Pagina's

vrijdag 8 maart 2013

Wat vindt de VNG van de nieuwe Jeugdwet?


De VNG ziet het ook helemaal zitten met de nieuwe jeugdwet (maar niet heus):
2012
(Dis)balans tussen verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Waar gemeenten door de wetgever een onbegrensde verantwoordelijkheid krijgen voor preventie, ondersteuning en hulpverlening, blijken de bevoegdheden bij de uitvoering van geestelijke gezondheidszorg en jeugdbescherming praktisch te ontbreken, waardoor de gemeente op belangrijke onderdelen buitenspel komt te staan.
Voor de onderwijssector geldt dat gemeenten ervan overtuigd zijn dat bij het vormgeven van zorg en ondersteuning aan jeugdigen een goede afstemming met het onderwijs noodzakelijk is. Wij hebben vragen bij de wijze waarop deze afstemming in de wetsbepalingen vorm heeft gekregen. Wij gaan hier onder in op de afzonderlijke sectoren.

Jeugd-ggz

Een van de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel is het onderscheid dat wordt gemaakt in de toegang tot de verschillende sectoren in de jeugdzorg. Het leidt ertoe dat niet de hulpvraag van ouders en kinderen centraal staat, maar het aanbod van de sector in hoge mate bepalend is voor de diagnose en de bijbehorende hulp.
Kinderen en ouders worden als het ware de koker van de betreffende sector ingezogen; helpt het niet of onvoldoende dan verlaten ze de koker en komen ze elders opnieuw in een koker, maar dan via een andere toegang. Koker in, koker uit.
Helaas houdt de wetgever deze sectorale toegang op onderdelen in stand. Per saldo verandert er weinig ten opzichte van de huidige situatie. De toegang tot de jeugd-ggz blijft zoals die nu is, via de huisarts. De één gezin, één plan-aanpak komt onder druk te staan nu het college geen bevoegdheden krijgt van de wetgever om te sturen op de inzet van de jeugd-ggz.
Bevoegdheden om inhoudelijke verantwoordelijkheden waar te kunnen maken ontbreken, waardoor belangrijke doelstellingen van de stelselwijziging (demedicalisering, normalisering en ontkokering) buiten zicht dreigen te raken.
Financieel is er zelfs sprake van een onmogelijke opdracht: colleges krijgen geen bevoegdheden te sturen op volumebeheersing, maar zijn wel financieel verantwoordelijk voor de kosten van een toenemend volume. Financiële en inhoudelijke verantwoordelijkheden en sturingsbevoegdheden zijn in disbalans. Ons oordeel is dat de wetgeving op dit punt ernstig in gebreke blijft.

Jeugdbescherming

Hetzelfde geldt voor de jeugdbescherming: de financiële verantwoordelijkheid wordt gedecentraliseerd naar gemeenten, de bevoegdheden gaan de facto naar een andere partij, in dit geval het rijk. Voor een goed begrip: maar een klein deel van de totale cliëntenpopulatie in de jeugdzorg krijgt te maken met een onder toezichtstelling (OTS).
De kinderrechter stelt de betreffende kinderen onder toezicht dan wel onder voogdij van een instelling (nu Bureau Jeugdzorg) en de instelling stelt een (gezins)voogd aan. Bij een OTS delen ouders het gezag met de gezinsvoogd, bij ontheffing en ontzetting krijgt de voogd het ouderlijk gezag.
De duur van een gemiddelde OTS bedraagt 2,9 jaar. Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wijst uit dat de OTS-gezinnen vaak kampen met een combinatie van ernstige problemen op de verschillende levensterreinen.
De wetgever stelt nu voor dat de voogdij wordt uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. Certificaten worden afgegeven door een door de minister van V&J aangewezen certificerende instelling. Gemeenten hebben geen invloed op dit proces (art. 3.2). De voogd bepaalt namens zijn werkgever (de gecertificeerde instelling) hoeveel en welke hulp er ingeschakeld moet worden en overlegt daartoe via een geprotocolleerde werkwijze met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft (art. 3.3).
Het college is verantwoordelijk voor de financiering van de inzet van de voogd en van de ingeschakelde hulp. Via een eveneens geprotocolleerd overleg met de Raad voor Kinderbescherming heeft het college een adviserende rol over keuze van de gecertificeerde instelling die de Raad in zijn rekest aan de rechter opneemt (art. 3.1).
Wij zijn van mening dat het college in het wetsontwerp Jeugdwet te weinig bevoegdheden krijgt om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en voor het voeren van een samenhangend beleid ten aanzien van jeugdbeschermingsmaatregelen (art. 2.1 1e en 3e lid) waar te kunnen maken.
Ook hier is sprake van disbalans tussen verantwoordelijkheid en bevoegdheid. Het college krijgt de rol toebedeeld van financier van de gecertificeerde instelling die feitelijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen, zonder te kunnen sturen op de te leveren kwaliteit vanuit een gecertificeerde instelling en zonder te kunnen sturen op samenhangende hulpverlening – het in de Jeugdwet genoemde ‘overleg’ noemen wij geen sturingsinstrument. Hetzelfde geldt voor de bepalingen ten aanzien van de jeugdreclassering.



U heeft dit openbaar een +1 gegeven. Ongedaan maken
Bestandsformaat: PDF/Adobe Acrobat - Snelle weergave
gemeenteraad nieuwe koers uit en vragen aanbieders, cliënten en .... over keuze van de gecertificeerde instelling die de Raad in zijn rekest aan de rechter ...
 

2 opmerkingen:

  1. Juist gezien van deze gemeentenvereniging:

    De fuik tot gedwongen kinderbeschermingsmaatregelen zonder deskundigheid en diagnostiek om zaken integraal te bekijken, zal, ja,
    zal leiden - middels insinuaties en smoesjes als basis voor werkgelegenheidsmandaten voor OTS en UHP en soms zelfs OZ - tot hoge kosten die gemeenten niet in de hand kunnen houden.
    Dat is BJZ, m.n. bureaujeugdzorg-werk, 'jeugdzorgwerk' ofwel 'gecertificeerde instelling'-werk.

    Het vaker genoemde Jeugdbeschermingsplan zal veel beter een filter tegen die fuikwerking van jeugdzorg zijn.
    Zagen de door BJZ gehersenspoelde of afgekochte beleidsmakers van of voor gemeenten dat nu maar in,... dan weten ze dat ze geen laagwaardige (niet-universitair geschoolden die de cli¨ent zelf onderzoekende) jeugdzorg van BJZ-niveau moeten inkopen, maar
    de huisarts als ingang moeten laten dienen voor mogelijke verwijzing naar een passende specialist.
    - Vrijwillige hulp via huisarts.
    - Meldingen via gespecialiseerde diagnostisch doelgroepcentra en het filter LMK » LCC » RvdK+ met diagnost (goedkoop Jeugdbeschermingsplan, veel minder dan € 3 miljard aan directe BJZ-kosten, en nog afgezien van gevolgschades).

    Doel:
    Zo veel mogelijk hulp aan huis bieden. Dus het kind zo min mogelijk belasten en beschadigen.

    Gemeenten, zie:

    http://www.jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2013/03/brief-aan-uw-gemeenteraadsleden.html

    (copi¨eer de link en plak in uw browser).
    HET KAN.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een opvattting van de 'Jeugdzorg' zoals die in de nieuwe jeugdwet gepropageerd wordt, zal zeker niet tot een daling van kosten leiden, zeker niet als de 'gecertificeerde instelling' om onderstaande onzin zowel een OTS wil hebben als een 'bijzonder curator', gelukkig beëindigde de kinderrechter de OTS in het gaval waarbij ik hier een letterlijk citaat uit de uitspraak d.d. 1-3-2013 van een rechtbank aanhaal:

    "....De stichting (BJZ) kan zich niet met het verzoek verenigen. De vader van KIND houdt elk contact met de stichting af en laat KIND niet met de gezinsvoogd of iemand anders praten.

    De stichting kan dus niet beoordelen of KIND zich daadwerkelijk prettig voelt bij de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de omgangsregeling. Zolang dit het geval is, moet worden aangenomen dat KIND nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Dat blijkt ook wel uit het verweerschrift van moeder.

    Omdat de juridische positie van de stichting door vader wordt miskend of zelfs ondermijnd, verzoekt de stichting de kinderrechter een bijzonder curator voor KIND aan te wijzen. Door gesprekken met KIND kan deze curator meer zicht krijgen op de belangen van KIND..." (HULDE aan die rechter, die NIET meeging met deze onzin van BJZ!!!)

    Met een redenering als bovenstaand zou men voor ieder kind een gezinsvoogd als bijzonder curator moeten hebben als ouders niet met BJZ willen praten en geen boodschap hebben aan hun opgedrongen 'hulp'.

    Het kind in bovenstaande kwesite maakte het heel goed, géén zorgsignalen....

    De OTS alleen is ca. 8000 € /kind/jaar en de kosten van de bijzonder curator zou ik ook niet weten, mar die liggen op het niveau van een advocaat-salaris....

    Ik herhaal nogmaals mijn opvatting, die gesteund wordt door diverse hoogleraren: OPDOEKEN BJZ en op de eerste plaats vrijwillige hulp door vrijwilligers, bij ernstig kind-gerelateerde problemen direct juiste diagnostiek door 'echte deskundige', die ouders hetzij via huisarts hetzij rechtstreeks kunnen benaderen.

    Er is dan géén 'indicatie door een sociaal werker' meer nodig om een kind naar een kinderpsycholoog te verwijzen....

    Die praktijk van BJZ komt voor mij over alsof je voor verwijzing naar een hersenchirurg een indicatie nodig hebt van de secretaresse van de huisarts....

    Goed praktijkvoorbeeld; huisartsenpraktijk Eudokia in Enschede: jeugdzorg zónder BJZ en direct juiste diagnostiek door echte deskundigen! (+ ZEER tevreden oduers en kinderen!)

    Nico Mul

    BeantwoordenVerwijderen