Pagina's

donderdag 14 juni 2012

Medische diagnose geen voorbehouden handeling


Publicatie Nr. 20 - 17 mei 2005
Jaargang 2005
Rubriek NieuwsrReflex

Het stellen van een medische diagnose moet geen voorbehouden handeling worden. Dit adviseert de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) aan minister Hoogervorst van VWS in het rapport ‘Medische Diagnose: kiezen voor deskundigheid’.

De minister vroeg de RVZ om advies nadat alternatieve beroepsbeoefenaren ten onrechte hadden geconcludeerd dat de actrice Sylvia Millecam geen borst-kanker had.{Vergelijkbaar met ‘diagnose’ in BJZ!}
Volgens de RVZ is de medische diagnose een lastig begrensbaar begrip, wat het juridisch ingewikkeld maakt er een voorbehouden handeling van te maken. Bovendien zou een wetswijziging veel bureaucratie met zich brengen omdat er voor beroepsbeoefenaren die onder verantwoordelijkheid van de arts werken voor elke vorm van diagnostiek regelingen moeten worden getroffen.

Omdat ondeskundige diagnostiek een groeiend maatschappelijk probleem kan gaan vormen, adviseert de RVZ een aantal maatregelen te nemen. De overheid zou ‘reclame’ kunnen maken voor de reguliere geneeskunde en in de Wet BIG zou duidelijker moeten worden omschreven welke deskundigheid de beroepsgroepen hebben op het gebied van diagnostiek. De RVZ pleit er ook voor om de sancties in het tuchtrecht te verhogen van die voor ‘overtredingen’ naar die voor ‘misdrijven’. De raad maant de minister tevens haast te maken met de regeling voor herregistratie van basisartsen. Een basisarts die zich alleen met alternatieve geneeskunde bezighoudt, verliest dan de titel ‘arts’.

Voor het geval de minister vindt dat er méér nodig is om diagnostiek door ondeskundigen aan te pakken, heeft de RVZ een juridisch en praktisch uitvoerbaar alternatief bedacht: het kan aan artsen voorbehouden blijven om een advies of oordeel te geven over een eerder door een (andere) arts gestelde diagnose. Dit maakt het voor niet-artsen onmogelijk om zo’n medische diagnose in twijfel te trekken. << EJP

Commentaar TJ:

- Het is dus de vraag of ook gezinsvoogden dan maar een diagnose mogen stellen?!
- Of teamleiders zonder de cliënt gezien te hebben??!!
- Mag een algemeen, door BJZ ingehuurd psycholoog een hechtingsstoornis ‘diagnosticeren’, zonder tests (zoals EAS geadviseerd door prof. F. Juffer op pag. 29 van http://media.leidenuniv.nl/legacy/researchmemorandum20106-beslissingenoverkindereninproblematischeopvoedingssituaties.pdf )?

BJZ-werkers zijn (nog) niet beroepsgeregistreerd, hebben geen beroepsethiek, zijn niet beëdigd (op de niet meer actieve gedragswetenschapper genoemd in artikel 1 UvbWjz na, door alternatiefstelling van art. 35 UvbWjz).

- Hoe ver mag een alternatieve ‘diagnost’ gaan, èn waar staat waaraan een diagnose  dient te voldoen zoals het vaststellen van ‘borderline’, ‘gedragsproblemen’, ‘hechtingsstoornis’, ‘parasietenwaan’, enz. (bij ouder of kind)?

- Mag deze alternatieve ‘diagnost’ dat zonder diagnostisch rapport te schrijven doen? Wetende dat BJZ aan de haal gaat met zogenaamde (laagwaardige) ‘diagnosen’! Eigenlijk kwakzalverij.

- Kan iemand ‘diagnosticeren’ die niet onder een tuchtrecht valt?  Zoals in BJZ/CJG.

- Mag dat dan ‘diagnose’ genoemd worden?  (Kan dit aan een geregistreerd diagnosticus gevraagd worden, officieel? – De Knoop adviseur?)

Dit is belangrijk: bij de te stellen voorwaarde in het advies aan de regering om een gedwongen maatregel zoals OTS en UHP enkel via een betrokken diagnost die aan z’n beroepseisen voldoet te laten toestaan in de aanvraag tot bijv. UHP of OTS.

Pas op want wanneer een gezinsvoogd officieel ‘geregistreerd’ heet te zijn, maar niet onder een normering valt die voldoet aan de WGBO of BIG(/NVO/NIP), dan moet er een goede definitie komen om ‘diagnose’ door een persoon die niet aan de WGBO voldoet (zoals BJZ) uit te sluiten.

De IVRK art. 24 spreekt over de ‘hoogst mogelijke mate’ van....


TJ

 

2 opmerkingen:

  1. Een goed voorstel aan de wets-ambtenaren van VWS en Justitie is het "onderzoek tot OTS" en erger enkel over te laten aan de Raad voor de kinderbescherming, met enkele voorwaarden:
    - de Raad dient vermeend onderzoek van AMK of BJZ of CJG met meer deskundigheid over te doen en de aan de Raad verstrekte gegevens te controleren op feitelijkheid en consequentie ten aanzien van het integrale ontwikkelingsbelang van het kind (gehechtheid, ‘kennen’ van genetische afkomst; voorkomen van verlatenheidssyndroom, loyaliteitsconflicten, minderwaardigheidscomplexen, PAS);
    - de Raad dient daarbij een hoogwaardig (beroepsgeregistreerd), toegesneden diagnost te betrekken (die werkt onder diens beroepsethiek, dus de cliënt ziet, en dus onder tuchtrecht ter correctie valt);
    - de Raad dient dit onderzoek onder normering en regelgeving te betrachten,
    - opdat er zo nodig met tuchtrecht gewogen kan worden;
    - Ook de behandelend Raadsmedewerker dient onder dit tuchtrecht te vallen;
    - De Raadsvertegenwoordiger dient op een rechtszitting kennis te hebben van de onderliggende case, kunnen uitleggen, en onder ede de inzet van de Raad moeten onderbouwen;
    - De Raad en de rechter dienen ruimte te geven aan de gezinsleden om bij verzet hun inzicht te motiveren tegenover die van de Raad/indiceerder, waarbij er op diagnostisch rapport of getuige-deskundige (mogelijk de diagnost) een afweging gemaakt kan worden in het integraal diagnostisch belang van het kind, ook de lange-termijn-effecten van dit belang;
    - hetwelk ‘diagnostische waarheidsvinding’ genoemd mag worden (IVRK 24) vanwege verderop genoemde reden.
    - Wanneer de Raad een extern deskundige inhuurt, moeten de onderzoeksvragen open zijn met het oog op integraal onderzoek, en de ouders moeten accoord gaan met de onderzoeks-vragen of aanvullende onderzoeksvragen mogen meegeven. Dit is nodig om niet door een sturende, beperkende vraagstelling van BJZ/CJG/RvdK een niet-valide diagnostisch rapport te verkrijgen; hetwelk nu wel gebezigd wordt bij BJZ/gezinsvoogdij.

    Omdat bedreigen van een kind reeds in het strafrecht kan vallen, maakt dat een kinderbeschermingsmaatregel meer via het strafrecht zou moeten worden gewogen.
    Het uithuisplaatsen van een bedreiger (want BW1:254, lid 1, noemt 'bedreiging' een reden tot OTS) ligt in de lijn.

    De jeugdhulp-ingang die de gemeenten gaan organiseren is breed aan problematiek. Niet alle kennis kan in deze ingang voorhanden zijn. Brede kundigheid is geen toegesneden deskundigheid, geen specialisme....

    Waar bij de ingang van het indiceertraject (veelal CJG) niet de nodige hogere kennis of deskundigheid bestaat tot het onderkennen van te vermoede gedragsproblemen of om deze uit te sluiten, moet deze ‘ingang’ kunnen doorverwijzen naar een (geregistreerd) diagnost of gespecialiseerd diagnostisch centrum.

    Laat dat niet een BJZ zijn die met z'n sociaal werkers beweert dat zij specialist zijn.
    Ouders: schrijf de politiek aan met onderbouwing van plannen tot verbeteren van het idee BJZ te laten bestaan!!!!!!!!!!!!!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het BJZ is zoiets als:
    “Komt een moeder met verkouden kind in de dokterspraktijk, en de doktersassistent ‘diagnosticeert’ reeds en stuurt ouder en kind weg met een chemokuur; dokter wordt niet gezien”.

    Zo werkt BJZ: speculatief indiceren.
    En na verkrijgen van OTS-mandaat wordt diagnostiek gesaboteerd. Hoe vaak je erom vraagt.

    De rechters slapen, zien niet om naar een rapport van een diagnost. Ook al beweert de gezinsvoogd onbe-edigd dat er een stoornis zou bestaan.
    http://ombudsman.vara.nl/media/87482 !

    BeantwoordenVerwijderen