niet gevonden”.
“De besluitvorming in AMK’s is dus complex en gevoelig voor vertekeningen”.
“Door het structureren en expliciteren van de te nemen stappen in het proces beoogt ORBA deze besluitvorming meer systematisch, transparant en uniform te laten verlopen. Deze studie onderzoekt nu ORBA in alle AMK’s is geïmplementeerd in welke mate deze structurering en explicitering ook werkelijk leidt tot kwaliteits-verbeteringen in het besluitvormingsproces”.
“Het ingrijpende karakter van de beslissingen en de potentiële gevolgen voor kind en ouders vereisen zorgvuldige besluitvorming: systematisch, transparant, goed onderbouwd. Een goede beoordeling van aard en ernst van de problematiek en de noodzakelijke hulp of bescherming is essentieel om kindermishandeling adequaat aan te pakken”.
“(Praktijk)onderzoek en review-studies naar de kwaliteit van diagnostische oordeelsvorming en beslis-gedrag zijn in de internationale literatuur relatief schaars”. (Garb, 1998, 2005; De Kwaadsteniet, 2009; Pijnenburg, 1996)
“Tal van auteurs (Garb, 1998, 2005; Pijnenburg et al., 1998) bepleiten daarom praktijk-onderzoeknaar de mogelijkheid van ondersteuning van klinische oordelen door‘decision support’-modellen en -procedures (zoals ORBA) die het denken expliciteren en formaliseren.
Dergelijk praktijkonderzoek komt echter zoals gezegd nauwelijks voor. Dit maakt het ORBA-effect-onderzoek voor de praktijk en theorievorming uitzonderlijk en relevant.
Doel van dit onderzoek is na te gaan of ORBA leidt tot meer systematische, transparante en uniforme besluitvorming door de AMK’s.
Systematisch betekent dat in het besluitvormingsproces een duidelijk onderscheid wordtgemaakt tussen informatie verzamelen, ordenen, beoordelen (analyseren en concluderen)en beslissen en dat belangrijke inhoudelijke aandachtspunten en overwegingen in de besluitvorming worden meegenomen.
Transparant betekent dat voor derden duidelijk is op grond van welke informatie de medewerker tot bepaalde oordelen is gekomen, welke argumenten zijn beschouwd, welke afwegingen zijn gemaakt en tot welke beslissing dit heeft geleid.
Uniform betekent dat medewerkers op basis van dezelfde informatie tot gelijke oordelen en beslissingen komen.
Daarnaast wordt nagegaan of de besluitvorming anno 2010 voldoet aan de doelen en normen voor kwalitatief goede besluitvorming die met ORBA worden beoogd. Een verbetering ten opzichte van het verleden betekent immers niet automatisch dat de besluitvorming ook voldoet aan de doelen en normen.
Normen voor systematisch werken:
* In elk onderzoek zijn de processtappen verzamelen, ordenen, analyseren, concluderen en beslissen te onderscheiden.
* In elk onderzoek wordt de verzamelde informatie geordend naar aard (i.e. feit, mening, beleving), bron en inhoud (i.e. de ORBA domeinen).
* In elk onderzoek worden bij de analyse de volgende onderzoeksvragen expliciet gesteld: huidige problematiek, verklaringen daarvoor (oorzakelijke en in standhoudende factoren), risicotaxatie, noodzaak van hulp, mogelijkheden van hulp in het vrijwillig kader.
* Voor elk onderzoek wordt een plan van aanpak opgesteld waarin tenminste staan vermeld: de algemene (zie hierboven) en specifieke onderzoeksvragen, welke informatie nodig is om deze vragen te beantwoorden en welke informanten in ieder geval benaderd worden.
* In de conclusie van elk onderzoek wordt antwoord geven op de onderzoeksvragen uit het plan van aanpak.
Normen voor transparant werken:
* In elk onderzoek wordt in de verslaglegging een helder onderscheid gemaakt tussen de verzamelde informatie, het professionele oordeel van het AMK daarover en het genomen besluit.
* De verslaglegging van elk onderzoek bevat een expliciete onderbouwing van conclusies en besluiten.
Normen voor uniformiteit:
* Uniformiteit in verzamelde informatie: in elk onderzoek wordt inhoudelijk relevante informatie verzameld op de zes ORBA domeinen, aan de hand van de ORBA aandachtspunten en checklists (zie paragraaf 1.1.2).
* Uniformiteit in oordeelsvorming: alle AMK-medewerkers werken met dezelfde inhoudelijke afwegingen voor de analyse.
* Uniformiteit in besluiten: alle AMK-medewerkers maken gebruik van dezelfde inhoudelijke afwegingen voor het te nemen besluit.
Deze normen gelden in het algemeen voor alle door het AMK te onderzoeken zaken. In individuele casuïstiek kan het incidenteel voorkomen dat om gegronde redenen wordt besloten hiervan af te wijken. Een dergelijk besluit wordt altijd expliciet vastgelegd en onderbouwd.
Het onderzoek richt zich op de effecten van ORBA op de kwaliteit van het besluitvormings-proces. De veronderstelling is dat een kwalitatief goed besluitvormingsproces bijdraagt aan het uiteindelijke doel van ORBA, te weten dat de kwaliteit van de oordelen en beslissingen (het product) verbetert.
Dit onderzoek gaat daar niet op in; niet op de validiteit van oordelen en beslissingen, en ook niet op de psychometrische kwaliteiten van het voor ORBA ontwikkelde risicotaxatie-instrument LIRIK of van de andere checklists, of de vraag of ORBA ook leidt tot efficiencywinst (bijvoorbeeld een lagere sleutel- en doorlooptijd). In een volgende fase (vervolgonderzoek) dient dergelijk onderzoek zeker plaats te vinden. Tevens kan dan meer aandacht besteed worden aan diversiteit in cliënten en medewerkers.
Subjectiviteit in besluitvorming over (vermoedens van) kindermishandeling is ongewenst. Ouders en kinderen mogen verwachten dat de beslissingen die er over ze genomen worden, niet afhangen van de medewerker waarmee ze te maken krijgen.
Er zitten echter grenzen aan de overeenstemming die te verwachten is op basis van het gebruik van ORBA. Daar zijn twee redenen voor. In de eerste plaats geeft ORBA niet aan hoeverschillende aspecten in een zaak in de beoordeling gewogen moeten worden,welke factoren belangrijker zijn dan andere en hoe zwaar dat belang weegt.
Gestandaardiseerde en gevalideerde instrumenten kunnen daarbij een hulpmiddel zijn, maar er zijn weinig specifieke instrumenten voor de besluitvorming over kindermishandeling.Meer algemene instrumenten zoals de Child Behavior Checklist (CBCL) of de Standaard Taxatie Ernst van de Problematiek (STEP) worden niet of nauwelijks gebruikt. Dat betekent dat medewerkers hun eigen afwegingen maken op basis van de beschikbare informatie. In de tweede plaats geeft ORBA alleen globale normen aan voor de beoordeling of besluiten. Bijvoorbeeld: wanneer is er wel of niet sprake van kindermishandeling?
Wanneer is er sprake van een ontwikkelingsbedreiging? Dat betekent dat elke AMK medewerker daarin zijn eigen normen hanteert.
Elk kind is uniek, met een unieke opvoeding, unieke ervaringen en een unieke schoolloopbaan. Ook elk kind met sociale en emotionele problemen is uniek. Elk kind reageert anders op zijn omgeving. Kinderen reageren anders op deprivatie, stress en verwaarlozing Kinderen reageren anders op hun leerkracht en medeleerlingen. Met andere woorden: Bij elk kind spelen andere beschermende en risicofactoren een rol. (Jeninga, J. 2004, p.13 )



            Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse


3 opmerkingen:

  1. Zou dit lange stuk niet kortweg kunnen worden samengevat met: 'De hele besluitvorming bij AMK / BJZ is gebaseerd op amateuristische interpretaties van zogenaamd 'onderzoek' '.
    Hierbij is nog niet eens vermeld dat de 'onderzoekers'die 'veiligheidsvragenlijsten' aaan ouders voorleggen zelf de antwoorden wijzigen en aanvullen met zinnen als: 'moeder ziet de gevaren niet' en dan concluderen dat het ernstig gevaarlijk is in huis...

    Drs. N.J.M.Mul

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het hele probleem zou eenvoudig opgelost kunnen worden.
    BJZ neemt alleen nog maar mensen in dienst met een riemmaat van boven de 150 ( hele dikke pens dus).
    Die hebben een enorm " onderbuikgevoel "
    En dan hoef je voor de rest helemaal niets te weten, kennen, kunnen,verantwoorden,beredeneren of wat dan ook.
    Want tegen een onderbuikgevoel is geen kruid gewassen.....

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dus kortheidshalve:
    http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2012/11/de-flodderwetenschap-van-bureau.html !
    Geef echte deskundigen op artsniveau (met eigen breed onderzoek) de overgang tot mogelijke beschermingsmaatregelen in handen.
    Er bestaat reeds gezondheidszorg, maar BJZ weigert te vaak door te verwijzen!
    Dat heet deskundigheid of zelfs het vaak gebruikte 'professionaliteit' bij BJZ: dus geen deskundigheid, maar bespelen voor hun bezettingsgraden.
    BJZ bespeelt rechters en gezinnen, zodat er strijd lijkt te ontstaan, en dat zou niet veroorzaakt worden door BJZ (het wordt door de gezinsvoogdij afgeschreven alsof de ouders niet 'meewerken').
    Iets toezeggen en dan niet nakomen.
    Iets over een partner zeggen, dat niet waar is maar onrust stookt.
    Gegevens niet aan de deskundige doorgeven ondanks belofte.
    Halve waarheden opperen.
    Bespelen.
    Insinueren.
    Moge dit geen institutionele kindermishandeling heten?


    BeantwoordenVerwijderen