Pagina's

donderdag 17 mei 2012

Wordt de Transitie Jeugdzorg een verbetering?

Bij de komende Transitie van de Jeugdzorg, waarbij de verantwoordelijkheid en de financiering van de provincies naar de gemeenten zal gaan, wordt er veel onderzoek gedaan naar de manier waarop gemeenten straks hun ‘zorg’ moeten gaan inkopen.

Voor een groot deel is dit een bestuurlijk en organisatorisch verhaal. De bedoeling van de transitie, is om gelijktijdig met de overheveling van de verantwoordelijkheid naar lokaal niveau, ook de hulp aan jeugdigen effectiever te maken, door de lijnen korten te houden.

Of dit ook gaat lukken is nog maar de vraag, aangezien de manier van werken in de praktijk op de zelfde leest geschoeid zal blijven.

We willen ons toespitsen op dat deel van de ‘jeugdzorg’ waar het IVRK artikel 24 om de hoek komt kijken, en in de praktijk de vage overgang tussen vrijwillige hulpverlening en gedwongen zogenaamd ‘kinderbeschermende’ maatregelen tot foute, ja zelfs schadelijke ‘hulp’trajecten leiden.

Geen bevoegdheid tot diagnostiek

De folders, de p.r.-praat, en de mooie interne onderzoeken van de bureau-jeugdzorg-lobby, die gebaseerd zijn op de signalen van diagnostisch-onbevoegde sociaal werkers in BJZ, en die de gemeenten onder ogen komen, geven een ander beeld dan de praktijk uit externe wetenschappelijke onderzoeken 1), waar de kern van is:  bureaus jeugdzorg (straks de CJG’s) matchen de kennis niet bij de case.

Op het niveau van sociaal werkers, met slechts een HBO-opleiding (=BJZ) kan en mag men niet verwachten, dat deze leidt tot het herkennen van lastig te diagnosticeren gedragsproblematiek. De diverse hechtingsstoornissen zijn slechts te diagnosticeren door gecertificeerde observatoren 2). BJZ kan dit niet, maar het manco is dat BJZ niet doorverwijst. Ouderorganisaties zien dit keer op keer. Zo komt hechtingsproblematiek bij pleegzorg nog net iets vaker voor dan bij adoptie 3); maar wat gebeurt er wanneer BJZ (sociaal werker met blind team, dat de cliënt niet ziet en onderzoekt) geen diagnose laat doen?

‘Brood verdienend’

De praktijk is dat ouders kunnen klagen en protesteren, maar dat BJZ een beroep doet op haar ‘professionaliteit’. (Professioneel =  beroepsmatig / ‘brood verdienend’ en niet persé ‘deskundig’).
Het gevaar van OTS en uithuisplaatsing, als zogenaamde bescherming van de psychologische ontwikkeling van het kind (zoals BJZ suggereert) is gespeend van diagnostiek, wat met het fundamentele belang (hechting tegenover PAS), zowel als het fundamentele recht van het kind op hoogwaardige gezondheidszorg in strijd is. Foutieve trajecten, gebaseerd op meningen van sociaal werkers, kunnen zeer schadelijk zijn en ontnemen het kinderrecht op gezondheid en hechting.

Waar naast ouderorganisaties en wetenschap er ook advocaten zijn die de kern van het probleem van ‘jeugdzorg’ zien, m.n. schreef Peter Prinsen als initiator een open brief aan de Eerste Kamer 4), is kennis verschaffen aan de gemeenten, hoe er wél bij een vermoeden van een bepaalde problematiek naar goede diagnostiek geleid kan worden, van groot belang voor het kind.

