http://www.dollsvilla.com/
Naar aanleiding van mogelijke juridische stappen door Liliane BV richting Jeugdzorg Dark horse, als reactie op onze eerdere berichtgeving, hebben wij contact opgenomen met mevrouw Limpens, de ontwerper en director van dit bedrijf. Dit om haar de keerzijde te laten zien van de opsporing van kindermishandeling en ook om ons nader te informeren over de schenking door een ideële stichting van een groot aantal poppenvilla’s aan 240 samenwerkingsverbanden van scholen (plus 20 pilot-scholen). Daarnaast hebben wij de website aandachtig bekeken en anders dan wij aanvankelijk dachten, blijken de poppenvilla’s niet bij toeval voor vroegsignalering van kindermishandeling te worden gebruikt. Er wordt op de site speciaal reclame voor gemaakt, dat de villa’s voor dit doel geschikt zijn. Poppenvilla’s worden bewust geleverd en ingezet als hulpmiddel bij signalering in scholen en kinderdagverblijven, om aan te sluiten bij de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode zal vermoedelijk vanaf 2013 van kracht worden en verplicht alle professionals die met kinderen werken om bij verdachte vermoedens een stappenplan te volgen.
Wat is een professional?
Vroegsignalering van kindermishandeling lijkt een sympathiek doel en het verkleinen van kinderleed krijgt over het algemeen van de meeste mensen instemming. Wat echter onvoldoende bij mensen bekend is, is de hoge mate van subjectiviteit die een rol speelt bij de beoordeling of een signaal in het poppenspel, wel of niet als teken van kindermishandeling mag worden aangemerkt. Het is door commentatoren van deze blog al vele malen opgemerkt, dat het woord ‘professional’ in het kader van onderzoeken naar kindermishandeling vaak misbruikt wordt. De term moet eigenlijk inhouden dat iemand een beroepsopleiding heeft afgerond en geregistreerd is bij een beroepsvereninging, met het daaraan verbonden tuchtrecht. Wanneer dit niet het geval is (AMK en BJZ-medewerkers hebben geen BIG-registratie, normering en tuchtrecht) heeft de term professional in feite de betekenis van 'broodverdienend’, terwijl er de suggestie mee wordt gewekt van deskundigheid en vakbekwaamheid. Dat een leerkracht in de klas professioneel is op het gebied van onderwijs, in de vakken taal, rekenen en aardrijkskunde, wil niet zeggen dat hij daarmee ook professioneel is op het gebied van signaleren van kindermishandeling. Ook niet na een weekendcursus van de LTAK (Landelijke Training Aanpak Kindermishandeling). Sterker nog, het traject dat kan volgen op de signalering in de klas; een onderzoek door AMK of de Raad voor de Kinderbescherming, voldoet vaak evenmin aan de eisen van kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg (en daar praat je over bij veronderstelde geestelijke en/of lichamelijke mishandeling).
Informantenonderzoek
Anders dan velen denken die zelf nooit in direct contact hebben gestaan met AMK, BJZ, of de Raad voor de Kinderbescherming, worden de ‘professionele’ onderzoeken naar kindermishandeling verricht zonder waarheidsvinding. Dat wil zeggen dat vermoedens kunnen volstaan om een gezin onder toezicht te stellen of een kind uit huis te plaatsen. Er worden zelden experts ingezet, die universitair geschoold zijn. Men neemt genoegen met onderzoekers van het niveau ‘sociaal werker’ om zorgelijke signalen op te pikken en door te geven aan de Raad voor de Kinderbescherming. Deze baseert zich op haar beurt in haar rapportages, voor tachtig procent op het materiaal dat wordt aangeleverd door het AMK / BJZ, wanneer zij bij de rechter een kinderbeschermingsmaatregel aanvraagt. Dit materiaal is voor het grootste deel informatie voortkomend uit Informantenonderzoek, wat op zijn best een meningeninventarisatie is (‘welke indruk hebben de informanten van het gezin?’), aangevuld met observaties en speculaties van de onderzoekers (Risico-taxaties zoals LIRIK, waarvan het Nederlands Jeugd Instituut zelf beweert dat ze nog niet op betrouwbaarheid en voorspellende waarde zijn onderzocht).
