Bij het ministerieel antwoord in stuk:
1
Ontvangt u ook signalen over het te vaak (soms wel 10 jaar achter elkaar) verlengen van ondertoezichtstellingen (OTS'en)?
2
Deelt u de mening dat er een grens getrokken moet worden oftewel dat het maximumaantal OTS’en wettelijk vastgelegd dient te worden? Zo niet, heeft u andere mogelijkheden of alternatieven om de OTS’en die vele jaren achter elkaar worden verlengd te voorkomen? Zo ja, op welk termijn gaat u dit regelen en wat zou volgens u het maximumaantal moeten zijn? Is drie keer OTS volgens u een redelijk maximum?
3
Wat is uw oordeel over de praktijk dat een OTS telkens wordt verlengd door een organisatie die belast is met jeugdbescherming/pleegzorg, terwijl pleegoudervoogdij (in het belang van het kind) een beter alternatief is?
Ministerieel antwoord:
Antwoord vragen 1, 2 en 3:
Ik vind het van groot belang dat bij een ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel zoals de ondertoezichtstelling steeds zorgvuldig wordt afgewogen of de noodzaak voor de maatregel en eventueel een verlenging hiervan nog steeds aanwezig is.
Een wettelijke grens met een maximum aantal jaren voor de duur of het aantal verlengingen van de ots is daarbij niet gegeven, maar acht ik ook niet noodzakelijk. (Het kan ook niet omdat er zaken zijn waar OTS/UHP echt tot 18 à 23 jaar noodzakelijk is! Maar het zegt niets over de mate van degelijk onderzoek tot verlenging!)
Uiteindelijk gaat het om maatwerk waar per individueel geval steeds moet worden bezien wat de (on)mogelijkheden zijn. Uiteindelijk is het de kinderrechter die na zorgvuldige (Ahum?! De Staatssecretaris weet van de bedenkingen tegen BJZ en van het Jeugdbeschermingsplan van de SSF als tegenwicht, maar doet onnozel alsof het goed gaat in BJZ-motiveringen naar de rechter!) afweging van alle belangen een oordeel geeft over de noodzaak om de maatregel al dan niet te laten voortduren.
Zoals aangegeven in een brief aan uw Kamer van 7 januari 2013.1) wijzen de cijfers uit dat er nog altijd sprake is van een daling van het aantal ots-en evenals het aantal uithuisplaatsingen. (Er wordt zonder oog voor de daadwerkelijke knelpunten voortgeborduurd op het lage en bedenkelijke niveau van BJZ's, helaas. De rechter neem aan op geloof in BJZ.) (1 Kamerstukken II, 2012/13, 31 892, nr. 262)
Vraag 5
Welke maatregelen gaat u nemen om deze negatieve financiële prikkel weg te nemen voor organisaties die belast zijn met jeugdbescherming/pleegzorg, waardoor het belang van pleegkinderen prevaleert? ("Pleegkinderen" in de zin van mogelijk terugplaatsbare kinderen - hoop ik dat bedoeld wordt.)
Antwoord vragen 4 en 5
Een dergelijke praktijk is mij niet bekend en een teruglopende gemiddelde OTSduur duidt ook niet op een dergelijke praktijk. Daarnaast worden alle verlengingen getoetst
Vragen van het lid Ypma (PvdA) aan de staatssecretarissen van
Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
ondertoezichtstellingen die vele jaren worden verlengd (ingezonden 25 januari
2013).
1
Ontvangt u ook signalen over het te vaak (soms wel 10 jaar achter elkaar) verlengen van ondertoezichtstellingen (OTS'en)?
2
Deelt u de mening dat er een grens getrokken moet worden oftewel dat het maximumaantal OTS’en wettelijk vastgelegd dient te worden? Zo niet, heeft u andere mogelijkheden of alternatieven om de OTS’en die vele jaren achter elkaar worden verlengd te voorkomen? Zo ja, op welk termijn gaat u dit regelen en wat zou volgens u het maximumaantal moeten zijn? Is drie keer OTS volgens u een redelijk maximum?
3
Wat is uw oordeel over de praktijk dat een OTS telkens wordt verlengd door een organisatie die belast is met jeugdbescherming/pleegzorg, terwijl pleegoudervoogdij (in het belang van het kind) een beter alternatief is?
Ministerieel antwoord:
Antwoord vragen 1, 2 en 3:
Ik vind het van groot belang dat bij een ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel zoals de ondertoezichtstelling steeds zorgvuldig wordt afgewogen of de noodzaak voor de maatregel en eventueel een verlenging hiervan nog steeds aanwezig is.
Een wettelijke grens met een maximum aantal jaren voor de duur of het aantal verlengingen van de ots is daarbij niet gegeven, maar acht ik ook niet noodzakelijk. (Het kan ook niet omdat er zaken zijn waar OTS/UHP echt tot 18 à 23 jaar noodzakelijk is! Maar het zegt niets over de mate van degelijk onderzoek tot verlenging!)
