Pagina's

dinsdag 19 juni 2012

Jeugdzorg kan beter met hogeropgeleiden

http://www.socialevraagstukken.nl/site/2012/06/11/jeugdzorg-kan-beter-met-hogeropgeleiden/

11 juni 2012 

Jan Janssens

De Nederlandse jeugd behoort tot de gelukkigste ter wereld. Toch komt 10-15 procent in het jeugdzorgcircuit terecht. Dat circuit heeft geen goede naam. Wij kennen allemaal de schokkende verhalen. Of er echt zoveel fout gaat in de jeugdzorg, valt te bezien, maar het kan wel beter. {Er wordt naar misstanden binnen de Jeugdzorg nooit gericht onderzoek gedaan, dus het in twijfel trekken van de beweringen van ouders hierover kan beter uitgesteld worden, tot dit wel het geval zal zijn.}

Hieronder een schets voor een beter stelsel met hoger opgeleide hulpverleners. Eerst in het kort iets over de problemen binnen de drie ‘jeugdzorglijnen’.

Om te beginnen werkt de signaleringsfunctie, die de zogenaamde nuldelijnsjeugdzorg – voorzieningen zoals scholen en kinderdagopvang – heeft, niet optimaal. {Niet alleen wordt er problematiek niet gesignaleerd die er feitelijk is, ook wordt er melding gedaan bij AMK voor zorg die er feitelijk niet is. Misbruik van de zorgmelding door scholen komt veel voor, maar wordt in het geheel niet opgemerkt.} In de eerstelijnsjeugdzorg (huisartsen, jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, advisering aan jongeren en zorgadviesteams in het onderwijs, etc.) is een van de problemen de wildgroei aan opvoedingsondersteuning. Door alle opvoedwinkels- en bureaus, oudercursussen en ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s, zien ouders door de bomen het bos niet meer.

Een ander probleem is dat er vanuit de eerstelijnszorg te vlug en te veel wordt verwezen naar de duurdere tweedelijnszorg. {Of juist niet als het wel hard nodig is.}In deze tweedelijnsjeugdzorg gaat het om de geïndiceerde jeugdhulpverlening, de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-GGZ), de zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB-zorg), de jeugdbescherming, jeugdreclassering en gespecialiseerde onderwijsvoorzieningen. Idealiter indiceert Het Bureau Jeugdzorg (BJZ) welke vorm van hulpverlening nodig is. Maar indicaties voor zorg komen ook van huisartsen of het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Er ontbreekt dus een centrale toegangspoort, waarmee direct het eerste probleem is aangekaart.

Daarnaast is er sprake van verkokering als gevolg van gescheiden geldstromen. Deelsectoren worden uit verschillende potten (van provincies, zorgverzekeraars en AWBZ) gefinancierd en hebben hun eigen toegangsloketten en manier van werken. Daardoor sluiten vormen van hulpverlening niet op elkaar aan en ontberen jongeren soms, eenmaal opgenomen in een bepaalde vorm van jeugdzorg, andere vormen van relevante hulp. Ook de wildgroei aan interventies en het gebrek aan coördinatie van zorg veroorzaken problemen.

Wat kunnen we doen om deze kwesties het hoofd te bieden?

Eén regionaal steunpunt: het Centrum voor Jeugd en Gezin
Eén centraal lokaal of regionaal opvoedsteunpunt, waarin alle activiteiten van afzonderlijke instellingen gebundeld worden, zou een einde maken aan de wildgroei van opvoedingsondersteuning. Daarmee wordt de eerstelijnszorg ook transparanter voor personen uit de nulde lijn en krijgt de preventie van opvoedings- en gedragsproblemen meer kans van slagen, doordat tijdig kan worden doorverwezen.

Nu wordt zo’n centrale gemeentelijke aanpak momenteel in Nederland gerealiseerd. Elke gemeente zou al in 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) moeten hebben. Deze centra zullen ook de vijf preventieve taken op het terrein van opvoed- en opgroeiondersteuning uitvoeren die gemeentes volgens de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) hebben. De realisering hiervan is nog in volle gang en dat biedt ruimte voor concrete veranderingen en verbeteringen. Hieronder volgen mijn suggesties gekoppeld aan de Wmo-taken, waarbij ik een belangrijke rol zie weggelegd voor orthopedagogen.

Proactief informatie en advies geven

De eerste Wmo-gemeentetaak die het CJG uitvoert is informatie en advies geven. Dit gebeurt nu meestal passief, in gesprekken met bezoekers of door ‘leesvoer’ aan te bieden. Een CJG zou beter proactief kunnen werken dan wachten op de mensen die binnenlopen. Dat kan bijvoorbeeld door afspraken te maken met regionale week- en dagbladen over vaste rubrieken waarin kwesties als de koppigheidsfase, het experimenteergedrag van pubers, grenzen stellen etc. besproken worden. Ook lokale tv- en radioprogramma’s over opvoeding en ontwikkeling van kinderen, thema-ouderavonden, informatiebijeenkomsten voor jongeren of zwangerschapsgymnastiek zijn mogelijkheden om actief te informeren.

Actieve signalering van problemen

Ook bij de tweede Wmo-gemeentetaak van het CJG, het signaleren van (vermoede) problematiek in een gezin, is een proactieve aanpak mogelijk. Goed signaleren houdt meer in dan afwachten of er klanten komen. De praktijk leert dat die niet spontaan binnenstappen. Het CJG in Nijmegen en dat in Wijchen trekken gemiddeld twee bezoekers per week. Een CJG moet ook hier proactief te werk gaan, door bijvoorbeeld zelf onderzoek te doen. {Dit pro-actief zijn is juist volkomen in strijd met de gewenste laagdrempeligheid van de CJG's. Er is door de overheid een enorme misrekening gemaakt dat de CJG's vrij eenvoudig een toegangspoort zouden worden van waar uit de gehele zorg voor de jeugd gecoordineerd zou worden. Ze hebben er geen rekening mee gehouden dat ze ouders afschrikken vanwege hun nauwe band met Jeugdzorg en het gedwongen 'hulpverleningskader' en simpelweg de overbodigheid van het zoveelste opvoedbureau / bemoeizuchtloket. En aangezien de overheid nooit toegeeft dat ze het mis heeft, moeten er nu miljoenen geinvesteerd worden in het promoten van iets waar niemand op zit te wachten. Als ouders niet vanzelf over de (lage) drempel stappen van het CJG, dan wordt door deze hoogleraar aanbevolen om maar de AMK/ Jeugdzorg-verkleedkleren aan te trekken en een 'niet pluisgevoel'te ontwikkelen.} Ook moeten hulpverleners oog hebben voor impliciete opvoedingsvragen in een schijnbaar informatief gesprek.  Als een moeder bijvoorbeeld vraagt of druk gedrag normaal is voor de leeftijd van haar kind, vraagt ze wellicht advies over haar omgang met dat gedrag. (En misschien ook niet? Echt hulp vragen voor je kind moet je altijd doen via een doorverwijzing van je huisarts naar een specialist. Zo vermijdt je de inquisitoire methoden van Jeugdzorg.)

Om de gebrekkige signalering in de nulde lijn op te lossen zouden afspraken gemaakt moeten worden met alle partijen, van huisartsen tot peuterspeelzalen, van scholen tot sportclubs en maatschappelijk werk. Omdat het CJG daarin duidelijk moet maken welke problemen in huis kunnen worden opgelost en welke niet, is een vereiste dat de opvoedingsvoorlichters een gedegen pedagogische of ontwikkelingspsychologische opleiding hebben.

Meer pedagogische hulp binnen eerstelijnszorg

Een van de problemen in de eerstelijnszorg is dat er steeds meer ouders en kinderen verwezen worden naar relatief dure vormen van geïndiceerde hulpverlening. Dit hangt samen met een toenemende tendens om kinderen te etiketteren (de Winter, 2011): een druk kind krijgt al snel het label ADHD of een verlegen kind heeft een ’angststoornis’ Zo komen kinderen eerder bij de tweedelijnszorg terecht en dat is in veel gevallen onterecht. Want veel diagnoses worden gesteld met de klinische blik of niet valide instrumenten. Er kunnen veel meer ouders en kinderen worden geholpen in de eerste lijn: in het CJG. {En wie garandeert dat zij de Jeugdzorgbemoeials er niet bij halen?}

Het CJG kan best de derde Wmo-taak voor gemeenten oppakken: zorgen voor licht pedagogische hulp, waarbij dat ’licht’ zelfs weggelaten mag worden. Ook daarvoor heeft het CJG wel goed opgeleide hulpverleners nodig, waaronder orthopedagogen. Daarnaast moet het CJG de beschikking krijgen over adequate hulpverleningsvormen. Dat kunnen programma’s zijn die door de Erkenningscommissie Interventies goed zijn beoordeeld, zoals Triple P (Sanders 1999). Maar ook andere programma’s kunnen werken. De sleutel ligt vooral in de verbetering van de communicatie tussen ouder en kind en verandering in opvoedgedrag. {Het probleem met pedagogen is dat ze denken dat elk probleem van een kind opvoedingsgerelateerd is. Ze zien vaak de noodzaak niet in van goede diagnostiek. Want wat nu als het wél kindeigen problematiek betreft, zoals een pervasieve ontwikkelingsstoornis, waar ouders geen enkele schuld aan hebben. Hoe lang krijgen die dan te horen dat ze bij de opvoedingscursus 'beter hun best moeten doen'? En hoe lang wordt het kind getreiterd met allerlei pedagogische flauwekul, zonder de feitelijke aandoening te signaleren en daar (al dan niet met passende medicatie) gericht therapie en ondersteuning bij te bieden. Teveel 'labelen' is niet goed, maar nu krijgen we weer het omgekeerde fenomeen dat net zo verwerpelijk is: angst voor welke diagnose dan ook. Het is niet alleen vanuit het oogpunt van de kindvriendelijkeid dat men van de labeltjes af wil. Stel je maar eens voor hoeveel overbodige hulpprogramma's je kunt aanbieden aan een gezin (zonder resultaat) en hoeveel geld daar aan verdiend kan worden door de hulpverleners, bij gebrek aan een echte diagnose!}
Als het CJG goed opgeleide medewerkers heeft, kan het ook jongeren met psychische problemen, die nu vooral bij de jeugd-GGZ terecht komen, helpen met depressies, angst- en gedragsstoornissen etc. Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en jongeren die nu aangewezen zijn op LVB-zorg, kunnen vaardigheids- en weerbaarheidstrainingen, programma’s voor begeleid wonen en arbeidsvoorbereiding geregeld worden.

Vanuit CJG doorverwijzen

In een aantal gevallen zal doorverwezen moeten worden naar de tweedelijnszorg. Een gekwalificeerde eerstelijnsprofessional bij het CJG moet de rol van regisseur en hulpverlener op zich nemen en zal beslissen over de noodzaak van deze tweedelijnshulp. Opnieuw zullen dat goed geschoolde academici moeten zijn, met adequate kennis van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen. {Heel goed, alleen biedt het huidige beleid hier geen enkele garantie voor. Professor Van der Gaag pleitte in 2003 al voor een 'diagnostische zwaargewicht' aan de poort van de jeugdhulpverlening, die de eindverantwoordelijkheid heeft in het team. Dat is heel iets anders dan het frauduleuze teambesluit van AMK/BJZ waar er niemand specifiek verantwoordelijk is, maar dat wel moet doorgaan voor 'toetsingskader'.} Als elk CJG beschikt over een eigen team met deskundigen, dan wordt eindelijk vanuit één orgaan over de meest wenselijke zorg beslist. Het is niet onbelangrijk dat juist de academici, die geen arbeidsrechtelijke binding hebben met voorzieningen uit de tweede lijn, bepalen wie die zorg moet gaan verstrekken.

Hoe effectief zijn de methodieken?

Dan is nog steeds de vraag hoe het CJG-team moet beslissen welke vorm van tweedelijnshulpverlening past. Net als bij de opvoedingsondersteuning is er in de tweede lijn een overvloed aan interventies en methodieken. Hoe effectief zijn deze? Uit mijn eigen ervaring en onderzoek blijkt dat die effectiviteit nauwelijks of slecht wordt gemeten en dat de ene methodiek niet effectiever is dan de andere.

Zo heb ik als voorzitter van de Erkenningscommissie Jeugdinterventies heel wat programma’s voor ambulante gezinszorg zien langs komen, en vaak is het veel van hetzelfde. We implementeren dure programma’s uit de VS, die daar wel evidence-based zijn bevonden, maar die hun meerwaarde boven de in ons eigen land ontwikkelde programma’s nog moeten bewijzen. Ze zijn weliswaar gelikter, meer geprotocolleerd en bevatten duidelijkere aanwijzingen voor hulpverleners, maar inhoudelijk is er weinig nieuws onder de zon. De overzeese technieken wijken nauwelijks af van de technieken die we hier gebruiken.
In het verleden heb ik vaak gehamerd op meer protocollering, maar vandaag wil ik dat standpunt relativeren. Het succes van hulpverlening staat of valt met de persoon die het programma uitvoert en veel minder met het programma zelf. Dwing hulpverleners dan ook niet in een te strak keurslijf, maar zorg voor een gereedschapskist met technieken (in plaats van methodieken) die bewezen effectief zijn

Overigens gelden deze opmerkingen niet alleen voor programma’s ambulante gezinszorg. In de Databank Effectieve Jeugdinterventies zijn 161 interventies als erkend opgenomen, maar dat betekent voor 147 programma’s alleen maar dat ze theoretisch goed onderbouwd zijn, ze zijn niet bewezen effectief. Dat laatste houdt namelijk in dat in twee goed opgezette experimentele studies, waarvan ten minste één uitgevoerd in ons land, is aangetoond dat een interventie meerwaarde heeft boven een andere interventie of boven niets doen. Slechts vijf programma’s voldoen aan deze eis. Ik denk dat ik terecht het woord wildgroei in de mond heb genomen.

Terug naar het CJG: je beperken tot wat bewezen effectief is, maakt de spoeling dun en is in de praktijk niet werkzaam. Mijn advies is om niet het aanbod, maar de vragen van de cliënt leidend te laten zijn. {Het begint vaak met een hulpvraag van ouders, maar later wordt die hulpvraag ingevuld door de hulpverleners. Het aanvankelijke luisteren naar de hulpvraag, is vaak het excuus om later de boel te kunnen overnemen.} Dat kan dan soms resulteren in toepassing van een specifieke interventie en soms in de toepassing van een geheel aan specifieke technieken. Let wel, het gaat dan in de meeste gevallen om methodieken en technieken die alleen nog maar theoretisch goed onderbouwd zijn. Om hulpverleners in de eerste en tweede lijn in de toekomst beter te ondersteunen is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van methodieken en specifieke technieken. {Nog beter is om na te gaan over welke interventies de meeste klachten bestaan bij ouders. Vooral ten aanzien van trajecten die resulteren in gedwongen hulp en de dramatische gevolgen daarvan. Het is ergerlijk dat hulpverleners nog altijd denken dat de hulpverlening een soort experimentele speeltuin is, waar ze naar hartelust nieuwe dingen mogen uitproberen. Ze vergeten daarbij dat het oefenmateriaal bestaat uit levende mensen en dat mislukte methodes geen 'game over' zijn, maar verwoeste levens! Er is geen tijd meer om noviteiten uit te proberen. Er moet dringend achterom gekeken worden. Wat zeg ik? Achterom kijken? Leren van de fouten uit het verleden? Ingaan tegen de trend die ons jaren lang is ingewreven dat we vooruit moeten kijken, de veelbelovende toekomst tegemoet? Ja, dat zeg ik! Er moet een einde komen aan de speculantenpraktijken van de hoog opgeleide en ver boven het gewone volk zwevende ivoren torenbewoners, die interventies en implementaties aan het uitvinden zijn, zonder zich daarbij te storen aan de feitelijke resultaten in de levens van de mensen over wie het gaat. Van de huizenprijzen werd 10 jaar terug nog gezegd dat ze zouden blijven stijgen en dat de economie alleen maar zou groeien. En toen stortte opeens alles in...Met de Jeugdzorg zal precies het zelfde gebeuren. Wereldvreemde dromers die papieren plannen schrijven om de jeugd te 'helpen', die zo arrogant zijn om te denken dat klagende ouders altijd gefrustreerde mensen zijn, die niet kunnen accepteren dat ze gedwongen hulp nodig hebben. (Alsof er geen normale en ontwikkelde ouders zijn die hun kinderen verliezen aan de jeugdzorgmaffia) Die vertrouwen op de Jeugdzorglobby die de politiek en de rechters voldoende heeft geindoctrineerd, om de fouten in het systeem goed te maskeren. Die met gelikte PR-campagnes iedereen op het verkeerde been zetten, door hun product zo goed mogelijk aan de man te brengen, zonder er bij te vermelden wat voor schadelijke ingrediënten het bevat.}

Een betere toekomst?

Resteert het probleem dat in de tweedelijnszorg speelt, de coördinatie van zorg. Als er meerdere hulpverleners betrokken zijn bij één gezin, bijvoorbeeld GGZ, maatschappelijk werk, politie en huisarts, dan moet er één persoon – een gezinscoach – de regie voeren. Na realisering van de CJG’s moet deze regiefunctie daar terecht komen. Wat voor personeel heb je daarvoor nodig? Opnieuw pleit ik voor hoog opgeleid personeel.
Wellicht hebt u de indruk gekregen dat ik geen hoge pet op heb van de jeugdzorg. Integendeel, ik heb in onderzoek en praktijk ervaren dat het aantal incidenten in genen dele opweegt tegen de vele successen die in de jeugdzorg worden bereikt. Ik heb grote bewondering voor de mensen die in de jeugdzorg werkzaam zijn. Zij hebben elke dag weer te maken met moeilijke jongeren, radeloze ouders en multiproblemgezinnen. Het werk in de jeugdzorg valt of staat met de kwaliteiten van mensen die hier werkzaam zijn.
Als het nieuwe stelsel van jeugdzorg kan zorgen voor een betere toekomst van die zorg, dan is dat doordat de werkers in de jeugdzorg hun kwaliteiten nog beter kunnen aanwenden dan nu het geval is. Met hoger opgeleid personeel en een stelsel waarin het CJG tot volle wasdom is gekomen. {Het CJG zoals door deze professor beschreven, klinkt als een sprookje en blijft een sprookje. Er komt geen voldoende mate aan universitaire professionaliteit in de CJG's, want die zijn niet beschikbaar voor zoveel kleine gemeenten. Ook jammer dat deze wijsheid pas komt bij de afscheidsrede van de man. Had hij dit allemaal 20 jaar terug bedacht, dan had het nog veel ellende kunnen voorkomen.}

Prof. dr. J.M.A.M.(Jan) Janssens (1947, Tilburg) was sinds 1997 hoogleraar Opvoedings- en gezinsondersteuning en Methoden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en is directeur van het Onderwijsinstituut Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde. Dit is een ingekorte en bewerkte versie van zijn afscheidsrede van de Radboud Universiteit op 8 juni jl.


             Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html


7 opmerkingen:

  1. Jan Jans(sen) en de kinderen!!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoger opgeleid? HBO is nu wat vroeger MBO was .. :

    'Taalniveau hbo-student laag'
    Laatste update: 3 april 2012 10:02 Bron: www.nu.nl
    AMSTERDAM - Steeds meer hbo-opleidingen zien zich genoodzaakt aparte taalprogramma's op te zetten, omdat het taalniveau van studenten te laag is.
    Bij sommige studies heeft bijna de helft van de studenten een zeer geringe woordenschat, problemen met spelling, grammatica en taalvaardigheden als begrijpend lezen. Dat melden de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, schrijft Spits dinsdag.
    Zowel autochtone als allochtone studenten van de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht kampen met een te laag taalniveau.
    Taalspreekuur
    Zo zou bijna de helft van de studenten van de Hogeschool van Amsterdam problemen hebben met lezen en het schrijven van teksten. Op die hogeschool bestond eerder bij een paar afdelingen een gratis taalspreekuur. Dat wordt nu echter breed ingevoerd op de school.
    Ook in Rotterdam is een taalprogramma voor beginnende studenten gestart. De Haagse Hogeschool bekijkt per 'kennisdomein' welke maatregelen nodig zijn en voert vanaf volgend jaar een toets schrijfvaardigheid in.

    Geen wonder dat er vaak 'communicatieproblemen' zijn. En volgens Bjz ligt dat natuurlijk aan de ouders.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. "Als er meerdere hulpverleners betrokken zijn bij één gezin, bijvoorbeeld GGZ, maatschappelijk werk, politie en huisarts, dan moet er één persoon – een gezinscoach – de regie voeren."

    Een coach die de regie uitvoert? Is het niet verstandiger om de regie terug te geven aan de ouders. Zij weten immers wat het beste is voor hun kind. Wat ouders meer nodig hebben is een bodyguard die al dat gespuis de deur uit kan smijten.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Robert Slis, Rotterdam20 juni 2012 om 10:49

    Ik word een beetje moe over het feit dat dit jeugdzorg probleem en de totale hulpverlening word afgedaan als een opleidings niveau, hier in Nederland is het meer een probleem dat jij als mens in een cirkel van hulpverlening word ingetrokken en daar ook moet blijven, want deze mensen moeten ook werken en geld verdienen. Bijv. mijn dochter zou een hechtingsstoornis waarvoor sherbourn therapie, ja twee jaar later. Kijk heel dat verhaal over die hechtingsstoornis klopt niet want het is voor mij gewoon verlatingsangst.

    Mijn ex iemand met een antisociale PS (psychopaat)zei tegen mij dat ze ADHD had, wat trouwens heel veel borderliners en psychopaten zeggenen mijn kind is voor haar alleen een stukgereedschap. In eerste plaats in de relatie om mij te kunnen chanteren en na de relatie om mij pijn ermee te doen en nu word er door jeugdzorg en alle aanverwanten hetzelfde gedaan en weer als inzet mijn dochter, die met 6 jaar al over doodgaan had en al zware borderline symptomen heeft. Mijn ex wou ermee bereiken dat of dat ik zelfmoord zou plegen of dat ik heel lang in de gevangenis terecht zou komen door bijvoorbeeld dat ik iemand zou pakken, dat spelletje is nu overgenomen door jeugdzorg. En dat terwijl mijn ex volgens heel veel mensen al 20 jaar in een gesloten inrichting zou moeten zitten maar nu nog steeds buiten rondloopt en als je zou weten hoeveel ellende zij al veroorzaakt en heoveel geld zij kost alleen maar zodat zij haar ding kan doen, dan zouden veel mensen denk ik in opstand komen.
    Zulke mensen staan namelijk op een zogenaamde PGA lijst persoongerichte aanpak die mensen schijnen alles voor elkaar te krijgen, 2 honden die allang afgepakt hadden moeten worden 5 jaar geleden wegens mishandelingmaar iedere keer in het Delta in het assiel zitten,waar jij voor mag betalen als jij geen onderdak heb moet je naar de nachtopvang, nee zij laat zich opnemen in een crisis opvang, bezoekregeling gaat er iemand van de Bavo mee 2uurtjes bezoek is ze ongeveer 4 uur voor kwijt rond de 200 euro. Als ze belt voor een crisis situatie kost 780 Euro per keer en dat kan goed 2 of 3 keer per week zijn en soms komen ze gewoon voor niets omdat de client niet eens thuis is kosten gewoon 780 Euro.
    En op papier ben ik nog gekker dan mijn ex vriendin en ik ben zwaar agressief terwijl ik door iedereen als een goede en eerlijke jongen word beschreven die helemaal niet agressief is maar juist heel rustig.

    Ik ken helaas nog meer van dit soort gevallen als mijn ex vriendin en het lijkt er meer op dat deze mensen gebruikt worden voor de aanvoer van onze fijne hulpverlening dan dat deze hulpverleners die voor onze veiligheid en geestelijke gesteldheid moeten zorgen moeten doen wat ze horen te doen de BOPZ regels naleven WANT HOE KAN JE ANDERS EEN NEDERLAND KRIJGEN MET MENSEN MET NORMEN EN WAARDEN ALS JE ALS OVERHEID PSYCHOPATISCHE HANDELINGEN GAAT VERRICHTEN.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Prof. dr. J.M.A.M.(Jan) Janssens (1947, Tilburg) zegt: in onderzoek en praktijk ervaren dat het aantal incidenten in genen dele opweegt tegen de vele successen die in de jeugdzorg worden bereikt.
    Ik ben geen professor, maar ik ervaar dat de successen in de jeugdzorg niet opwegen tegen de vele incidenten!
    Grote bewondering voor en tevens diep medelijden heb ik met ouders die dagelijks onder de repressieve macht van jeugdzorg moeten leven.
    Radeloze, géén redeloze ouders, hoog- middel- en laag opgeleid!
    In een opzicht geef ik de professor enigszins gelijk: ‘het werk in de jeugdzorg valt of staat met de kwaliteiten van mensen die hier werkzaam zijn.’ Beter lijkt mij te zeggen: het zijn ouders en kinderen die vallen of staan met de kwaliteiten van mensen die in jeugdzorg werkzaam zijn.
    Hoe lang blijven professoren, politici en rechters (men) nog spreken over incidenten?
    Hoe lang duurt het nog voordat men inziet dat het niet incidenteel maar structureel is?
    Hoe lang blijven kinderrechters zich verlagen recht te spreken wat krom is?
    Hoe lang nog blijven rechters de aantoonbare leugens accepteren die jeugdzorg hen voorlegt in woord en geschrift?
    Vaak heb ik een moedeloos gevoel, en moe word ik er ook van. Maar moedeloos = zonder moed, dat ben ik nog niet. Met geloof, hoop, moed en een heleboel liefde wil ik doorgaan mensen informatie te verschaffen over de ‘incidenten’ door jeugdzorgwerk.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Goed streven, maar zoek eens onder VVNOR.

      Een groep gescheiden ouders die al in 1994 met deze problematieken (om in het jargon te blijven) bezig was ..

      In het belang en de ontwikkeling van de hulpverleners (;-) vraag je je af wat er in vredesnaam nodig is om door te dringen tot hun denken.

      Verwijderen
  6. Uit Vooraf, Taru Spronken in NJB
    Het zijn voornamelijk de rechtspsychologen geweest die de afgelopen tijd de niet-juridische aspecten van de rechterlijke oordeelsvorming in lastige zaken onder de loep hebben genomen en daarom is het eigenlijk wel jammer dat zich onder de NJV- preadviseurs geen rechtspsycholoog bevindt. Want ondanks de soms wat irritante titels van hun publicaties, zoals ‘De slapende rechter’, valt er van hun bevindingen veel te leren. De meest waardevolle bijdrage van de rechtspsychologen aan het waarheidsdebat is naar mijn mening de bewustwording van de onbetrouwbaarheid van beeldvorming, hoe snel we op een dwaalspoor kunnen belanden en hoe belangrijk twijfel is. Het overgrote deel van het bewijs in strafzaken bestaat uit in processen-verbaal vastgelegde waarnemingen van opsporingsambtenaren en verhoren van getuigen en verdachten. Vooral als het erom spant moeten we ons realiseren dat bij het doen van waarnemingen en het opnemen van verklaringen daarover gemakkelijk vertekeningen kunnen ontstaan. Het is heel moeilijk open te blijven staan voor een andere perceptie van wat er zich heeft afgespeeld als een voorstelling van zaken zich eenmaal in ons brein heeft gevormd. Zien we in de op deze pagina geplaatste afbeelding een jonge vrouw, dan kunnen we moeilijk omschakelen naar de oude vrouw en vice versa. Het is een bekend plaatje, maar daarom niet minder indringend. Het laat ons zien hoe voorzichtig we moeten zijn met te menen de waarheid te hebben gevonden.

    Dit Vooraf is verschenen in NJB 2012/22.

    En hoe leg je uit aan Bjz medewerkers (MBO/HBO 'niveau') met:
    - een zeer geringe woordenschat
    - problemen met spelling, grammatica
    - problemen met taalvaardigheden als begrijpend lezen
    - een te laag taalniveau
    - problemen met lezen en het schrijven van teksten

    Zelfs evt. na een korte bijspijkercursus van kennelijk wanhopige opleidingsinstituten

    Dat hun versie van de 'waarheid' onjuist is??

    BeantwoordenVerwijderen