Jeugdzorgprofessionals inschakelen
Het inschakelen van jeugdbeschermingprofessionals door leerkrachten van een school die mishandeling of misbruik vermoeden, is niet zomaar een doorschakeling naar een veilige en deskundige vorm van hulpverlening. Het is veel veiliger voor kinderen als vermoedens van mishandeling met de ouders besproken worden, de huisarts wordt ingelicht en er een vorm van hulp wordt gezocht die aansluit bij de behoefte van het gezin, waarbij er niet direct het gevaar is voor dwang, stigmatisering en uithuisplaatsing. Vooral die gezinnen waar die problematiek binnen redelijke grenzen blijft, zijn zelden geholpen met jeugdzorg. Het is een trage vorm van hulpverlening, die niet bewezen effectief is, niet efficiënt en het heeft vaak geen centrale coördinatie bij verschillende hulpverleners op één gezin.
Daarbij speelt het gevaar van de macht van de gezinsvoogd, die in het multi-disciplinair overleg beeldbepalend is, omdat de teamleider en de gedragswetenschapper geen persoonlijk contact hebben met het gezin. Wil het niet zo boteren tussen gezinsvoogd en ouders, dan is de stap naar dwangmaatregelen gauw gezet. Bijkomend probleem is dan, dat de gezinsvoogd in de rechtszaal niet onder ede staat en alle ruimte krijgt om zijn of haar persoonlijke vermoedens en interpretaties te uiten. Er wordt hier dan ook menig maal voorbij gegaan aan het deskundig oordeel van experts, die onafhankelijk van jeugdzorg hun (vaak positievere) oordeel geven over ouders en gezin. Maar het onnodig negatief neerzetten van ouders en op die manier het kind beroven van zijn biologische ouders middels een onterechte uithuisplaatsing, geldt niet als kindermishandeling. Het disfunctioneren van jeugdzorg, is nog steeds geen onderdeel van de inschatting van de kindveiligheid.
Liever de eigen ouders
De vraag kan in veel gevallen gesteld worden of er wel echt kindermishandeling opgespoord wordt, of dat er een traject in gang wordt gezet, waarbij er vooral op de eerste signalen en vermoedens zal worden voortgeborduurd. De bekende tunnelvisie. Het mag duidelijk zijn dat er in elk gezin wel wat aan de hand is en niet elke ouder is altijd maximaal voor de kinderen beschikbaar. In het leven van een volwassene spelen vele dingen en de kinderen kunnen in een spanningsveld terecht komen van de zorgen die de ouders hebben over geld, de relatie, familiekwesties, burenruzie, gezondheidskwesties, een stroeve relatie met de school, of met een specifieke leerkracht. Het helpt dan meestal niet, als ouders worden aangevallen en als criminelen zich moeten verantwoorden voor strafbare feiten, waar de beschuldiger niet eens bewijzen voor hoeft te leveren. Hulpverleners mogen het idee hebben dat ze het kind moeten beschermen tegen de onvolmaakte opvoeders, maar ze vergeten licht dat het kind ook een belang heeft bij deze gemankeerde wezens. De meeste kinderen verkiezen hun eigen ouders boven vreemden, zelfs als er in het gezin dingen voor verbetering vatbaar zijn.
Geen methodiek of handleiding
Het probleem met signaleringshulpmiddelen als de Poppenvilla, is dat het begin van het onderzoekstraject – als het tot een AMK-melding zou komen – zich al kenmerkt door speculatie. Leerkrachten hebben niet de capaciteiten en de opleiding om te bepalen welke signalen in het spel van kinderen opgevat mogen worden als tekenen van mishandeling of seksueel misbruik. Deze manier van signaleren is erg suggestief en brengt een overmatig risico van projectie met zich mee. De opgevangen signalen – en de betekenis die aan hen wordt toegekend - worden later in een onderzoek naar kindermishandeling niet gecorrigeerd, want iedere inbreng blijft tot het kind zijn achttiende jaar een deel van het dossier. Anders dan in een politieonderzoek, ben je als ouder na een AMK/Raads-onderzoek nooit bewezen onschuldig. Meestal eindigt een AMK of Raadsrapport met het besmettelijke ‘noch bewezen, noch uitgesloten’, wat alvast de weg voorbereidt naar latere verdachtmakingen. Er wordt door goedbedoelende burgers vaak gedacht dat wanneer een gezin na een melding, toch een normaal gezin blijkt te zijn, het weer snel gerehabiliteerd zal worden. Maar de praktijk leert anders. Er bestaat feitelijk niet zoiets als onschuldig signaleren.