Waar er grote onzekerheid heerst over de veiligheid van het kind, zou slechts een genormeerde Raad voor de Kinderbescherming (en niet meer BJZ) een onafhankelijk en diagnostisch onderzoek mogen doen, om deze te garanderen; daarbij zou er meer dan nu gewerkt moeten worden aan (intensievere) hulpverlening aan huis, ook aan de ouders. Niet het kind zou zo nodig uithuis geplaatst mogen worden, maar diegene die de bedreiging vormt. Een eventuele begeleide bezoekregeling moet voldoende frequent zijn om het kennen van een ouder, een behoefte van een ouder kind, niet in gevaar te brengen. Dit is veel gezonder voor het kind, dat net zoals geadopteerden, uiteindelijk al zijn ouders wil kennen (tv Vermist bijvoorbeeld). Het niet-kennen kan een leven lang frustreren.
Eventuele gezinsbegeleiding of pleegplaatsing (zoals de gezinsvoogdij nu) zou de gemeente tezamen met een diagnost kunnen overnemen. Een sociaal werker kan niet alles signaleren en overbrengen.

Diagnostische toegangspoorten

Er zou goed op de hoeveelheid pleegplaatsingen bezuinigd kunnen worden, omdat BJZ deze veelal niet goed heeft kunnen onderbouwen met valide motivering (Awb3:46). 5).
Voor juiste diagnostiek zouden ingangen gecreëerd kunnen worden, zoals prof.dr. R.A.C. Hoksbergen 6) reeds in 2000 adviseerde voor de doelgroep pleeg- en adoptiekinderen: een op te richten gespecialiseerde IBAP. Daar zouden ook hechtingsstoornissen bij gewone kinderen herkend kunnen worden.

Onverwaterde kennis in een specialistisch centrum. Zo kunnen er voor andere doelgroepen andere ingangen komen, specialistisch op desbetreffend gebied. (Denk hierbij aan: omgangsfrustratie na echtscheiding, laag-IQ-gezinnen, asogezinnen of multiprobleem-gezinnen, AMA’s, tweecultuur-problematiek, etc., elk een eigen kennis van node)

1. literatuur o.a.: S.L. Smith, Dondaldson Adoption Institute, Keeping the Promise: Critical Need for Post-Adoption Services to Enable Children and Families to Succeed, 2010, http://www.adoptioninstitute.org/research/2010_10_promises.php of in Nederlands: http://dl.dropbox.com/u/2479159/Keeping%20the%20Promise-%20VERTALING%20-summary.pdf; maar ook de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (gezinsvoogdij en kinderdoden) of de Kamercommissie Samson (kindermisbruik binnen BJZ) herkennen dit als kern.

2. literatuur: L. Wijnroks et al, Onveilig gehecht of een hechtingsstoornis, 2006; later gevolgd door prof. dr. F. Juffer, Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties, inzichten uit gehechtheidsonderzoek, Research memoranda, nr. 6, 2010 (m.n. pag. 29 over E.A.S.) http://media.leidenuniv.nl/legacy/researchmemorandum20106-beslissingenoverkindereninproblematischeopvoedingssituaties.pdf.

3. Linda van den Dries & Femmie Juffer, 2011, Een nieuwe start: gehechtheid van adoptiekinderen, grafiek!, http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/03/hechtingsbehandeling-in-de-reguliere.html .


5. Rond het (bij vraag naar diagnostiek) ‘doorverwijs- en terugplaats-beleid’ van BJZ herkent  raadsheer mr. P. A. J. Th. van Teeffelen van het Gerechts­hof te ’s Hertogen­bosch (juris­tenblad FJR, 10, 2010, p. 248) knelpunten.  Hij somt 3 knelpunten op in de BJZ-inzet, die door de opbouw der stukken voor een rechtsgeleerde al een waar zoekplaatje oplevert, laat staan voor ouders:
 
“We vroegen ons af of er ook geen lessen uit het verleden te trekken vallen. …

Het wordt lastig, indien adequate beantwoording [van BJZ op diens verantwoordingsplicht] uitblijft en het wordt dubbel lastig, indien het hof niet kan instemmen met de lijn, die het bureau in het verleden heeft uitgezet, omdat het hof die bij een afweging van alle belangen niet voldoende redelijk vindt. In de praktijk is het dan voor het hof niet eenvoudig om het beleid van Bureau Jeugdzorg een beetje bij (c.q. om) te buigen, laat staan dat dit voor cliënten in een rechtstreeks contact met Bureau Jeugdzorg een gemakkelijk haalbare zaak is. …

 
Om te beginnen met het eerste knelpunt, kinderen worden met een machtiging uit huis geplaatst en vervolgens gebeurt er bij/aan de ouders lange tijd niets. Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd.