Uiteindelijk gaat het om maatwerk waar per individueel geval steeds moet worden bezien wat de (on)mogelijkheden zijn. Uiteindelijk is het de kinderrechter die na zorgvuldige (Ahum?! De Staatssecretaris weet van de bedenkingen tegen BJZ en van het Jeugdbeschermingsplan van de SSF als tegenwicht, maar doet onnozel alsof het goed gaat in BJZ-motiveringen naar de rechter!) afweging van alle belangen een oordeel geeft over de noodzaak om de maatregel al dan niet te laten voortduren.
Zoals aangegeven in een brief aan uw Kamer van 7 januari 2013.1) wijzen de cijfers uit dat er nog altijd sprake is van een daling van het aantal ots-en evenals het aantal uithuisplaatsingen. (Er wordt zonder oog voor de daadwerkelijke knelpunten voortgeborduurd op het lage en bedenkelijke niveau van BJZ's, helaas. De rechter neem aan op geloof in BJZ.) (1 Kamerstukken II, 2012/13, 31 892, nr. 262)
In deze brief ben ik ook ingegaan op de vliegwielpilots die
beogen het aantal ondertoezichtstellingen verder te verminderen en de duur van
de ondertoezichtstelling te verkorten door de inzet van onder andere
familienetwerkberaden, eigen kracht centrales, Signs of Safety. (Hiermee toont de staatssecretaris zich
onnozel; al deze 'andere' hulpmiddelen worden nu gevoed door het speculerende
en bespelende niveau van BJZ. Er komt geen diagnost die zelf onderzoekt op
vragen van de eigen ouders - of enige diagnostische waarheidsvinding - aan te
pas. Het belang van het kind wordt niet uitgelegd, en wordt genegeerd.)
Daarnaast heb ik met provincies en stadsregio’s op 9 december
2011.2) afspraken gemaakt die eveneens zien op een verdere bekorting van de
duur van de ondertoezichtstellling. (De
gemeenten klagen dat ze geen zeggenschap hebben over de zaken die onder toezicht
zijn gesteld! Dat 'bekorten' gebeurt dus niet) (2
Kamerstukken II, 2011/12, 31 839, nr. 159)
Juist omdat het voor een kind en het gezin van groot belang is
om te weten waar het aan toe is, maakt het toekomstperspectief onderdeel uit
van het toetsingskader van het wetsvoorstel herziening
kinderbeschermingsmaatregelen.
Dit wetsvoorstel (http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm)
is door uw Kamer aanvaard en nu aanhangig in de Eerste Kamer.
In artikel 260 van het wetsvoorstel (http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm zie rechter kolom, art. 260 e.v.) is opgenomen dat bij de afweging over de verlenging van de ots door de kinderrechter wordt gewogen of ouders in staat zijn “binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen”.
In artikel 260 van het wetsvoorstel (http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm zie rechter kolom, art. 260 e.v.) is opgenomen dat bij de afweging over de verlenging van de ots door de kinderrechter wordt gewogen of ouders in staat zijn “binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen”.
Hiermee is expliciet niet gekozen voor een maximum aantal
verlengingen maar wel voor een procedure die voldoende (???)
waarborgen omvat om duidelijkheid te kunnen bieden over het toekomstperspectief
van het kind en het gezin. Daarnaast is in artikel 265j van het wetsvoorstel
bepaald dat als een ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing
langer dan twee jaar geduurd (een kind is pas na 5 jaar 'gewend' aan een pleegsituatie, dus
wordt hier niet naar kinderpsychologie maar naar BJZ-p.r. gekeken, wat kan
leiden tot voorbarige Ontzegging) heeft en er een
verlengingsverzoek komt, de Raad voor de Kinderbescherming een advies uitbrengt
met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling.
Op basis hiervan kan de kinderrechter beoordelen of de
ondertoezichtstelling nog aan de orde is dan wel dat de maatregel kan vervallen
omdat de ouders de noodzakelijke zorg aanvaarden of dat een gezagsbeëindigende
maatregel meer voor de hand ligt. In het advies van de Raad voor de
Kinderbescherming wordt expliciet ingegaan op de vraag of de
ondertoezichtstelling niet onnodig wordt verlengd 3). (3 Kamerstukken II,
2008/09, 32 015, nr.3)
Pleegoudervoogdij kan een goed alternatief zijn als terugkeer
naar het ouderlijk gezin niet verantwoord is. Ik wijs in dit verband ook op de
implementatie van de nieuwe methode voogdij, die medio 2012 van start is gegaan
en waarbij op basis van een perspectiefbijeenkomst in een vroeg stadium van een
voogdij met alle betrokkenen wordt gekeken naar (o.a.) de mogelijkheid voor de
pleegouders om het gezag over te nemen van het bureau jeugdzorg
(pleegoudervoogdij) en daarmee het belang dat het kind heeft bij continuïteit
in de opvoeding centraal te stellen. (Novembernummer van maandblad FJR, 2012
artikel 95, geeft nuance;
diagnostische waarheidsvinding is ontlastender dan BJZ-zorg en -beweringen.)
Vraag 4
Vraag 4
Wat is uw mening over de praktijk dat pleegoudervoogdij niet
wordt ingezet vanwege de financiële voordelen van het verlengen van OTS’en voor
de organisatie die belast is met jeugdbescherming/pleegzorg, waardoor
pleegouders en kinderen jaarlijks geconfronteerd worden met onzekerheid? (Dit is geen lekkere vraag,
omdat er niet gekeken wordt naar hoe de
eigen ouders ondersteunt en begeleid werden door BJZ om tot terugplaatsing
binnen 5 jaar te komen. De "onzekerheid" mag pas na 5 jaren en na
diagnostisch onderzoek en juiste voorbereiding van de eigen ouders ontnomen
worden, nog onder voorwaarden dat de eigen oudr(s) regelmatig contact hebben
met het kind vanwege het kennen van genetische afkomst. Dit mag de
jeugdzorgwerker niet op voorhand negeren!)
Vraag 5
Welke maatregelen gaat u nemen om deze negatieve financiële prikkel weg te nemen voor organisaties die belast zijn met jeugdbescherming/pleegzorg, waardoor het belang van pleegkinderen prevaleert? ("Pleegkinderen" in de zin van mogelijk terugplaatsbare kinderen - hoop ik dat bedoeld wordt.)
Antwoord vragen 4 en 5
Een dergelijke praktijk is mij niet bekend en een teruglopende gemiddelde OTSduur duidt ook niet op een dergelijke praktijk. Daarnaast worden alle verlengingen getoetst
(Nou
ja, 'getoetst', niet echt met diagnostische waarheid...) door
de kinderrechter. Dit is ook een waarborg om onnodige verlengingen te voorkomen
(dus niet).
TS
Uit de bijdrage aan het symposium (voorafgaand aan de oratie van prof. Weijers op 20 januari 2012) van prof. dr Caroline Forder (sinds 2010 hoogleraar Kinderrechten aan de Vrije Universiteit Amsterdam):
BeantwoordenVerwijderenBegin volgend jaar treedt een grote wet in werking met een nieuwe alomvattende regeling van de kinderbeschermingsmaatregelen. Er staat zeker een aantal nuttige en wenselijke wetswijzigingen in.
Toch zal die wet niet echt een oplossing bieden voor de veelvuldige verdragsschendingen (EVRM) die bij een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing om de haverklap aan de orde zijn.
Mijn hypothese is dat rechters bij de toepassing van de regels veel te onkritisch zijn en de daarop van toepassing zijnde verdragsbepalingen niet toepassen.
Vandaar mijn stelling: rechters stellen veel te veel vertrouwen in de raad voor de kinderbescherming - en de stichting Bureau Jeugdzorg, die het overigens pas echt bont maakt.
Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen w.o. OTS:
Verwijderenhttp://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.htm
links het oude, huidige 1e Burgerlijk Wetboek, en
rechts het aanstaande BW1
(www.wetten.nl > BW1, vinkjes weg, artikels naderhand aan te vinken bij BW1).
Er worden geen eisen gesteld aan opleidingen van diegenen die beslissen over OTS- en UHP-aanvragen! Het vervolg van BJZ (met nieuwe naam) beslist weer op antidiagnostische gronden met suggesties als 'bewijs'. Gemeenten (VNG) hebben op dit punt geen inspraak, maar betalen wel.
Er komt ook dwingende Opvoedondersteuning (evt. vooraf aan OTS).
IVRK art. 24 is niet (weegbaar) geïmplementeerd.
EVRK art. 6 en 8 zijn niet (weegbaar en orthopedagogisch) ge-implementeerd!
Het Jeugdbeschermingsplan zou veel beter werken en minder schade veroorzaken aan gezinnen:
https://www.dropbox.com/s/hjyxiropp33csur/2012-Verkort%20Jeugdbeschermingsplan-JzBlH.pdf !
Gespecialiseerde ingangen met 'zwaargewichten' die de cliënt daadwerkelijk zien en onderzoeken (advies van diverse wetenschappers) zijn beter.
Rechters laten specialiseren in herkennen van frauduleuze BJZ-aanvragen.
Thuis hulp verstrekken op pedagogisch positieve wijze door therapeuten werkt beter en is effectiever dan antizorg vanuit BJZ.
Wat een slap politiek correct geneuzel dit ( zowel de vragen, als de antwoorden ).
BeantwoordenVerwijderenDie types in Den Haag doen oh zo hun uiterste best om te praten over daadwerkelijke problemen te vermijden. Waarvoor zitten zij daar toch ??? Volksvertegenwoordigers me hoela.
Het kan zijn:
VerwijderenBJZ-vertegenwoordigers.