In gesprek met mevrouw Limpens worden onze bange vermoedens omtrent het gebruik van de villa’s alleen maar bevestigd. De Poppenvila’s worden aan de scholen verstrekt zonder methodiek of handleiding. Ze zijn bedoeld om de intuïtie van de leerkracht te versterken en zijn of haar ‘niet-pluisgevoel’. De poppenvilla’s worden in de klas neergezet, zonder dat hier iets over wordt medegedeeld aan ouders. Het moet laagdrempelig zijn, en kinderen kunnen er niets vermoedend in gaan spelen. De leerkracht kan dan af en toe vanuit zijn ooghoek kijken of hij iets ziet dat zorgen baart en bij meerdere signaleringen, dient het stappenplan van de meldcode gevolgd te worden. De goede bedoelingen van de ontwerpster van de poppenvilla, staan buiten kijf. Mevrouw Limpens vindt het vreselijk dat er duizenden kinderen thuis worden mishandeld, die hier niets over durven te zeggen, zelfs niet tegenover buitenstaanders. Met de poppenvilla’s wil zij het mogelijk maken voor kinderen om zich makkelijker te uiten over dit onderwerp, zodat zij hulp kunnen krijgen.
Het recht van ouders
De sponsor die verantwoordelijk is voor de verstrekking van de poppenvilla’s aan de scholen blijft anoniem, maar wie kan er verantwoordelijk worden gehouden voor deze 'bijzondere’ signaleringsmethode? Ouders hebben het recht om te weten dat er suggestief speelgoed aanwezig is op de school van hun kind, dat er bewust met dit doel is geplaatst. Dat is hun grondwettelijk recht, want zij hebben immers het gezag. Als kinderen op speculatieve gronden bij hun (niet misbruikende) ouders worden weggehaald, is dat ook een vorm van kindermishandeling. Eenmaal weggehaald uit het ouderlijk huis, komen ze niet zo snel meer terug. Vooral jonge kinderen heten al gauw ‘gehecht’ te zijn aan de pleegouders.
Nederland respecteert te weinig de internationale verdragen als het gaat om het recht op familieleven (EVRM 8) en er wordt niet genoeg aan terugplaatsing gedaan, waar dat wel mogelijk is. Het bizarre is, dat kinderen (vooral met een beperking) juist in een voogdijinstelling drie maal zoveel kans lopen om seksueel misbruikt te worden, als in een gemiddeld gezin. Jeugdzorg is in het geheel niet ongevaarlijk voor kinderen en elke speculatieve methode die hier een aanzet toe geeft, moet met kracht van de hand worden gewezen. Zeker als dit gebeurd zonder medeweten van ouders. Zij sturen hun kind immers niet naar school om bespioneerd te worden, maar om taal en rekenen te leren. Het is begrijpelijk als een leerkracht actie onderneemt om ernstige vermoedens van misbruik aan het licht te brengen en hulpverlening in te schakelen als dat nodig is, maar het ongevraagd observeren in een speelsituatie die veel weg heeft van ‘uitlokking’, kan toch niet de bedoeling zijn.
Reactie van mevrouw Limpens:
Naar aanleiding van onze bezwaren tegen het gebruik van de poppenvilla als signaleringhulpmiddel in scholen, heeft mevrouw Limpens een reactie gegeven.
