Pagina's

donderdag 8 maart 2012

Antwoord op de Kamervragen van Nine Kooiman inzake Jeugdzorg

Geachte mevrouw Kooiman,

Ondanks dat u een ex-gezinsvoogd bent, zal ik trachten niet sceptisch te zijn.

Ik hoop concreet inhoudelijk te zijn.
U heeft, zoals ik reeds wist, Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris voor VWS, mevrouw drs. M. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

1. Wat is uw reactie op de uitzending van de VARA-Ombudsman over de macht van gezinsvoogden?

= Het verwonderde ons niets. We kennen vanuit de praktijk en vanuit de wetenschap hoe vaak met speculaties en insinuaties door indiceerders en gezinsvoogden van BJZ c.q. AMK het mis gaat, zonder enige diagnostieke grond te hebben. Ik ben wel benieuwd welke draai de staatssecretaris zal geven. Ik houd mijn hart vast.

2. Wanneer is het tuchtrecht geregeld voor beroepen in de jeugdzorg? Waarom laat het tuchtrecht in de jeugdzorg zo lang op zich wachten? Wat gaat u doen om dit traject te versnellen?

=  Het tuchtrecht zal niet kunnen starten wanneer er geen valide op diagnostiek niveau maatstaven zijn geschreven. In 1983 benoemde prof. Junger Tas reeds het gebrek aan objectieve maatstaven. Daarop volgden meer hoogleraren. Het tuchtrecht heeft regels op diagnostiek niveau nodig om het inspanningsverzuim door BJZ-werkers te kunnen toetsen.
  De manier waarop nu speculatief gewerkt wordt, geeft reeds aan dat de huidige maatstaf volstrekt onvoldoende is. En alhoewel Jeugdzorg Nederland zegt voorstander te zijn van tuchtrecht, heeft deze vereniging bepaalt niet meegewerkt. Er is zelfs een lobby bezig om het recht op jeugdzorg van de cliënt af te nemen en dit recht te geven aan  het bureau jeugdzorg die de indicatie doet, en als dat op dit niveau gebeurt, dan is dit verre van waar IVRK artikel 24 voor staat.
 
Sociaal werkers hebben geen jaren universitaire studie gedaan. En met enige weken les van een medicus kan men niet op het diagnostische niveau komen. Uitgesloten. Ook een evt. gedragswetenschapper die de cliënt niet ziet mag naar zijn beroepsethiek geen ernstig gevolg-hebbende adviezen geven, op het te lage niveau van signalering (veelal op roddel van derden - zoals school) door de indiceerder of gezinsvoogd.

Ik heb met besturen BJZ gesproken; er is een heilig geloof in deltamethode (een onderbuikgevoel en bespelen van ouders is niet een redelijke maatstaf), doch de fouten op de vloer komen niet tot de bestuurslaag. Er zal daaruit niets verbeteren.
.  Dit is het feitelijke, echte antwoord dat u dient te krijgen.

3. Welke extra scholing en ook eventuele permanente scholing zou een gezinsvoogd of voogd volgens u moeten volgen buiten de basis opleiding om? Bent u bereid om deze nascholing verplicht te stellen als de jeugdzorg over gaat naar de gemeenten?

= Geld stoppen in scholing van sociaal werkers is een bodemloze put. Met de bezuinigingen in het vooruitzicht is het goed juist hierop te bezuinigen en standaard aan gezinsdiagnostiek te doen bij een daartoe toegesneden deskundige of specialist. 
De indicerende taak van BJZ moet veel meer dan nu een doorverwijzende zijn. Uit de wetenschap die ik u en andere volksvertegenwoordigers gaf, blijke dat BJZ zelf niet zich mag verheffen tot het diagnostieke niveau.  

In de maatschappij begint een tegenzin tegen BJZ te komen, en terecht. 
Een “bedreiging”, genoemd in BW1:254, lid 1, kan door een andere actor komen dan de ouders; en de ouders kunnen een leuke, leerzame opvoedcursus volgen in plaats van OTS en UHP, met als vervolg evt. VIB.

Zelf heb ik zo’n cursus 2x gedaan, en daarnaast de VIA-cursus tot verkrijgen van een beginseltoestemming interlandelijke adoptie.

Ik heb bij een cliënt meegemaakt, enige maanden her, dat de gezinsvoogdes de moeder geen cursus -waarom gevraagd werd- aanbood, maar wel een tweede P.O. verplicht stelde (binnen een termijn van 1 jaar, wat niet mag) omdat de eerste twee psychiatrische rapporten te goed waren, rapporten die moesten aantonen dat moeder met een IQ van 110 niet voor haar kind zou kunnen zorgen; het heette dat ze leed aan ‘parasietenwaan’, alhoewel kort voor de UHP twee jaar terug bleek dat haar zorgvraag valide was: zij en haar kindje leden aan langdurige blootstelling van glaswolsplinters uit het ventilatiesysteem van het Rotterdamse huurhuis; ze is inmiddels verhuisd naar een schone woning, maar mag haar kind niet zien. Dat zou goed voor de hechting zijn (6-jarig!). Glaswol zou voor bewoners geen allergische reacties geven, maar enkel voor werknemers volgens  ARBOportaal en ARBOwijzer; werkgevers dienen hun werknemers te beschermen tegen blootstelling! Discrimineert de gezinsvoogdes hier nu enigszins of heel erg; tegenover de ervaringen die het kindje opdoet buiten de zorg van zijn moeder?

Voor een gezinsvoogd heet uithuisgeplaatst-zijn ‘veilig’, maar hoever rijkt uw kennis hoe een kind van 6 uithuisgeplaatst-zijn ervaart, met 6 overplaatsingen, seksueel betast zijn door een ouder pleegkind, geen diagnostiek of zorgaanbod (ook niet na een NIFPP-rapport dat diagnostiek aanbeval), doch wel wordt hem verteld dat ‘moeder beestjes ziet vliegen’ (vastgesteld is glaswol, maar daarover wil de gezinsvoogd niets horen!).   De gezinsvoogd suggereerde op de UHP-verlengingszitting dat ‘het kind hechtingsstoornis zou hebben (zonder diagnose) zodat het niet terug kon naar moeder’ (zonder diagnose en ik herkende geen signalen als enigszins deskundige):
kunt u de onzin hiervan herkennen of acht u dat een goede reden tot verdere UHP??? Dat vraag ik me af. De inspectie jz. doet op melding niets, omdat men aan meta-analyse doet en zo details per case niet goed ziet. Ze willen wel mijn meldingen meenemen in beleid. Er is daar te weinig tijd.
.  Antwoord op Kamervraag: scholing aan gezinsvoogden is nutteloos; laten zij effectief doorverwijzen.

Onder de Wet zorg voor jeugd zou er geen indicerende BJZ meer mogen bestaan tot reëlere veiligheid van kinderen. Laat een strafrechtelijke ouder maar het huis uit gezet worden. Kost minder bij effectieve, snelle diagnostiek.

Bij echte kindermishandeling is sprake van strafrecht, niet meer de civiele smoes van BJZ. Het kind voelt zich het veiligst thuis en ontwikkelt daar zich het best; die ouder die strafrechtelijk aangepakt kan worden mag het huis uit. Dat ziet u toch met uw opleiding ook??? 

  
4. Bent u het met de SP eens dat het gezinsvoogdijwerk een zeer zwaar beroep is en dat nieuwe gezinsvoogden dus voldoende tijd en ruimte moeten hebben om zich goed in te werken, dus dat nieuwe gezinsvoogden bijvoorbeeld moeten beginnen met een lagere caseload en regelmatig meeloopt met een ervaren gezinsvoogd? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit ook standaard gebeurd? Zo nee, waarom niet?
 

= Gezinsvoogd zijn behoeft geen zwaar beroep te zijn wanneer men meer echte diagnostiek en echte hulpverlening aan huis toe zou staan. Dan wordt de taak teruggebracht tot het uitvoeren van het case-managerschap, coördinatie. Er hoeft minder tijd besteed te worden aan het verzinnen van leugens, insinuaties over ouders en vermeend gedrag van ‘t kind.
De gedragswetenschapper uit UvbWjz artikel 1, en niet meer 35, ziet de cliënt toch niet en kan op laag-niveau-signalen geen diagnose geven. Feit.

Waar ik met ouders, gezinsvoogd en gedragsdeskundige tezamen heb gesproken, bleek dat de gedragsdeskundigen mijn inbreng onderschreven, en vervolgens ging de gezinsvoogdes op eigen houtje de afspraken ‘vergeten’ (of negeren), en kwam het niet tot een adoptiedeskundige diagnose, en werd de geadopteerde hulpmijdend gemaakt totdat –bij één- een kortgeding leidde tot een ad hoc intentieverklaring tekenen onder het oog van de rechter om direct alsnog voor een diagnose te zorgen. Ouders hebben met mij een jaar lang gevraagd om diagnostisch handelen, en achteraf via een tuchtgang tegen een door BJZ ingehuurde psycholoog bleek dat alle partijen bedonderd waren door de gezinsvoogd: inspanningsverzuim omdat deze gezinsvoogd dacht te kunnen denken en het beter te weten dan adoptieouders en ik met mijn netwerk.

Ik ben betrokken geweest bij Vedivo en de lagere caseload, omdat het daardoor al mis leek te gaan in de jeugdzorg (platform SCJF). Het gaat m.i. nu om de mentaliteit en BJZ-opleiding (De Gezinsvoogd Als Jongleur).   
.  Het antwoord doet er niet toe. Ook zgn. ervaren gezinsvoogden doen het regelmatig niet goed. Bespaar op BJZ!

5. Bent u bereid om ervoor te zorgen dat ouders ook de mogelijkheid krijgen om, net als bij het verslag van de Raad voor de Kinderbescherming, een reactie mee te sturen aan de rechtbank als reactie op het hulpverleningsplan van de gezinsvoogd en dat ouders van deze mogelijkheid op de hoogte zijn? Zo nee, waarom niet?

= Dat mogen ouders al, en in het Plan van aanpak staan vakjes waar ouders hun inzichten kunnen inbrengen, maar studie laat zien dat de gezinsvoogd deze inbreng polariserend naar de reeds vastliggende conclusie redigeert. Rechters hebben in hun korte tijd voor een familiezaak geen tijd om een puzzel op te lossen: enerzijds een wollig verhaal van BJZ en ergens tussen de producties zit dan een bijlage van de ouders die veroordeeld zijn (in insinuatie) door de zgn. professional. Weet u wat professional kan betekenen? Het zou kunnen dat het deskundige betekent, maar een sociaal werker is niet op nodig niveau deskundig genoeg, en het kan betekenen dat men zijn brood eraan verdient.  We horen al decennia dat de jeugdhulpverlening wil “professionaliseren”, maar dat kan niet zonder universitair traject van jaren en supervisie op niveau.

6. Kunt u aangeven hoeveel tijd kinderrechters hebben in totaal voor de behandeling van een (gezins)voogdijzaak? Bent u bereid om kinderrechters meer tijd te geven voor de behandeling van zo’n zaak? Zo nee, waarom niet?

= Het lijkt wel of BJZ dossier dik maken om de rechter de tijd te geven in tijdnood te komen. Met een diagnostisch rapport en door ouders ondertekende (voor accoord) onderzoeksvragen aan de diagnost, kan BJZ aantonen dat het z’n best heeft gedaan. Dit uit zich ook in de vinger op de zere pols leggen: de bedreiging het huis uit sturen, naar een cursus, zoals ook slechte weggebruikers dat moeten, en het kind in zijn als vertrouwd en veilig ervaren thuis te laten, zo nodig met ambulante hulp. Dat kost rechters minder tijd en is meer valide tegenover het kind (IVRK 24).

7. Wat gaat u doen om te komen tot een eenduidige en goede klachtenafhandeling in de jeugdzorg, conform de aangenomen motie Langkamp? (Kamernummer: 31866-7 Motie Langkamp over een eenduidige interne klachtenafhandeling bij de Bureaus Jeugdzorg:
eenduidige klachtafhandeling in één trans.)

= Klachten worden defensief behandeld door BJZ. Zie Nationale ombudsman, zaak 2011/241, welke nu nog loopt met ingrijpen van de inspectie.  
We zien bij klagen dat vaak de omgangs- of bezoekregeling beperkt wordt als straf (voor het kind als eerste).
  Wanneer er een klachtonderdeel enigszins gegrond wordt geadviseerd door de commissie, dan wordt toch nog zelden een effect verkregen. We krijgen de indruk dat BJZ een klacht niet ziet als een leermoment. (http://dl.dropbox.com/u/2479159/DWDD%20met%20Korver-%20WSG.wmv).
.  Het platform SCJF had reeds de politiek geadviseerd om tot een in tweede aanleg provinciale klachtencommissie jeugdzorg te komen (beroepsmogelijkheid). Deze kan met in het achterhoofd BW6:162 en de Beginselen van behoorlijk bestuur een klacht wegen. Bij tuchtrecht en klachten zijn valide regels zoals Normen2000 een vereiste. Zeker waar een OTS en een UHP een uiterste zouden moeten zijn, wat niet gepraktiseerd wordt door huidig BJZ. OTS en UHP worden te gemakzuchtig verkregen, zien we. De wetgeving Wjz is verzwakt.

Ik hoop dat u ziet dat het beter is om andere Kamervragen te stellen. Meer in de zin van een indicerende toegangspoort die niet zijn eigen vlees keurt, maar doorverwijst zonder bevoegdheid tot OTS en UHP-verzoeken. Laat deze overgang tussen vrijwillige zorg en gedwongen maatregelen over aan de Raad voor de kinderbescherming, zoals dat onder regelgeving was in 2003/2004. Laat BJZ buiten dit overgangsveld!


Bezuinig op BJZ en pleegzorg om alle kinderen, die niet echt gediagnosticeerd zijn, terug te plaatsen naar huis, met evt. hulpverlening.*

Dan komen pleeggezinnen vrij voor echte pleegopvang! En minder zorg buiten huis is goedkoper en beter voor de ontwikkeling van het kind.
Let ook op dat het beschuldigen aan ouders in consequentie (= OTS e.d.) door het kind gevoeld wordt, ook al is het via non-verbale houdingen en emotie. Een kind is geneigd de schuld bij zichzelf te zoeken, en is niet goed voor zelfvertrouwen.  Het is nogal wat voor ouders om voor een niet-door-BJZ-herkende gedragsoorzaak het kind te verliezen aan ondeskundigen, want zonder diagnostiek en daarop gebaseerd behandelplan moet men wel spreken van kwakzalverij aan ‘jeugdzorg’. Dat baart zorgzame ouders zorgen!

Bezuinigen in deze zin leidt tevens tot mindere gevolgschades. Daarom zijn de noten in http://dl.dropbox.com/u/2479159/Jur.Gehechtheid-artik.TjS-Juffer%20%2BLAVA11.pdf interessant, zoals over PAS als effect van verkeerde uithuisplaatsingen.

Laat BJZ zich echt toeleggen op de weinige Savanna-zaken, waar die gezinsvoogd geen kennis/deskundigheid (volgens WGBO, zelf zien van cliënt door specialist) inriep, niet aan nul- en na-metingen deed.

Ik hoop u zo geholpen te hebben aan een betere jeugdzorg dat leidt tot het niveau van IVRK 24 (en het Haags adoptieverdrag waar ook aan adoptiejeugdzorg gedacht behoort te worden).

Met Marianne Langkamp had ik reeds besproken hoe i.p.v. BJZ men kan komen tot doelgroep-deskundigencentra, zoals Hoksbergen een IBAP voorstelde voor de doelgroep adoptie- en pleegkinderen. Waar ook mogelijk (autonoom) hechtingsgestoorde kinderen gediagnosticeerd kunnen worden.
De CJG’s kunnen toch niet alle deskundigheid voor adoptieproblematiek in huis nemen, met meer dan 400 gemeentes. Ze zullen ook moeten doorverwijzen.




Redactie Dark horse: naam afzender van deze mail bekend bij de redactie

1 opmerking: