http://www.antibjz.nl/page/articles.html/_/jeugdzorg-algemeen/%e2%80%98we-hadden-boukje-en-uitze-nooit-in-een-instell-r1061
Jannes de Jong weet heel goed dat kinderen in instellingen relatief vaak seksueel misbruikt worden, en vooral kinderen met een verstandelijke handicap. Hij weet er zelfs zo veel van dat hij een „checklist” maakte voor kennissen die bang waren dat hun gehandicapte kind iets overkomen was.
De handleiding is volledig gebaseerd op de ervaring met zijn eigen kinderen. Beide kinderen van Jannes en Eelkje de Jong hebben een verstandelijke handicap, en beiden zijn aangerand en verkracht terwijl zij in instellingen woonden. Boukje (nu 29 jaar) door medebewoners en door twee kennissen, en Uitze (27) door een medewerker en diezelfde kennissen. „Ik had ze nooit in een instelling moeten plaatsen. Je kan er alleen niet om heen, zeker toen niet. Maar instellingen zijn een gevaar voor kinderen.”
Boukje heeft het zeldzame syndroom van Prader-Willi, Uitze is autistisch en heeft een verstandelijke beperking. Een onwaarschijnlijk toeval, dat twee intelligente ouders twee gehandicapte kinderen krijgen. Of gewoon „pech”, zoals Jannes de Jong het noemt, die het onterecht vond dat het bij de commissie-Samson leek alsof het alleen om kinderen uit probleemgezinnen ging.
Jannes en Eelkje de Jong gaven de zorg deels uit handen toen de kinderen wat ouder waren. „We waren alleen nog maar aan het zorgen. We konden geen ouders meer zijn.” Toen Boukje 12 was, ging ze naar een gezinsvervangend tehuis in Rotterdam, waar ook Uitze twee jaar daarna ging wonen.
Al snel merkten ze dat Uitze zich anders ging gedragen. Huilen, en vooral veel verzet als hij naar de instelling werd gebracht. „Ik moest hem letterlijk huilend door het hek van het tehuis duwen als ik hem bracht.”
Maar volgens de psycholoog van de instelling moest Uitze gewoon wennen. Ze moesten doorzetten. „Dus zei ik dat hij zich niet moest aanstellen, terwijl later bleek dat de begeleider die hem stond op te wachten, de man was die hem misbruikte. Ik moet daar niet te veel over nadenken, anders word ik gek.”
De instelling geloofde Uitze niet, maar De Jong deed aangifte. De man is uiteindelijk veroordeeld voor meerdere seksuele vergrijpen.
Ondertussen werden Boukje en Uitze door de instelling niet geholpen met de verwerking van wat er gebeurd was. Boukje was al eerder door een medebewoner misbruikt en raakte overstuur. Uitze werd opstandig, ging drinken en blowen. „Instellingen weigeren gespecialiseerde hulp in te roepen, terwijl die er wel is. Maar als je hulp inroept, erken je dat je het zelf niet kan.”
Het is onderdeel van een patroon van bagatelliseren en ontkenning door instellingen, zegt De Jong. Uitze kwam nog een keer in de problemen, en weer geloofde de instellingspsycholoog hem niet. „Hij zou een rijke fantasie hebben. Pubergedrag vertonen.” Dit keer was het niet een begeleider, maar een vriend buiten de instelling.
Een man die hij had ontmoet bij het vissen. De Jong heeft de visser ook ontmoet, toen zijn zoon zo enthousiast over hem vertelde. „Hij leek aardig, en hij had werk en een vriendin. Er gingen geen alarmbellen af.” Ook Boukje en een vriendin van Uitze kwamen regelmatig bij het stel thuis. Maar Uitze raakte steeds verder in de knoop. Hij vertelde uiteindelijk dat zijn visvriend hem misbruikte, en Boukje ook.
De Jong geloofde zijn zoon. De vaste begeleidster in de instelling geloofde ook dat er iets aan de hand was, maar de psycholoog dacht dat Uitze aandacht zocht en puberaal gedrag vertoonde. Weer deed Jannes de Jong aangifte bij de jeugd- en zedenpolitie. Die haalde de visser op. Hij bekende alles, binnen een dag.
Boukje en Uitze zitten inmiddels al een paar jaar in een kleinschalige woongroep, en het gaat beter met ze. „Maar de angst is gebleven. De kinderen hebben last van flashbacks, dan herbeleven ze wat er met ze gebeurd is.”
Wat doen de instellingen fout, volgens De Jong? Ze leren niet van hun fouten, zegt hij, ze doen aan ‘damage control’. „De eerste reactie is: hoe beperken we de schade. Aan de instelling wel te verstaan, niet aan het kind.” Ze reageren niet op telefoontjes en brieven, zegt De Jong. En als de familie dan een advocaat inschakelt, gaat de zaak naar de verzekeraar, die er nog juristen opzet. „Terwijl wij vooral wilden dat de instelling zou erkennen dat ze fouten hadden gemaakt, en dat ze er iets van zouden kunnen leren.”
De aanbevelingen van de commissie Samson kloppen wel, zegt De Jong. Maar wat eraan ontbreekt, en wat het belangrijkste is, is dat bij een verdenking altijd de politie wordt ingeschakeld. „Het gaat om waarheidsvinding. Instellingen proberen de klachten weg te moffelen: het is niet gebeurd, het kind heeft een levendige fantasie. Maar als altijd aangifte wordt gedaan, kunnen ze dat niet meer volhouden. Dan moeten ze het wel serieus nemen.”
Jannes de Jong wil niet cynisch zijn, maar hij betwijfelt of er veel zal veranderen. „Nu praat iedereen erover. Over een maand is de aandacht voor dit probleem weer verdwenen.”
Bron NRC
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html
Jannes de Jong weet heel goed dat kinderen in instellingen relatief vaak seksueel misbruikt worden, en vooral kinderen met een verstandelijke handicap. Hij weet er zelfs zo veel van dat hij een „checklist” maakte voor kennissen die bang waren dat hun gehandicapte kind iets overkomen was.
De handleiding is volledig gebaseerd op de ervaring met zijn eigen kinderen. Beide kinderen van Jannes en Eelkje de Jong hebben een verstandelijke handicap, en beiden zijn aangerand en verkracht terwijl zij in instellingen woonden. Boukje (nu 29 jaar) door medebewoners en door twee kennissen, en Uitze (27) door een medewerker en diezelfde kennissen. „Ik had ze nooit in een instelling moeten plaatsen. Je kan er alleen niet om heen, zeker toen niet. Maar instellingen zijn een gevaar voor kinderen.”
Boukje heeft het zeldzame syndroom van Prader-Willi, Uitze is autistisch en heeft een verstandelijke beperking. Een onwaarschijnlijk toeval, dat twee intelligente ouders twee gehandicapte kinderen krijgen. Of gewoon „pech”, zoals Jannes de Jong het noemt, die het onterecht vond dat het bij de commissie-Samson leek alsof het alleen om kinderen uit probleemgezinnen ging.
Jannes en Eelkje de Jong gaven de zorg deels uit handen toen de kinderen wat ouder waren. „We waren alleen nog maar aan het zorgen. We konden geen ouders meer zijn.” Toen Boukje 12 was, ging ze naar een gezinsvervangend tehuis in Rotterdam, waar ook Uitze twee jaar daarna ging wonen.
Al snel merkten ze dat Uitze zich anders ging gedragen. Huilen, en vooral veel verzet als hij naar de instelling werd gebracht. „Ik moest hem letterlijk huilend door het hek van het tehuis duwen als ik hem bracht.”
Maar volgens de psycholoog van de instelling moest Uitze gewoon wennen. Ze moesten doorzetten. „Dus zei ik dat hij zich niet moest aanstellen, terwijl later bleek dat de begeleider die hem stond op te wachten, de man was die hem misbruikte. Ik moet daar niet te veel over nadenken, anders word ik gek.”
De instelling geloofde Uitze niet, maar De Jong deed aangifte. De man is uiteindelijk veroordeeld voor meerdere seksuele vergrijpen.
Ondertussen werden Boukje en Uitze door de instelling niet geholpen met de verwerking van wat er gebeurd was. Boukje was al eerder door een medebewoner misbruikt en raakte overstuur. Uitze werd opstandig, ging drinken en blowen. „Instellingen weigeren gespecialiseerde hulp in te roepen, terwijl die er wel is. Maar als je hulp inroept, erken je dat je het zelf niet kan.”
Het is onderdeel van een patroon van bagatelliseren en ontkenning door instellingen, zegt De Jong. Uitze kwam nog een keer in de problemen, en weer geloofde de instellingspsycholoog hem niet. „Hij zou een rijke fantasie hebben. Pubergedrag vertonen.” Dit keer was het niet een begeleider, maar een vriend buiten de instelling.
Een man die hij had ontmoet bij het vissen. De Jong heeft de visser ook ontmoet, toen zijn zoon zo enthousiast over hem vertelde. „Hij leek aardig, en hij had werk en een vriendin. Er gingen geen alarmbellen af.” Ook Boukje en een vriendin van Uitze kwamen regelmatig bij het stel thuis. Maar Uitze raakte steeds verder in de knoop. Hij vertelde uiteindelijk dat zijn visvriend hem misbruikte, en Boukje ook.
De Jong geloofde zijn zoon. De vaste begeleidster in de instelling geloofde ook dat er iets aan de hand was, maar de psycholoog dacht dat Uitze aandacht zocht en puberaal gedrag vertoonde. Weer deed Jannes de Jong aangifte bij de jeugd- en zedenpolitie. Die haalde de visser op. Hij bekende alles, binnen een dag.
Boukje en Uitze zitten inmiddels al een paar jaar in een kleinschalige woongroep, en het gaat beter met ze. „Maar de angst is gebleven. De kinderen hebben last van flashbacks, dan herbeleven ze wat er met ze gebeurd is.”
Wat doen de instellingen fout, volgens De Jong? Ze leren niet van hun fouten, zegt hij, ze doen aan ‘damage control’. „De eerste reactie is: hoe beperken we de schade. Aan de instelling wel te verstaan, niet aan het kind.” Ze reageren niet op telefoontjes en brieven, zegt De Jong. En als de familie dan een advocaat inschakelt, gaat de zaak naar de verzekeraar, die er nog juristen opzet. „Terwijl wij vooral wilden dat de instelling zou erkennen dat ze fouten hadden gemaakt, en dat ze er iets van zouden kunnen leren.”
De aanbevelingen van de commissie Samson kloppen wel, zegt De Jong. Maar wat eraan ontbreekt, en wat het belangrijkste is, is dat bij een verdenking altijd de politie wordt ingeschakeld. „Het gaat om waarheidsvinding. Instellingen proberen de klachten weg te moffelen: het is niet gebeurd, het kind heeft een levendige fantasie. Maar als altijd aangifte wordt gedaan, kunnen ze dat niet meer volhouden. Dan moeten ze het wel serieus nemen.”
Jannes de Jong wil niet cynisch zijn, maar hij betwijfelt of er veel zal veranderen. „Nu praat iedereen erover. Over een maand is de aandacht voor dit probleem weer verdwenen.”
Bron NRC
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
Wat vooral in de media wordt onderbelicht is het volgende: HOE aangifte te doen van seksueel misbruik in instelliingen dan wel op scholen?
BeantwoordenVerwijderen- Wil men aangifte doen en men bespreekt het met de eventuele gezinsvoogd (die is er altijd bij een OTS/UHP situatie): die verbiedt meestal aangifte te doen wegens het 'schaden van een kind als men aangifte doet'.
- Komt men al naar een politiebureau, dan wordt vaak gewoonweg geweigerd aangifte op te nemen.
- Een van mijn cliënten vond in haar dossier dat de politie het beleid had afgesproken géén aangifte van deze moeder op te nemen: moeder zou 'psychisch gestoord' zijn....(afspraak tussen politie en BJZ!).
- Is er al, hetzij schriftelijk bij de Hoofdofficier van Justitie danwel bij het politiebureau aangifte gedaan, dan hoort men vaak niets meer....
- Als men al aangifte probeert te doen tegen de gezinsvoogd/BJZ wegens het toelaten van misbruik en NIETS doen om dit tegen te gaan, dan kan men het wel helemaal schudden....
Hier speelt ook een achtergrond: de NAAM van BJZ/ de instelling / school is belangrijker dan het belang van hte kind of de ouders.... stel je eens voor dat 'hier' kinderen misbruikt worden, dat gebeurt hier toch niet....'...
Het is overigens schokkend hoe de media ouders typeren van UHP kinderen: kennelijk hebben de journalisten ook verzaakt eens met ouders te gaan praten... gelukkig doet de redactie van deze blog dat wél... zie het schokkende resultaat: dramatische verhalen....!
Nico Mul