Zij merkt op dat ons artikel over de Poppenvilla, de indruk geeft veel meer een aanklacht tegen jeugdzorg te zijn en de Raad voor de Kinderbescherming, dan tegen de poppenvilla. Zij brengt een scheiding aan tussen het functioneren van de jeugdzorg (het vervolgtraject bij vermoedens van mishandeling) aan de ene kant en het vroegtijdig signaleren van kindermishandeling aan de andere kant. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, zal volgens haar waarborgen dat met de signalen van kindermishandeling, op de juiste, zorgvuldige wijze, wordt omgesprongen door de leerkrachten. Zij benadrukt dat er altijd goed overleg moet zijn met de ouders, wanneer er zorgen zijn. Het hoeft in de praktijk niet altijd zo te zijn dat er meteen een AMK-melding wordt gedaan, bij gebleken zorgen. (Stap 5 van de meldcode heeft ook als optie ‘hulp organiseren’).
Toch is de scheiding die mevrouw Limpens maakt tussen het signaleren door leerkrachten en het in behandeling nemen van die signalen door jeugdbeschermers , redelijk kunstmatig. Dit zullen wij later in het artikel verder uitwerken. Laten wij eerst kijken naar een overzicht van wat mevrouw Limpens over de poppenvilla, de scholen en het gebruik hiervan door leerkrachten heeft gezegd.
Overzicht gebruik Poppenvilla:
“Alle professionals die met kinderen werken, waaronder leerkrachten, zijn conform het stappenplan van de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling, waarschijnlijk vanaf 2013, verplicht om verdachte vermoedens van mishandeling te melden. Onder invloed van deze wet zal de signaalgevoeligheid bij leerkrachten hoogstwaarschijnlijk toenemen.”
“Kindermishandeling bespreekbaar maken begint altijd met signalen en vermoedens. Die moeten getoetst worden. In eerste instantie altijd eerst met de ouders. Alleen wanneer ouders er niet op aanspreekbaar zijn en de school zorgen blijft houden zal de school in gesprek gaan met experts en kijken wat er nodig of mogelijk is. Wanneer echt niets helpt kan eventueel een beargumenteerde melding worden gedaan bij AMK | BJZ.”
“De villa is geen opsporingsmethode. De villa is een observatie-hulpmiddel voor leerkrachten om te komen tot eventuele ‘niet-pluis gevoelens’, een voorstadium van vroegsignalering. Een leerkracht kan allerlei noodsignalen van een kind opvangen: [uiterlijke] verzorging, veranderend gedrag, signalen in kindertekeningen en spel [met poppen], de leefomgeving, een gesprek.”
“De villa wordt ook primair geschonken als speelgoed en als impuls voor het samenwerkingsverband om de Meldcode in te voeren en waar nodig leerkrachten deskundiger en alerter te maken op signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld. En er zit juist het advies bij om voorzichtig te zijn met eventuele signalen die uit het spel naar boven komen. Recente onderzoeken laten de meerwaarde zien van vrij spel door kinderen.”
“Aanbevolen wordt om de LILIANE poppenvilla licht in te zetten in een basisschool en te gebruiken voor spontaan spel door communicatie met kinderen. Poppenspel is voor leerkrachten geen diagnostisch instrument, het is een observatie-hulpmiddel. Poppenspel maakt geen deel uit van waarheidsvinding.”
Bij de opmerking dat de ouders niet worden ingelicht door de school over de signaleringsfunctie van de poppenvilla, als onderdeel van de meldcode:
“Uiteraard. De school gaat toch niet bij elk nieuw stuk speelgoed de ouders hierover informeren. Het is primair speelgoed en een bij-effect kan zijn dat er signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld naar voren komen in het spel. Maar dat kan ook bij andere speelsituaties het geval zijn.”
“De Meldcode is een stappenplan dat gevolgd wordt bij signalen of vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld, juist om de zorgvuldigheid van het proces te bewaken, vanuit het belang van het kind. En het belang van het kind is dus vooral een positieve relatie met de ouders.”
“Elk speelgoed en elke lessituatie kunnen aanleiding geven tot vermoedens over kindermishandeling/ huiselijk geweld.”
“Inzet van de villa versterkt het doel van de wet Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling: het stimuleren van professionals om snel in actie te komen bijvermoedens van mishandeling.