Als ouders via derden zelf hulpverlening organiseren [als daaraan al wordt meegewerkt door het bureau], duurt het erg lang voordat Bureau Jeugdzorg een beslissing tot terugplaatsing overweegt, laat staan voordat die genomen is. Zeker als het kind naar zeggen 'goed zit', is er weinig animo tot terugplaatsing.

Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op de vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd. Toch is het met name bij jonge kinderen de bedoeling van de wetgever dat terugkeer naar huis binnen het kader van de ondertoezichtstelling echt serieus genomen wordt. In deze situatie (dus niet voor, maar na de uithuisplaatsing) merken we weinig van het effect van de landelijk ingevoerde Delta-methode.”       {Ouders zien hun [valide] inbreng niet terug in Plan van Aanpak of Indicatiebesluit.} 

“…Het tweede knelpunt heeft betrekking op de uit te brengen rapportage. Aan het hof en uiteraard ook aan ouders dient te worden gerapporteerd. Rapportage van het Bureau Jeugdzorg is in het algemeen niet eenvoudig te lezen. Voor de jaarlijks uit te brengen rapportage schijnt ‘protocol’ te zijn, dat grote  delen van het rapport van de raad letterlijk worden overgenomen en daarvoor, daartussen of daarachter worden de eigen bevindingen van het Bureau Jeugdzorg opgenomen. Het indicatiebesluit en het plan van aanpak zijn in de praktijk grotendeels gelijkluidend en het is soms heel moeilijk te lezen of bepaalde doeleinden nog behaald moeten worden of inmiddels al zijn gerealiseerd. Het komt verder nogal eens voor, dat de rapportage van Bureau Jeugdzorg soms tientallen pagina's lang is en een waar zoekplaatje. Een behoorlijk geschreven verweerschrift van Bureau Jeugdzorg is dan noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van de situatie.

Bepaalde bevindingen van raad of bureau, die in het verleden door cliënten met succes zijn aangevochten, blijven regelmatig in de volgende rapportage weer terugkomen.… Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd.”…

 “… Voor cliënten lijkt het in een aantal situaties dan ook een gevecht tegen windmolens in plaats van dat de hulp wordt verleend, waar het allemaal om begonnen is.

Het derde knelpunt heeft betrekking op de verantwoordingsplicht van Bureau Jeugdzorg. Het bureau heeft er jegens het hof nogal eens zichtbaar moeite mee zich te verantwoorden. Dat kan gemakkelijk leiden tot irritaties over en weer. Voor het hof is het de kunst om hoffelijk te blijven, ook al heb je soms grote problemen met de wijze waarop door het bureau in het verleden is gewerkt. Doordat er soms in een jaar weinig structureel aan een bepaalde zaak is gewerkt, ontstaat in het vraaggesprek nogal eens een pijnlijke situatie. Het bureau wil dan nogal eens een houding aannemen van: ‘wij weten het beter en u begrijpt niets van ons vak.’...

[Bij BJZ] is er weinig animo tot terugplaatsing. Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op onze vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd. Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd. … Onwillekeurig rijst dan de vraag nogal eens: ‘is het bureau er voor de cliënten of zijn de cliënten er voor het bureau?’”     (Citaten)     http://www.recht.nl/vakliteratuur/aflevering.html?aflevering=16237.


 waaronder R.A.C. Hoksbergen, 2000, Openbaar college: ‘Adoptie: een levenslang dilemma?’, ISBN 90-805430-2-0, pag. 25-26: IBAP.

              Terug naar Alle artikelen Jeugdzorg Dark horse
C http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/04/alle-artikelen-jeugdzorg-dark-horse.html

2 opmerkingen:

  1. "De lijnen kort houden" heet het. Het wil zeggen: de ingangen kort en dichtbij,.... en daarna, ja, daarna -bij gebrek aan deskundigheid op niveau bij meer dan 400 gemeenten- het kind ver weg, leuk naar pleegzorg (UHP).
    Het kind is bij UHP toch 'al' gewend aan pleegzorg na 5 jaar (van de ca. 80 levensjaren als verwacht -- of moeten we delen op de 18 jaar kindschap?).

    Hoe kunnen gemeenten uit de folders de waarheid extraheren? Inkoop is iets kouds. Net zoals schoolvervoer: het zijn maar dingen die 'kinderen' heten, zonder gevoel, die vervoerd moeten worden.

    De gemeente als diagnost? Welnee.

    Leidt uithuisgeplaatst-zijn (UHP) met te weinig lange bezoeken en te lage frequentie niet tot PAS: :
    PAS is een syndroom.
    Wat is de definitie van syndroom?
    In de medische wetenschap is een syndroom een groep van symptomen die bij elkaar mogen worden geplaatst omdat ze zich gezamenlijk voordoen.
    Het is een cluster van symptomen die samen aanwezig zijn en dit cluster wordt dan syndroom genoemd. -- En nu PAS:
    Ik (prof. R. Gardner) zal een definitie geven van PAS: :
    PAS is een verstoring die alleen en exclusief ontstaat in een dispuut om het gezag en de zorg over een kind. Ik heb nog geen zaak gezien waarin er geen sprake was van een gezags- of zorgkwestie.
    Meestal gaat het om de vader en de moeder, soms om de grootouders,... en met BJZ in zicht kan het veelal ook gaan om gezinsvoogden met gebruik van hun macht, zonder aan diagnostiek te doen... Maar het gaat altijd om een gezags- of zorgkwestie. Link: http://peterprinsen.nl/PAS-REGISTRATIE/DrGardnerIpresume.htm .
    Het hoeft dus niet om één ouder te gaan. Geadopteerden hebben er wel 4. Ook twee ouders niet meer door praktijk-contact 'kennen' is traumatiserend.
    En "PAS is een ziekte, en de wetgever heeft de macht om rechters te machtigen de ziekte te genezen".

    BJZ doet wel erg krampachtig een beroep op z'n 'professionaliteit'; dat doet toch geen één echte diagnost?!! Professie = werk.
    Niet deskundigheid.

    Deskundigheid komt kijken wanneer men werkt volgens beroepsethiek, beroepsnormering en tuchtrecht, en zich beëdigt op familierechtelijke zittingen. Geen verdraaiingen doet en integraal doorgeeft wat aan gegevens is verstrekt, ook die van de ouders. En dan niet dat laatste achteraf toegevoegd, zodat de rechter er een zoekplaatje aan heeft, en het maar niet-serieus neemt. Dan krijgen we geen rechtsgang maar een speculatieve meningsvorming door een rechter gepleegd.

    Een echte deskundige saboteert het recht gelegd in het McMichael-arrest dd. 24-02-1995 Hof EVRM niet.
    Maar bij BJZ is de inzage-vrager niet zeker of hij wel alle stukken (die tot het proces behoren) te zien zal krijgen. Er is reeds bewezen dat een BJZ of gezinsvoogdes een schaduwdossier bijhield, door een misverstandje van de balie.
    Soms worden copieën niet afgegeven. Die wel voor de rechtszaak van belang waren; en BJZ smoest: het was privé. Ouders zijn gezagdragend, maar dat erkent BJZ vaak niet.
    BJZ doet naar derden of de ouders geen gezag hebben, maar de gezinsvoogd zelf, tegen de wet in!

    Wat is BJZ toch mooi, en die werkers komen straks solliciteren in de CJG's der gemeenten.
    Korte lijnen, ja, vooraf. Maar kijk eens naar daarna!
    Gemeenten kunnen niet elk een of meer deskundigen, beter dan sociaal werk, in huis hebben!
    Geld gooien in opleidingen van sociaal werkers: kan nooit diagnostisch niveau worden! BEZUINIG op hen!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De bestaande wantoestand wordt waarschijnlijk min of meer integraal bij de gemeenten 'over de schutting gegooid'. Inclusief bezuiniging van 300 mln.

    Gaat dat iets verbeteren? Drie maal raden ..

    BeantwoordenVerwijderen