Daar kan een melding op volgen. De signalen die kinderen tijdens poppenspel in de klas
uitzenden zijn niet geschikt voor diagnostisch gebruik of forensisch onderzoek. Dat wordt ook niet gesuggereerd.”
“In Nederland worden momenteel door velerlei organisaties trainingen voor leerkrachten ontwikkeld, om hen te scholen in vroegsignalering.”
“De LILIANE poppenvilla is voor leerkrachten een observatie-hulpmiddel, net zoals
kindertekeningen, veranderend kindgedrag en gesprekssignalen dat kunnen zijn.
“Wetenschappelijk onderzoek dient zich te richten op [de samenhang van] alle
signaalbronnen die een leerkracht ter beschikking staan om tot een vermoeden van mishandeling te komen. Maar waarom zou hier wetenschappelijk onderzoek voor nodig zijn? Een vermoeden is geen bewijs.“
“Kinderen die opgaan in het poppenspel kunnen aan oplettende leerkrachten [subtiele] signalen van nood afgeven, bewust of onbewust [stap 1 van de meldcode]. Juist het indirecte karakter ervan verstrekt kinderen in een bepaalde mate een voorzichtige en veilige ruimte om dit te doen. Zij hoeven persoonlijk niet te verraden of te ontmaskeren, dat doen de poppen voor hen. Het interpreteren en diagnosticeren van de signalen is vanzelfsprekend de verantwoordelijkheid van gekwalificeerde zorgdeskundigen binnen / buiten de school.”
De schenking van de LILIANE poppenvilla aan alle samenwerkingsverbanden primair onderwijs heeft tot doel:
- Invoering en naleving van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op alle scholen
- Het inzetten van preventieve programma's op alle scholen om kinderen te wijzen op mogelijkheden voor ondersteuning
- Voldoende scholing van alle leerkrachten om signalen van kindermishandeling te zien en te weten wat zij daar vervolgens mee moeten of kunnen doen.
Mevrouw Limpens voegt een link toe over het nut van ‘vrij spel’ voor kinderen. Hiermee geeft zij aan dat de villa, naast het signaleren van ‘kinderen in de knel’, ook een grote waarde heeft voor het fantasiespel van kinderen.
Nederlands Jeugd Instituut en RAAK
Wat vanaf het eerste moment bij ouders en ouderbelangengroepen argwaan wekte, toen bekend werd dat er poppenvilla’s beschikbaar werden gesteld aan 240 samenwerkingsverbanden van scholen, voor ondersteuning van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, was de anonimiteit van de sponsor. Om te beginnen was de berichtgeving hierover niet eenduidig en werd er aanvankelijk gesproken over een anonieme ‘persoon’ (persbericht NJI 24 feb. 2011) en later over een ‘ideële stichting’ en ‘initiatiefnemers’. Hierdoor blijft er verwarring bestaan over de motivatie van deze schenking, waar een bedrag mee gemoeid is van maar liefst 400.000,- euro. Bij een schenking van poppenvilla’s aan scholen, met een zo nauwe betrokkenheid bij het invoeren van de meldcode, gaat men al snel vermoeden dat er meer achter steekt dan een spontane actie van een filantroop, die om het welzijn van kinderen geeft. Met name de informatie die het NJI verstrekt, over de poppenvilla als hulpmiddel bij de meldcode, voortkomend uit het gedachtegoed van wijlen psychiater Prof.Dr. Andries van Dantzig en de door hem opgerichte vereniging RAAK (Reflextie – en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling) zette ons aan tot verder onderzoek.
Op de website van RAAK staat te lezen:
“Defence for Children International heeft begin 2000 het initiatief genomen voor een bijeenkomst om deze thematiek [te weinig preventie bij kindermishandeling] te bespreken. Hier is de groep RAAK uit voortgekomen die wil trachten een stimulans te geven aan de maatschappelijke en politieke discussie over en actie voor de aanpak van kindermishandeling.
Samen met de overige bestuursleden werkt hij onophoudelijk aan de grootste schending van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind in Nederland.
In korte tijd is RAAK uit kunnen groeien tot een serieuze overlegpartner in jeugdzorgaangelegenheden; tot een groep waar bewindslieden rekening mee willen houden. Dat kon gebeuren dankzij financiële steun van St. Kinderpostzegels, de Van Leer Foundation, Stichting Het Maagdenhuis en talrijke anonieme donoren”.
Meer preventie en meer ondersteuning van ouders
Wat kunnen we hieruit opmaken: RAAK heeft grote politieke invloed en is een overlegpartner in jeugdzorgaangelegenheden.
Dat de schenking van de poppenvilla’s niet afkomstig is van jeugdzorg, zoals mevrouw Limpens met ‘honderd procent zekerheid’ beweert, is in zoverre waar, dat jeugdzorg niet concreet de geheime sponsor is, wat veel ouders vermoeden. Maar er is wel een ideologisch verband. Het sterk preventieve karakter van het huidige jeugdzorgbeleid (door ouders ook wel eens heksenjacht genoemd) is vooral gestimuleerd door inspanningen van deze groep RAAK. Het jammerlijke daarbij, is dat het er op lijkt dat van het gedachtegoed van de heer Van Dantzig, door het ministerie van VWS vooral het element van uitbreiding van de definitie van kindermishandeling is overgenomen (ook geestelijk leed en ‘verwaarlozing’ worden nu gezien als mishandeling), en in mindere mate zijn roep om meer en effectievere ondersteuning voor ouders bij de opvoeding. De klacht van veel ouders die bij jeugdzorg lopen, is nog altijd dat ouders aan de kant worden geschoven, ten faveure van het ‘belang van het kind’, dat jeugdzorg zegt te behartigen. Het belang van het kind, krijgt nog steeds niet die integrale betekenis die het zou moeten hebben, met betrekking tot de waarde van familie en het besef van eigen afkomst.
Ook het Nederlands Jeugdinstituut geeft toe dat de effectiviteit van de jeugdzorg te wensen over laat:
“Signalen uit het veld en peilingen wijzen uit dat het beschikbare hulpaanbod voor mishandelde kinderen en hun ouders niet goed aansluit bij de omvang en aard van de vraag.”
“Wereldwijd zijn er nog maar weinig bewezen effectieve hulpinterventies na kindermishandeling. Ingrid ten Berge van het Nederlands Jeugdinstituut: 'Er zijn er wel een paar, maar die zijn niet breed verspreid in Nederland.”
RAAK-regio’s
De zorg die het NJI hierover heeft, hangt samen met haar betrokkenheid bij de zogenaamde RAAK-regio’s .
NJI: “Voor de bestrijding van kindermishandeling vond van 2003 tot 2006 een initiatief plaats dat bekend staat als 'de Regio's RAAK'. De doelstelling van deze vier proefregio's was het ontwikkelen van een sluitende aanpak van kindermishandeling: van preventie en opvoedingsondersteuning voor alle ouders tot het uitvoeren van effectieve interventies na geconstateerde kindermishandeling.”
Deze regionale aanpak van kindermishandeling is later landelijk doorgevoerd en eindigde in 2010, toen het gerealiseerd was. Vanaf 2011 heeft elke regio een ‘sluitende aanpak van kindermishandeling’. De regio’s worden ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut. De verwevenheid van RAAK en het NJI is duidelijk. Op de website van het NJI wordt er uitgebreid aandacht besteed aan de schenking van de poppenvilla’s:
“Door de schenking wordt het gedachtegoed van de oprichter van RAAK, psychiater Dries van Dantzig, kracht bijgezet. Het zo vroeg mogelijk signaleren van [huiselijk] geweld voorkomt of reduceert problemen in het leven op latere leeftijd.”
Landelijk kennisinstituut
Opvallend is dat een wetenschappelijk instituut, een landelijk kennis-instituut voor jeugd- en opvoedingsvraagstukken, dat voornamelijk de overheid als opdrachtgever heeft, geen vraagtekens zet bij de toepassing van poppenvilla’s als hulpmiddel bij vroegsignalering van kindermishandeling. En dat zij specifiek aangeeft, dat de villa’s als hulpmiddel kunnen fungeren om te observeren of kinderen ‘in de knel zitten’. Een eerdere schenking van een poppenvilla aan een vroegsignaleringsmodelschool verliep in samenwerking met het NJI en RAAK, volgens een persbericht van het NJI op 14 februari 2011.
Het is geen speelgoed!
Het niet informeren van ouders over de signaleringsfunctie van de poppenvilla in scholen, kan om verschillende redenen bekritiseerd worden. Als eerste kan niet worden volgehouden door mevrouw Limpens, noch door de anonieme sponsor, dat het hier slechts gaat over speelgoed met een neven-effect van opvangen van signalen van kindermishandeling. Nadrukkelijk is in persberichten aangegeven, dat de schenking is bedoeld als ondersteuning van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en dat ze een functie heeft bij vroegsignalering. Zowel RAAK als het NJI hechten grote waarde aan die vroegsignalering en ze zijn sterk bij dit project betrokken. Niet toevallig meldt het NJI dat het gedachtegoed van Andries van Dantzig, door deze schenking ‘kracht’ wordt bijgezet. De scholen in Nederland krijgen geen blokkendozen cadeau, maar een poppenvilla. Het kenmerkende daarvan, is dat spelen met poppen in een huiselijke context, de meeste kans maakt om de thuissituatie te simuleren. Het heeft een specifieke signaleringsfunctie, al mag er volgens de betrokkenen niet actief naar signalen worden gezocht. In tegenstelling tot deze bewering, worden de villa’s wel speciaal met dit signaleringsdoel aangeboden aan de scholen.
Signaleren in Almere
Een voorbeeld hiervan, is de manier waarop in Almere wordt ingesprongen op de poppenvilla als signaleringshulpmiddel.
SLAPO en de gemeente Almere organiseren eind 2012 een viertal stadsdeelconferenties in het kader van vroegsignalering voor zowel werkers in de voorschoolse periode als de onderbouw van het basisonderwijs. Met behulp van drie Liliane Poppenvilla's willen zij leerkrachten en leidsters vaardig maken in het vroegtijdig signaleren van mishandeling, misbruik, verwaarlozing van kinderen.
Geen gewoon speelgoed dus, maar iets waar ouders over behoren te worden ingelicht. Ook volgens de jurist van Judion, die wij over deze kwestie hebben gebeld. Als dit geïntroduceerd wordt op scholen met een specifiek doel, moet dit eerst aan de Medezeggenschapsraad worden voorgelegd ter goedkeuring en dient het in het schoolplan en de schoolgids te worden opgenomen. Maar hoeveel ouders zullen enthousiast raken over de poppenvilla, als zij vernemen wat de bijbedoeling is van dit ‘vrije spel’? Hoe zullen ouders reageren wanneer hen openlijk wordt verteld: “Kijk, we hebben een poppenvilla, daarmee kunnen we signaleren of uw kind wordt mishandeld of misbruikt (mogelijk door u)”.
Therapeutisch gezien is signaleren van kindermishandeling op deze manier ongeloofwaardig en gevaarlijk. Je kunt niet ‘toevallig’ mishandeling signaleren. Een bevoegd therapeut heeft meerdere sessies nodig om vast te stellen of bepaald gedrag van een kind duidt op mishandeling of misbruik. Zodra signalen van het poppenspel bestempeld worden als ‘zorgelijk’ wordt er al een kwalificatie gegeven aan het fantasiespel van het kind. Er wordt in dit verband gesproken over ‘inspelen op onderbuikgevoelens’ van de leerkracht en het ‘niet-pluisgevoel’. Hierdoor kan hij of zij de ‘intuïtie’ verder ontwikkelen. Dit soort aansporingen en trainingsmiddagen-in-signalering, worden ook niet gegeven bij de verkleedkist, de poppenkast, de puzzels, de duplo, of het knikkerspel op het plein.
De poging om de poppenvilla te presenteren als ‘slechts’ een hulpmiddel ter ondersteuning van de meldcode, gaat volkomen mank. Als de poppenvilla geen intrinsieke waarde zou hebben als signaleringshulpmiddel, anders dan andere vormen van speelgoed, zou de schenking niet specifiek als ondersteuning van de meldcode genoemd worden. De villa’s worden aangeboden aan de scholen, omdat ze méér geschikt worden geacht voor signalering en daarmee vormen ze een onderdeel van een onderzoek/opsporing. De waarnemingen worden niet spontaan gedaan door de leerkracht, maar er wordt op geanticipeerd. Men is zich terdege bewust van hoe gevaarlijk dit soort van ‘inspelen’ is, want er wordt aanbevolen om de villa ‘licht’ in te zetten. Ook dit is bepaald geen voorschrift voor de driewielers waar de kinderen in het speelkwartier op rondrijden.
Melden van signalen, niet genereren
Bij de beschrijving van de poppenvilla wordt de nadruk gelegd op het veiligheidsaspect. De poppen vinden niet primair gezelligheid met hun poppenvriendjes, maar ze zijn er veilig. Ze kunnen er even ontsnappen aan de ‘beklemming’ van hun dagelijks leven. Deze manier van functieomschrijving van de villa, heeft op zichzelf al een zorgelijk karakter. Niet bepaald geruststellend voor ouders die hun kinderen normaal opvoeden. Was het niet Jezus die zei: ‘Zoekt en gij zult vinden’?
De meldcode heeft bovendien niet de bedoeling om zoveel mogelijk signalen te gaan opvangen, maar om duidelijkheid te scheppen hoe bij vermoedens van mishandeling het beste kan worden opgetreden. De inzet van de poppenvilla daarentegen, zal extra signalen gaan genereren, omdat leerkrachten geleerd wordt om aan de hand van dit ‘speelgoed’ beter te signaleren.
Verschillende ouders hebben al aangegeven voor wat zij vrezen dat er kan gebeuren, bij verkeerde interpretatie van spelgedrag door hiervoor niet gekwalificeerde personen. Eén moeder vertelde dat haar dochtertje de gewoonte heeft om al haar barbiepoppen uit te kleden en in een speciale kist te leggen en de kleertjes in een andere kist. Wat zou de juffrouw op school kunnen denken van al dat blote gedoe? Hoe ‘professionals’ op een school kunnen reageren op informatie van kinderen, blijkt uit het verhaal van een moeder wiens kind ondervraagd werd door een Intern Begeleider. Zij vroeg het kind wat hij het lekkerste eten vond en het kind antwoordde ‘soep’. Hierna vroeg ze of hij ook nog andere dingen lekker vond, maar hij antwoordde ontkennend, ‘alleen soep’. In het dossier schreef ze vervolgens zonder medeweten van de ouders, dat moeder zelden kookte voor de kinderen en alleen af en toe soep klaar maakte. Dit terwijl moeder niets anders deed dan gezond eten klaar maken voor haar kinderen! De moeder vermelde dat het uiteindelijk allemaal goed af liep, na inmenging van politie, jeugdzorg, de geschillencommissie voor het onderwijs en de rechter! Je moet er toch niet aan denken wat er kan gebeuren als je kind straks soep gaat koken in de poppenvilla. Laten onbevoegden in godsnaam niet gaan gissen naar de mogelijke betekenis van signalen, want ouders kunnen hun kind kwijt zijn voordat ze goed en wel beseffen wat er aan de hand is.
Sven Snijer
Bericht ontvangen een half uur na publicatie van dit artikel:
(via de mail, onder aanduiding 'wijziging donatie-omschrijving)
Geachte heer Snijer,
De lading ‘vroegsignalering’ is van het villa-project in het basisonderwijs verwijderd.
De villa wordt nu als kinderspeelmeubel geschonken.
Daardoor is de noodzaak van een handleiding | methodiek komen te vervallen.
En kunnen kinderen voluit vrij spelen | precies zoals mijn intentie is!
Hiermee vervalt de bodem onder een artikel over de inzet van de villa als een observatie-hulpmiddel bij vroegsignalering.
Goeds,
Liliane M.E.M. Limpens
designer | director LILIANE BV
Redactie Jeugdzorg Dark horse: Zou de wijziging van de donatie-omschrijving, nu ook betekenen: wijziging in gebruik van de poppenvilla's? En hoe zit het met de trainingsdagen in Almere? Geld terug?
De Muppets van liliane
Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse